De dag dat leren nadenken te duur werd bevonden

Rob Wijnberg
Oprichter

Je moet er maar op komen: jezelf in 1973 als eerste universiteit in Nederland vernoemen naar een persoon, daarvoor de naam kiezen van de beroemdste filosoof die Nederland ooit heeft voortgebracht en dan, ruim veertig jaar later, *tromgeroffel*:

Laat het niet horen.

Het lot van de Rotterdamse filosofiefaculteit werd bezegeld in een brief aan alle studenten en docenten, waarin decaan Jack Vromen de reden van de opheffing uit de doeken doet. Kort samengevat: leren nadenken is te duur bevonden. Of anders gezegd: de faculteit schrijft rode cijfers, omdat veel studenten filosofie als tweede studie kiezen en de overheid – u weet wel: de overheid die ‘excellentie’ en ‘ambitie’ hoog in het vaandel draagt – financiert tweede studies niet. In plaats van op zoek te gaan naar manieren om het gat van 300.000 euro per jaar – want zo groot is het tekort – op te vullen of anderszins te verkleinen, wordt doodleuk de hele studie geschrapt.

De onrendabele droomstudie, een teken des tijds

Zelf heb ik drie studies – bedrijfskunde, Nederlands, toneelschool – gedesillusioneerd en diplomaloos verlaten voordat ik uiteindelijk bij filosofie terechtkwam, aan de Universiteit van Amsterdam, waar overigens ook al in wordt gezet.

Daar, in de Oudemanhuispoort, in het centrum van de hoofdstad, kwam ik erachter dat filosofie in min of meer alle opzichten een droomstudie is: kleine klassen, intrinsiek gemotiveerde medestudenten, uitzonderlijk betrokken docenten en één van de weinige opleidingen waar je niet alleen leert nadenken, maar ook leert schrijven, daar bijna alle tentamens in essayvorm dienen te worden gemaakt.

Universiteiten zijn diplomafabrieken voor de arbeidsmarkt geworden, geobsedeerd met het afleveren van lopendebandwerkers voor de kenniseconomie

Filosofie was, kortom, in zo’n beetje alle opzichten het tegendeel van de studie bedrijfskunde, waar ik één van de zeshonderd notulerende studienummers in een volgepropte collegezaal was, luisterend naar een docent waar ik nooit mee zou praten, om precies datgene te onthouden waarmee ik een zesje zou halen op het aankomende multiplechoicetentamen.

Dat bedrijfskunde niettemin een numerus fixus heeft, omdat de studenten rijendik aan de poort staan voor een toekomst als manager bij een multinational, terwijl de filosofiefaculteit in Rotterdam haar 51 eerstejaars moet mededelen dat de stekker uit hun onrendabele opleiding wordt getrokken, is een treurig teken des tijds.

Een tijd waarin universiteiten diplomafabrieken voor de arbeidsmarkt zijn geworden, geobsedeerd met het afleveren van lopendebandwerkers voor de kenniseconomie. En geef ze eens ongelijk: ze worden betaald per instromende student en aantal afgeleverde diploma’s – op rendement dus.

Studenten, op hun beurt, denken vaak precies zo: ze struinen studiebeurs na studiebeurs af, op zoek naar de stand die hun met glanzende flyers het beste ‘arbeidsmarktperspectief,’ het ‘hoogste starterssalaris’ en de meeste ‘baangarantie’ in het vooruitzicht stelt. Of je ook iets léért is de vraag niet, als je er maar iets mee wórdt.

‘Het begin van wijsheid is dat je jezelf kent,’ aldus...

Dat de geesteswetenschappen hier uiteindelijk het slachtoffer van zouden worden, was al duidelijk vér voordat de UvA en de Erasmus hun respectievelijke faculteiten op de schop besloten te nemen. Zelf voelde ik het in ieder geval al aankomen toen ik als filosofie-alumnus van de UvA een paar jaar geleden werd uitgenodigd om als ‘succesvol filosoof’ aan de nieuwe studenten uit te leggen wat je daar nu eigenlijk ‘mee kan worden,’ die studie filosofie. Mijn antwoord luidde destijds: iemand die begrijpt dat ‘wat je ermee wordt,’ de verkeerde vraag is als je je afvraagt of je filosofie moet studeren.

Academisch onderwijs, de geesteswetenschappen in het bijzonder, gaat niet over wat je ermee wordt, maar wie je ermee wordt

En achter dat antwoord sta ik nog steeds. Want academisch onderwijs, de geesteswetenschappen in het bijzonder, gaat niet over wat je ermee wordt, maar wie je ermee wordt. Studies als filosofie of geschiedenis leren je een manier van denken en zijn – geen manier van doen. Van filosofie bijvoorbeeld word je iemand die denkwijzen kan ontleden en doorgronden en zodoende bovengemiddeld veel empathie kan opbrengen voor hoe andere mensen de wereld zien.

Wát je daarmee wordt?

Tsja, wat hebben mensenrechtenactivist Martin Luther King Jr., paus Benedictus XVI, mega-investeerder George Soros en komiek Ricky Gervais nog meer gemeen dan dat ze allemaal filosofie hebben gestudeerd? En dat ze zodoende een net iets gevoeliger radar ontwikkelden voor wat rechtvaardigheid, universele menselijke behoeften, een gat in de markt of humor en ironie zouden kunnen zijn?

Maar ja, probeer dat maar eens in een brochure over arbeidsmarktpotentieel te verkopen. ‘Een baangarantie geeft de studie filosofie niet, maar er is een kans dat je er paus of komiek mee wordt. (Noot: als je nu denkt ‘dat is toch hetzelfde?’, dan is filosofie echt iets voor jou!)’

Met het verdwijnen dan wel inkrimpen van twee filosofiefaculteiten in één maand, wordt in ieder geval duidelijk dat er iets grondig mis is met de manier waarop we ons academisch onderwijs waarderen. Natuurlijk, er moeten mensen worden opgeleid voor de beroepen waar morgen behoefte aan zal zijn. Maar er moeten ook mensen worden opgeleid die kunnen bedenken waar morgen behoefte aan zou moeten zijn. Mensen met historisch besef, de capaciteit tot het stellen van grote vragen en het vermogen tot het formuleren van grote antwoorden. Geesteswetenschappers, kortom, die zich niet afvroegen wat maar wie ze wilden worden.

Of zoals een grote Nederlandse filosoof ooit zei: ‘Het begin van wijsheid is dat je jezelf kent.’

Benieuwd of ze aan de Erasmus Universiteit straks nog weten wie dat was.

Correctie: Eerder noemde ik het aantal van zeven eerstejaars filosofie aan de Erasmus Universiteit, gebaseerd op een telling van de studiedatabase studiekeuze123.nl. Dat is onjuist. Het zijn er momenteel 51.

Lees ook: