Kom maar door met dat vrouwenquotum
Over iets meer dan een jaar moeten de 108 grootste Duitse beursgenoteerde bedrijven minstens dertig procent vrouwen in hun raad van commissarissen hebben, las ik kort geleden. Het quotum is bedoeld om het aantal vrouwen aan de top te vergroten – om emancipatoire redenen, maar vooral omdat het zonde is al dat hoogopgeleide talent niet te benutten. En ook omdat bedrijven met een diversere boardroom zowel financieel als organisatorisch beter zouden presteren.
Landen als Noorwegen, Italië, België en Frankrijk hebben soortgelijke quota. Nederland heeft een ‘streefgetal’ van eveneens dertig procent; minder dwingend, in de meeste landen is de weerstand tegen quota dan ook ‘groot,’ aldus de krant.
Dat geldt niet alleen voor de top van het bedrijfsleven. Een paar weken terug woonde ik een debat bij over beeldvorming en vrouwen in de media, onder de noemer ‘The Female Gaze.’ Ik was vooral geïntrigeerd door de titel; de term hoor ik vaker de laatste tijd en ik was benieuwd wat er nou precies mee werd bedoeld. De ochtend liep uit op een debat over de wenselijkheid van quota – een gemakkelijker onderwerp misschien, omdat harde cijfers en percentages veel objectiever en duidelijker lijken dan zoiets zachts en vaags als beeldvorming, de vrouwelijke blik en beeldcultuur.
Zaal en podium waren goed gevuld met – voornamelijk vrouwelijke – televisie- en filmmakers. Iedereen leek het erover eens dat het goed zou zijn als er meer vrouwen op televisie kwamen in niet-stereotiepe rollen en als er achter de schermen meer vrouwen machtsposities zouden bekleden. Maar een quotum – voor het aantal vrouwen bij de omroep, aan de top van productiebedrijven, aan tafel bij De Wereld Draait Door – dat hoefde nou ook weer niet. ‘Als we ons gewoon allemaal bewust zijn van onze eigen vooroordelen, dan zijn we al een heel eind,’ was ongeveer de conclusie.
Ja, een quotum heeft iets geforceerds: maar soms moet je de dingen ook forceren wil je iets in gang zetten
Die huiver is niet vreemd. Het heeft iets geforceerds, een quotum, iets tegennatuurlijks. Er is het risico van weerstand en terugslag: wellicht wordt een ‘excuustruus’ minder serieus genomen. Het voelt ook oneerlijk – tegenover mannen vooral. En bovendien: wie is de overheid om te bepalen hoe ik mijn raad of bedrijf of televisieprogramma het beste kan invullen?
Ik begrijp al die tegenwerpingen. Daar komt bij dat ik me afvraag of de noodzaak van een quotum en van het aantal vrouwen aan de top, de meest interessante discussie is die er over de positie van de vrouw te voeren valt. Wie zegt dat een topfunctie zaligmakend is? Dat arbeidsparticipatie in de hoogste regionen het einddoel van de emancipatiestrijd is?
Toch, de voornaamste reden voor de breed gedragen quotumweerstand lijkt me subtieler en banaler: namelijk, het idee dat zulke verandering ‘vanzelf’ moet komen. Als je gewoon hard werkt, goed je best doet en erover blijft praten, dan kom je er wel, dat idee. Als we ons allemaal bewust zijn van de heersende patronen, dan zullen we vast vanzelf de beslissingen nemen die nodig zijn om die patronen te doorbreken. Zeker als we ons doordringen van het feit dat diversiteit uiteindelijk beter is voor een bedrijf; niets zo’n goede motivatie als de jaaromzet.
En die aanname is voor mij precies de reden om tóch voor een wettelijk verplicht quotum te pleiten. Want grote veranderingen komen meestal niet ‘vanzelf.’ Daar zijn debat, protest én wetgeving voor nodig. De huidige situatie – er zijn meer hoogopgeleide vrouwen dan mannen, maar die vrouwen bekleden aanzienlijk minder topfuncties – kwam tot stand dankzij eeuwen geïnstitutionaliseerd seksisme. Met een beetje goodwill, bewustzijn en hard werken loop je zo’n achterstand niet in.
Zoals de Amerikaanse denker Stanley Fish het twintig jaar geleden verwoordde in een essay over affirmative action voor Afro-Amerikanen aan Amerikaanse universiteiten: discriminatie bevecht je alleen met discriminatie. De gevolgen van discriminatie los je niet op door simpelweg niet meer te discrimineren, want ‘de erfenis ervan leeft voort in de gedachte- en handelingspatronen die inmiddels zijn ingebed in de samenleving. Herstel vergt actief ingrijpen, en actief ingrijpen zal altijd discriminerend zijn’ – maar dan de andere kant op. Maatregelen dus.
Mensen zijn gemaksdieren. Wanneer we niet gedwongen worden dingen anders te doen, kiezen we automatisch voor de status quo, al onze goede bedoelingen ten spijt. En de onzichtbare hand van de markt die ons ertoe zou aanzetten rationele beslissingen te maken blijkt al een poosje niet te bestaan. Ja, een quotum heeft iets geforceerds: maar soms moet je de dingen ook forceren wil je iets in gang zetten. Gemak dient de mens lang niet altijd.
Een wettelijk vastgelegd quotum en sancties voor wie zich daar niet aan houdt, zouden dat laten zien: dat er moeite en hard werk en beleid voor nodig zijn om structurele ongelijkheid te veranderen. Dat we niet geneigd zijn ‘vanzelf’ over onze eigen schaduw heen te stappen.
Als we daar eenmaal van doordrongen zijn, dan kunnen we het vervolgens misschien eindelijk eens hebben over zaken die eindeloos boeiender zijn. Zoals die mysterieuze female gaze.