Mijn zoon van tien schrijft ‘van’ met een ‘f’ – fan dus. Maar soms ook met een ‘v.’ Hij vindt spelling iets wat enkel is uitgevonden om de juffen bezig te houden. ‘s Nachts ligt hij lang wakker omdat er allerlei ‘brieven in zijn buik zitten’ die hij eerst nog moet ‘openen’ voor hij kan slapen. Die brieven staan vol vragen als ‘hoeveel minuten gaan er in een schrikkeljaar?’ Lezen doet hij niet graag, behalve de Donald Duck en de ‘Nesjenesjieolkreffic junior’ (National Geographic Junior).

Pratend vanuit zijn bed probeert hij me regelmatig van mijn werk te houden door me te verleiden met allerlei bijzondere feiten uit dit tijdschrift: spinrag dat eigenlijk sterker is dan touw, wat je moet doen als je uitgeput midden in de jungle terechtkomt en niet meer kunt lopen. Op school houdt hij een spreekbeurt over de Eerste Wereldoorlog.

Op de tussentijdse spellingstoetsen van Cito haalt hij ondertussen de allerlaagste scores. Voor woordenschat weer de hoogste. Lezen doet hij redelijk en zijn rekenprestaties schieten dan weer omhoog en dan weer omlaag.

Mijn zoon is volgens de juf heel snel afgeleid en te weinig gemotiveerd. Zijn handschrift is verschrikkelijk en zijn schriften onverzorgd. De kantlijnen staan vol tekeningen; van een verdrietige pen bijvoorbeeld, of een sigaretten rokende schoorsteen.

Omdat de school de opvallend uiteenlopende Cito-scores van mijn zoon slechts ter kennisgeving aanneemt, besluiten wij zelf iets te proberen. Acht weken lang laten we hem een concentratietraining volgen (iedere week vier keer een kwartier zeer frustrerende opdrachten maken op de computer). De juf neemt dit wederom ter kennisgeving aan. Ze praat er niet over met mijn zoon noch met de Mijn zoon moet gewoon beter gaan opletten en beter zijn best doen.

‘Ongevoelig, betweter, koud, agressief’

In het artikel schetst Johannes Visser het stereotype beeld van de hoogopgeleide ouder - drs. Verbree, Ir. Hoogendoorn, Prof. dr. Meppelink.- die als de dood is dat zijn of haar kind straks vmbo-advies krijgt en dus alles op alles zet om een hoger schooladvies in de wacht te slepen.

De allerengste categorie waar je als ouder in kan worden geplaatst is die van de ‘de kwelgeest’

Het is een karikatuur die je ook terugziet in de die een aantal jaren geleden door het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap aan scholen werd verstrekt en in veel docentenkamers hangt. Ouders worden op die poster, onder andere op basis van hun opleidingsniveau, in zes categorieën opgedeeld. Onder deze karikatuur staat vervolgens hoe je als docent het beste met dit type ouder om kunt omgaan.

De allerengste categorie waar je als ouder in kan worden geplaatst is die van de ‘de kwelgeest’ (hoogopgeleid). Een kwelgeest ‘voelt zich gekwetst, miskend door de houding van school en eigen ervaringen met onderwijs, stelt als kritische consument het feilen van de school aan de kaak, is voor het schoolteam een ongeleid projectiel, is tevreden als de school door het stof moet, zich moet verantwoorden voor niet-optimaal functioneren.’ Kenmerken: ‘ongevoelig, betweter, koud, agressief, conflicterend, ‘vechter,’ theatraal, ongeduldig.’

Twee niveaus lager? Het is ook moeilijk

Deze karikatuur lijkt, in ieder geval op de openbare basisschool van mijn zoon, graag door de docenten te worden ingezet als ouders hun zorg uitspreken over de schoolprestaties van hun kinderen. En wat ik hierover is onze school

Toen de rekenprestaties in een van de klassen op onze school bij de Cito-toets lager uitvielen, lag dat per definitie niet aan het onderwijs: groep zeven is een moeilijk jaar, niet iedereen kan naar het vwo, lieve ouders. Dat laatste is natuurlijk waar, maar als kinderen opeens één of twee niveaus zakken ten opzichte van vorig jaar, moet er volgens het Cito worden uitgezocht wat de reden hiervan is en een ‘handelingsplan’ worden opgesteld.

Ook in het geval van mijn zoon is er weinig ruimte voor discussie. ‘Zou er mogelijk sprake kunnen zijn van dyslexie?’ opper ik voorzichtig. Het antwoord van de docent is helder: voor nader onderzoek moet hij minstens op twee taalonderdelen de laagste score halen. Dat is nu slechts op één onderdeel het geval. Dit is het protocol.

Dat een van mijn andere zoons er pas op de middelbare school dankzij een oplettende docent Nederlands als mogelijk dyslect werd uitgepikt en dat na onderzoek inderdaad bleek te zijn, doet niet ter zake. En dat is gek: dyslexie is erfelijk bepaald.

Als ik in de categorie ‘Supporter’ (laagopgeleid) van de ‘herken-de-ouder-poster’ was gevallen, had ik braaf afgewacht wat er van mijn zoon terecht zou komen. Maar ik ben - inderdaad- een beetje bang voor het mogelijke vmbo-advies dat hem te wachten staat. Ik denk dat er meer in zit. Hij scoort niet consequent laag, hij scoort vooral raar. Op zijn minst aanleiding om eens even goed naar deze jongen te kijken. Daarbij: hij zal niet de eerste in de familie zijn wier intelligentie verkeerd werd ingeschat. Mijn opa (arts) moest volgens zijn bovenmeester naar de Mijn vader (Ir) naar de Mulo.

Waarom ik me er niet bij neerleg

En dus ga ik me niet klakkeloos neerleggen bij de resultaten van de Cito-scores en het oordeel van docenten die niet verder lijken te kunnen denken dan het protocol. Noem me een snob, ik wil zeker weten dat er niet iets over het hoofd wordt gezien. Ik wil graag een advies van een deskundige die naar meer kijkt dan alleen de gemeten Cito-resultaten. Hoe hoog is zijn IQ? Is hij misschien toch dyslectisch? Als het vmbo na zo’n onderzoek echt het beste voor hem blijkt te zijn, dan zal ik me daar zeker bij neerleggen.

Dat ik hierdoor als ‘Kwelgeest’ kan worden bestempeld neem ik voor lief. Soms moet je dat zijn; zonder deze mentaliteit had het leven van mijn vader en mijn opa er misschien heel anders uit gezien. Ik prijs mezelf vooral gelukkig dat ik het me kan veroorloven zo’n deskundige in te schakelen. Je krijgt zo’n onderzoek namelijk niet vergoed van de verzekering.

En dat is misschien wel het schrijnendste van dit verhaal. Het had allemaal niet zo ver hoeven komen als ouders niet zouden worden gezien als een stel lastpakken met hoge eisen wier grillen je zo goed mogelijk moet zien te managen.

Want dat is denk ik de grootste misvatting: dat je ouders moet managen. Ouders willen niet gemanaged worden. Het zijn geen ‘onderwijsconsumenten.’ Ze willen dat hun kind wordt gezien en dat er geluisterd wordt naar hun zorgen. En met luisteren bedoel ik niet de vaardigheden die je leert op een communicatietraining – ‘ik hoor wat u zegt’ of ‘ik zie dat u boos bent.’ En ik bedoel ook geen enquête - ‘wat vindt u van de school?’

Als ouder hoop je dat de docent zichzelf, naar aanleiding van jouw verhaal, vragen stelt: Moet er misschien worden afgeweken van het protocol? Werkt de gehanteerde onderwijsmethode wel zo goed? Heb ik wel goed genoeg naar het kind gekeken? Focus ik niet te veel op zijn of haar de negatieve kanten?

Ik vermoed dat als docenten dit soort echte betrokkenheid tonen en hun antwoorden goed onderbouwen, de ouders ook wel weer uit de loopgraven komen waarin ze nu misschien beland zijn. En dan zijn ze wellicht ook veel meer bereid om te accepteren dat vmbo soms echt het beste is voor hun kind; zelfs drs. Verbree, Ir. Hoogendoorn en Prof. dr. Meppelink.

Deze column is geschreven door Marilse Eerkens.

Maar wat als úw kind naar het vmbo moet? Het is het doemscenario van menig ouder: uw kind krijgt een lager advies dan u voor uw kind in gedachten had. Bijna de helft van de basisscholen ervaart dan ook druk om een hoger niveau-advies te geven. Een aantal dat alleen maar toeneemt, nu de eindtoets minder belangrijk wordt. De gevolgen? Meer zittenblijvers, vollere bijlesklassen en drukke examentrainingen. Lees het stuk hier terug