Een keer trek je de conclusie: ook de deeleconomie is een illusie
In 2010 publiceerde schrijfster en consultant Rachel Botsman het boek What’s Mine is Yours. The Rise of Collaborative Consumption. Daarin vierde ze de opkomst van een relatief nieuw fenomeen: collaboratieve consumptie, wat later bekend zou worden als de deeleconomie. Dankzij nieuwe technologie – het internet, 2.0 – konden mensen diensten en goederen aanbieden en afnemen zonder tussenkomst van bedrijven. EBay, Craigslist, Airbnb en Zipcar: allemaal waren het peer-to-peer-diensten die de manier waarop we consumeren radicaal zouden veranderen. Met als gevolg: minder verspilling, meer flexibiliteit, meer autonomie – een waar paradijs.
In 2014 ziet Botsman de zaken anders. De deeleconomie is een modieus begrip, maar de realiteit erachter blijkt minder rooskleurig dan ze vier jaar geleden nog dacht. En Botsman is niet de enige: kritiek op de deeleconomie – of beter, op wat daarvoor door wil gaan – lijkt soms haast net zo alomtegenwoordig als speculaties over de revolutionaire mogelijkheden ervan ooit waren. Zo kort geleden nog maar.
Wat eens privé en sociaal was, verandert in publieke handelswaar
Meer en meer mensen vragen zich af wat een dienst als Airbnb of Uber eigenlijk nog met delen te maken heeft. Op zulke platforms wordt immers niet gedeeld, maar gewoon gehandeld. De websites zelf nemen weinig verantwoordelijkheid, maar bepalen wel de condities waaronder gebruikers elkaars diensten afnemen, en verdienen geld aan de onderlinge ruilhandel. Dit geldt natuurlijk niet voor alle deeleconomische initiatieven – maar wel voor de grootste, en dus de meest in het oog springende.
In de Tegenlicht-aflevering Hoezo samen delen?, die afgelopen zondag werd uitgezonden, noemde Botsman haar jongere zelf dan ook ‘naïef’: ze had deze marktwerking niet zien aankomen. Haar relaas, en dat van anderen in de uitzending, wordt getekend door desillusie.
Omdat zogenaamde deelplatforms zich ontpoppen tot monopolisten die lonen omlaag drijven en hun gebruikers weinig rechten geven.
Maar ook omdat de deeleconomie niet de altruïst in ieder van ons wakker heeft gemaakt, maar eerder de kapitalist. Zoals Michel Bauwens, oprichter van de P2P Foundation, het tegenover Tegenlicht verwoordt: ‘Vroeger had ik mijn extra kamer gewoon ter beschikking gesteld aan vrienden en familie. Nu verhuur ik ’m liever aan een vreemde, want dan kan ik er nog wat mee verdienen. Wat eens privé en sociaal was, verandert in publieke handelswaar.’
Het is een deceptie, maar geen heel nieuwe. Dat ‘de markt’ lange tentakels heeft die overal doordringen, was al langer bekend. En dat de grootse beloftes van nieuwe technologieën net zo vaak niet als wel worden ingelost, dat zouden we onderhand toch ook moeten weten.
In feite spiegelt het verloop van het denken over de deeleconomie – belofte, enthousiasme, teleurstelling – dat van het internet in het algemeen. Ook dat zou aanvankelijk een democratisch medium worden waarop mensen zonder eigenbelang zouden peer producen, waar iedereen even belangrijk zou zijn en waar informatie vrij zou stromen. Een hippieparadijs, dat al snel verwerd tot een gewoon aards domein, waar een paar grote spelers de markt domineren en we met onze privacy betalen voor ‘gratis.’
De deeleconomie pakt minder utopisch uit dan gedacht – ik vind het bewonderenswaardig dat Botsman haar voortschrijdend inzicht kenbaar maakt, maar echt verrassend is het niet. Dat we er zo verbaasd over zijn – dat we er elke keer weer intrappen, met die grote, onschuldige, hoopvolle blauwe ogen van ons – dát is pas echt verbazingwekkend.