Waarom de docent van de toekomst geen robot is
Een toekomst waarin robots werk van mensen overnemen is allerminst denkbeeldig, zei minister Asscher (Sociale Zaken) onlangs. In het onderwijs lijkt die trend geheel afwezig, er is eerder een lerarentekort. Toch rijst de vraag: hoe moet de docent omgaan met verdergaande technologisering?
Afgelopen week kreeg één op de zeven Nederlanders een bezorger met een pakje aan de deur. Althans, als het ze lukte op tijd voor Sinterklaas aan de deur te kloppen. Want nog nooit eerder bestelden mensen zoveel van hun sinterklaasgeschenken online.
Postorderbedrijf Amazon heeft dan ook inmiddels robots in dienst die bestellingen uit het magazijn bij elkaar kunnen zoeken. Die pakketjes zouden in de nabije toekomst bezorgd kunnen worden met de zelfrijdende auto waar Google al miljoenen kilometers mee proefreed. Als dat dan nog nodig is, want Amazon heeft aangekondigd de pakketten binnen vijf jaar door drones te willen laten bezorgen.
De lijst van banen die door robots vervangen kunnen worden kan naar believen worden uitgebreid – en dan hebben we het over andere technologische toepassingen als de smartphone en kunstmatige intelligentie nog niet gehad. Een toekomst waarin robots het werk van mensen overnemen is allerminst denkbeeldig, zei ook minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Lodewijk Asscher tijdens een congres eerder dit jaar in Den Haag.
Toch kopt een krant nooit: ‘MASSAONTSLAGEN DREIGEN IN ONDERWIJS.’
Integendeel, in het onderwijs wordt juist een lerarentekort verwacht. Dat probleem wordt steevast gepresenteerd als een tekort aan de aanbodkant, nooit als een teveel aan de vraagkant. Nu al weet het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat er in 2025, ceteris paribus, 6500 leraren extra nodig zijn in het basisonderwijs en dat er in het schooljaar 2016-2017 ruim 1500 fulltime docenten extra nodig zijn in het voortgezet onderwijs.
En dus stelt het ministerie 200 leraren in het basisonderwijs een baangarantie in het vooruitzicht, en om hen voor de klas te houden kunnen docenten in het voortgezet onderwijs sinds kort een promotiebeurs aanvragen. Alles wordt in het werk gesteld om krapte op de arbeidsmarkt op de korte termijn op te lossen.
Eén essentiële vraag wordt nooit gesteld: hebben we al die leraren wel nodig?
Lessen veranderen, systemen blijven hetzelfde
De opkomst van de videorecorder betekende dat de docent zo nu en dan een lompe televisiekar het lokaal binnenrolde die de les overnam. Het internet zorgde voor een zee aan instructievideo’s die leraren als huiswerk opgaven of, wanneer de lesvoorbereiding erbij is ingeschoten, tijdens de les opzetten. De smartphone bracht onder andere de apps Socrative en Kahoot!, waarmee docenten quizjes kunnen maken die hun leerlingen via hun telefoon invullen. De docent kan zo precies zien welke leerlingen de lesstof nog niet beheersen en daar zijn les op aanpassen.
Sinds vandaag heeft ook onze laatste leerling thuis een computer met internet, dus de helft van u zullen we volgend jaar niet meer terugzien
Voortdurend passen docenten nieuwe technologieën in hun lessen in en besteden zo een deel van hun onderwijs uit aan televisie, computer of smartphone. De les is veranderd, maar het schoolsysteem met zijn klassen, lesuren en lokalen is grotendeels ongewijzigd gebleven.
Dat is niet zo vreemd. Stelt u zich een minister voor die in overleg met de vakbonden stelt: ‘Philips heeft sinds kort een betaalbare videorecorder op de markt. We kunnen het aantal lesuren wel halveren.’ Of, een aantal decennia later, een rector die aan het eind van het schooljaar zijn personeel toespreekt: ‘Sinds vandaag heeft ook onze laatste leerling thuis een computer met internet, dus de helft van u zullen we volgend jaar niet meer terugzien.’
En al zou een minister of schoolleider het onderwijs ingrijpend willen veranderen, dan nog is er een praktisch probleem: een schoolgebouw heeft muren en die muren bakenen veelal een groot aantal gelijke lokalen af, die alleen verschillen in de posters die er aan de muur hangen. Wil je het klassieke onderwijs doorbreken, waarin een vaste klas les heeft tijdens een afgebakend lesuur in een vast leslokaal, dan loop je met het hoofd tegen de muur.
Menselijk contact
Het kan zijn dat u nu driftig naar beneden hebt gescrolld om bij te dragen. ‘Maar onderwijs draait ook om menselijk contact!’ Ik ben het volledig met u eens. Onderwijsfilosoof Gert Biesta (Universiteit van Luxemburg) stelt in zijn laatste boek The Beautiful Risk of Education, dat komend voorjaar in vertaling verschijnt, dat onderwijs altijd drie doelen dient: kwalificatie, socialisatie en subjectwording. Bij kwalificatie draait het om het opdoen van kennis en vaardigheden die je in je latere leven nodig hebt. Socialisatie is de vorming tot lid van een gemeenschap, het overnemen van bestaande normen en waarden. Bij subjectwording draait het juist om de persoonlijke vorming tot een zelfstandig, verantwoordelijk en kritisch individu.
Video, internet, apps, het zijn technologische ontwikkelingen die behulpzaam kunnen zijn op het gebied van kwalificatie. Of het nu gaat om een documentaire die ik laat zien, een instructiefilmpje werkwoordspelling, of een app die spelling toetst, keer op keer is het doel dat leerlingen kennis en vaardigheden opdoen door middel van die technologieën. Van de socialiserende boodschap die zo’n methode impliceert, dat een leerling geen anderen nodig heeft om verder te komen, kun je je zelfs afvragen of die wel wenselijk is.
Socialisatie en subjectwording draaien om hoe je je verhoudt tot anderen en jezelf, tot mensen, en die maken het domeinen die inherent menselijk zijn. Gaat het om socialisatie en subjectwording, begrippen die zich veel moeilijker laten meten, dan kan de docent de wedstrijd tegen de technologie met dubbele cijfers winnen.
Kan, schrijf ik, want zullen docenten die wedstrijd ook winnen?
Is de docent wel beter dan een computer?
Ik denk dat docenten te vaak niet veel meer zijn dan een trage computer of slecht functionerende robot. Zo worden zij ingezet, omdat examenresultaten en doorstroomcijfers voor schoolleiders en de Onderwijsinspectie belangrijker zijn dan het ontwikkelen van een kritisch denkvermogen en leren omgaan met elkaar. Zoals docenten René Kneyber en Jelmer Evers in Het alternatief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs schrijven: ‘Hoe de leraar kan worden gemanipuleerd om de beste prestatie te leveren is in het neoliberale perspectief de heilige graal. In deze visie is de docent niet langer een professional, zelfs niet eens meer een uitvoerder; voor de neoliberaal is de leraar een gedresseerde aap die dan weer uit angst voor de stok en dan weer voor een handje nootjes dansjes doet voor het orgel.’
Maar de docent gaat zelf ook niet vrijuit.
Veel docenten volgen het lesboek van a tot z, omdat anders de toetsstof niet op tijd af is. Aan het begin van iedere les moeten de boeken en schriften op tafel, worden oefeningen gemaakt en nagekeken, aan het eind van de les gaat de bel. En dat acht lesuren op een dag, vijf dagen in de week. En als er dan eens een lesuur over is zo voor de vakantie, als er iets ‘leuks’ kan worden gedaan, dan gaat de beamer aan en schelt uit alle lokalen de laatste dvd van Jochem Myjer. Blijkbaar is de docent niet interessant genoeg.
Of neem de ‘doorgeslagen toetscultuur’ waar zo tegen geageerd wordt. Uit een klein onderzoek dat ik uitvoerde op mijn eigen school bleek dat docenten veel meer toetsen wanneer zij vrij worden gelaten in het aantal toetsen dat zij in een schooljaar mogen geven.
Ik kan legio voorbeelden geven, maar de strekking blijft dezelfde. Docenten gedragen zich te vaak als een trage computer, een slecht functionerende robot, als de aap van Kneyber en Evers. Het is dan ook niet zo gek dat leerlingen hun docenten helemaal niet als mensen zien. Leerlingen kijken me verschrikt aan wanneer ze erachter komen dat ik op vrijdagmiddag met de in hun ogen wat stijve collega’s Veen, Looman en Van Dieren in de kroeg zit. In hun ogen kijk ik het hele weekend toetsen na of bereid ik lessen voor, of verdwijn ik simpelweg in het luchtledige zodra ik mijn laatste les heb gegeven.
Lastig om bevlogen te kunnen zijn
Hoewel ik dus geen ontmenselijking maar juist een vermenselijking van ons onderwijs bepleit, wil ik niet de beste vriend zijn van mijn leerlingen en highfivend door de gangen lopen. Leerlingen moeten mij gewoon aanspreken met ‘meneer’ en ‘u.’ Noch wil ik de psycholoog zijn die aan ieder tienerprobleem een mentorgesprek van twee uur wijdt. Een band met een klas moet een middel zijn om het beste uit mijn leerlingen te halen, geen doel op zich. En hoewel ik kennisoverdracht soms uitbesteed aan computer of smartphone is dit ook geen pleidooi voor de docent als coach.
Wat dan wel?
Een band met een klas moet een middel zijn om het beste uit mijn leerlingen te halen
Dit is een pleidooi voor de docent geschiedenis die zelden het lesboek gebruikte en voortdurend met de klas in discussie ging, over de voordelen van het communisme, de huidige politiek of de kledingsmaak van Napoleon. De docent economie die niet alleen vertelde over Keynes en de anticyclische begrotingspolitiek, maar je ook leerde hoe je een stropdas moest knopen voor een belangrijke zakenlunch. De docent voor wie de informatie in het boek het vertrekpunt en niet het eindpunt was van zijn onderwijs. Docenten voor wie ik harder werkte omdat ik meer wilde weten of omdat ik hen niet teleur wilde stellen, niet omdat het huiswerk elke les gecontroleerd werd.
Niet voor niets stelt de Nieuw-Zeelandse socioloog John Hattie dat de band die een docent met zijn leerlingen heeft een van de belangrijkste variabelen voor succes is.
Dat zijn de leraren die we ook in de toekomst nodig hebben. Bevlogen docenten die niet van toets naar toets leven . Anders dan de coach heeft de bevlogen docent inhoud. Hij is ergens bevlogen over. Dat hij leerlingen motiveert is geen doel, maar slechts een bijverdienste van zijn inhoudelijke enthousiasme.
Maar voor die docenten is weinig ruimte. Een fulltime docent geeft al snel les aan ruim tweehonderd leerlingen, acht klassen, die elkaar veelal om de vijftig minuten afwisselen. Dat maakt het lastig ieder uur bevlogen voor de klas te staan. En zoals ik aan het begin van dit essay schreef, zal het systeem niet zo gemakkelijk veranderen. Een plotselinge ingrijpende vermindering van de lestaak komt voor als absurd, en docenten die al jaren niet anders doen dan uit het boek werken, zullen niet plotsklaps veranderen in bevlogen leraren.
Maak de docent uniek
Laat de toekomst van de docent daarom beginnen bij de docenten van de toekomst. Een beginnend docent moet nu vrijwel direct evenveel lessen geven als zijn collega die al veertig jaar voor de klas staat. Gevolg is dat die docent zich allerlei trucjes aanleert, en aangeleerd krijgt, om zich door al die lesuren heen te slaan. Zo heb ik woensdag het zesde uur, wanneer ik lesgeef aan havo 3, omgedoopt tot Saaie Woensdag. Leerlingen weten dat ze op Saaie Woensdag oefeningen moeten maken, hun mond moeten houden en dat we aan het eind van het uur nakijken. Het is de eenvoudigste manier om in het systeem les te geven.
Een flinke vermindering van het aantal lesuren dat een beginnend docent geeft, van het aantal lesuren dat ik geef, kan een vruchtbare voedingsbodem blijken voor onderwijs dat niet gebaseerd is op overleven, maar op bevlogenheid.
De lerarenopleiding zou daar op aan moeten sluiten. Op die opleiding kreeg ik als eerste les mee dat leerlingen niet langer dan tien minuten hun aandacht bij het verhaal van een docent kunnen houden. Dat heb ik altijd een vreemde opmerking gevonden, omdat diezelfde leerlingen prima uren achtereen geboeid een film kunnen kijken en ook in het theater gerust hun aandacht twee uur lang bij een voorstelling houden, terwijl er bij een film of toneelvoorstelling nog minder sprake is van interactie.
Het gevolg van die eerste les is dat studenten op de lerarenopleiding vooral geleerd wordt wat effectieve leesvaardigheidsdidactiek is, hoe je kunt differentiëren bij schrijfonderwijs en hoe je orde moet houden. Niet zo’n wonder dat leerlingen hun aandacht niet langer dan tien minuten bij het verhaal van hun docent kunnen houden: het is leraren nooit geleerd hoe zij hun leerlingen kunnen boeien zónder leuke werkvorm.
Dáár zou de lerarenopleiding zich op moeten richten, zodat de docent van de toekomst meer is dan een trage computer of een slecht functionerende robot. Want ja, wij hebben al die leraren nodig, maar alleen als zij zelf weten waarom zij nodig zijn.