Zo kan de vakbond wél een grote toekomst tegemoet zien
Minister Asscher (Sociale Zaken, PvdA) riep de vakbonden vorige week op tot ‘meer actie’ voor de positie van flexwerkers. Maar jongeren en flexwerkers zien de bonden zelden nog als belangenbehartigers. Ik sprak de vernieuwers binnen de vakbeweging en kwam drie ideeën tegen die de vakbond opnieuw relevant kunnen maken.
Het is een donderdagavond in oktober, kwart over zeven. Tussen de Dordtse flatgebouwen in een tl-verlicht zaaltje wordt thermoskankoffie in kleine kopjes op schoteltjes geschonken. De beamer staat aan, klaar voor de powerpointpresentatie van Robbert Coenmans (29), voorzitter van FNV Jong.
Onderwerp: jeugdwerkloosheid.
‘Het had wel een beetje voller mogen zijn,’ mompelt een dame in een blauw vest, terwijl ze achterin plaatsneemt. Om halfacht, als Coenmans aan zijn praatje voor de samenwerkende FNV-bonden in Dordrecht begint, zijn er niet meer dan twintig mensen aanwezig. Het publiek bestaat vooral uit mannen die de AOW-leeftijd zijn gepasseerd.
Ik vraag mijn buurvrouw in het blauwe vest of er ook jongeren lid zijn in Dordrecht. ‘Dat weet ik niet. Ik zie ze nooit. Ik hoop het wel.’
Jan van de Zedde (63), bestuurslid van Abvakabo FNV Dordrecht en Zuid-Holland-Zuid, doet enkele huishoudelijke mededelingen. ‘We zullen binnenkort de overstap maken van postbrieven naar e-mail. Maar geen zorgen voor degenen die geen internet hebben, daar wordt een oplossing voor gezocht.’
Tijdens de borrel achteraf vat een Dordts lid het samen: ‘We zijn een bejaardenclub. En over tien jaar zijn we uitgestorven.’
De macht van een steeds kleiner wordende vereniging
Hoewel recente cijfers een lichte stijging in het aantal jonge leden laten zien, blijft vergrijzing een probleem binnen de vakbonden. Het aandeel 65-plussers in de vakbonden is in vijftien jaar tijd verdubbeld naar 17 procent, terwijl het aandeel jongeren onder 25 jaar is gehalveerd in diezelfde tijd naar 4 procent. Zelfs de leeftijdsgroep die midden in het werkende leven staat, 25- tot 44-jarigen, laat in zowel absolute aantallen als in de organisatiegraad afweten.
Waar is deze terugloop aan te wijten? Ik vraag het jongeren bij het ReflexLAB, een denktank over flexwerken georganiseerd door de jongerenvakbonden, FNV Jong en CNV Jongeren.
Ze verwijzen unaniem naar het standaardbeeld van de vakbond als saai, grijs en weinig invloedrijk. Een bobobedoening. Een club van hesjes en fluitjes op het Malieveld. Een norse dinosaurus die de hakken in het zand zet. Deelneemster Jacintha Baas (22, geen lid): ‘Bij cao-onderhandelingen gaat het altijd van: werkgever links, werknemer rechts, en dan nu knokken. Heel negatief. Ik heb het idee dat de vakbonden helemáál niet begrijpen wat ik wil.’
En dat terwijl de bonden vrij veel macht hebben in ons land. Het komt politiek Den Haag vaak goed uit om sociaaleconomische hoofdpijndossiers af te schuiven op de vakbonden en werkgeversorganisaties. Denk aan de verhoging van de AOW-leeftijd, die vrijwel geheel voorgekookt was in de vergaderzaaltjes van de sociale partners. Zo speelt een steeds kleiner wordend groepje mensen een flinke rol in de politieke besluitvorming rondom bijvoorbeeld ontslagrecht, pensioenleeftijd, flexcontracten en minimumlonen.
Tot zover het verhaal dat we al kennen: de vakbond loopt langzaam op zijn einde. Maar hoe denken jongeren en andere vernieuwers binnen de vakbeweging erover? Ik maakte een rondgang langs een aantal bonden. Hoe zouden zij de vakbond van morgen inrichten?
1. Weg met het defensieve activisme, op naar een constructieve toon
Eerst ga ik langs bij de jongerenbonden, FNV Jong en CNV Jongeren. Zij organiseren onder andere brainstorms over flexwerken, het ReflexLAB, en over pensioenen, het PensioenLAB, waar ze jonge leden én niet-leden opleiden tot heuse arbeidsmarktkenners en vervolgens laten nadenken over dilemma’s binnen hun pas verworven expertise.
Voor de jongeren is het duidelijk. De activistische vakbond van de stakingen en protesten is verleden tijd. Leden hebben daar ook geen zin meer in, zijn er zelfs een beetje bang voor. ‘Getagd worden in een foto van de vakbond op Facebook, mij niet gezien, hoor! Mijn werkgever hoeft me niet te linken aan de vakbond,’ vertelt Jorien van der Heijden (31, geen lid) in de pauze van een PensioenLAB-bijeenkomst.
Getagd worden in een foto van de vakbond op Facebook, mij niet gezien, hoor! Mijn werkgever hoeft me niet te linken aan de vakbond
Na een ReflexLAB-avond, waar twee vakbondsvoorzitters en een vertegenwoordiger van VNO-NCW een avond met elkaar in discussie gaan over flexibele contracten en cao’s, spreek ik Jasmijn Koets (28, geen lid). Zij vond het een weinig inspirerend debat: ‘CNV en FNV, maar ook de werkgeversvertegenwoordigers, zetten steeds hun hakken in het zand. In elk debat komen dezelfde argumenten terug, het is een herhaling van standpunten in plaats van het zoeken naar oplossingen. Als de vakbonden niet vooruitstrevender en constructiever worden, zie ik weinig toekomst voor ze.’
‘Daarom vind ik het ReflexLAB zo leuk,’ vult Jacintha Baas aan. ‘We zitten niet vast in dat saaie script van werkgevers versus werknemers. Na deze masterclasses mogen we zelf met compleet nieuwe ideeën komen in plaats van ons alleen maar af te zetten tegen de status quo.’
FNV Jong-voorzitter Robbert Coenmans herkent de frustratie over het defensieve taalgebruik van de vakbonden. ‘Je zou zo een random FNV-persberichtenkoppengenerator kunnen maken. Met woorden als ‘dolkstoot’ en ‘uitgebuit’ en ‘worden genaaid’ en zo. En dan hoef je maar één keer te klikken en tadaa: je hebt je verontwaardigde persbericht,’ grapt hij.
Moe van de vijandige verhoudingen tussen werkgevers en werknemers en verveeld door de voorspelbare afwijzing van de vakbonden van nieuwe plannen, snakken de jongeren in de vakbond naar een opbouwende toon. CNV Jongeren is bijvoorbeeld zeer kritisch over de nieuwe Participatiewet, maar zet ook werkgevers in het zonnetje die het wél goed doen. En de jongeren van het Pensioen- en ReflexLAB brengen hun nieuwe ideeën heel pragmatisch bij werkgevers, vakbonden én sociale instanties aan de man.
2. Vervang het langdurige lidmaatschap door een community light
De tweede aanwijzing voor een nieuwe vakbond komt van vakbondmedewerkers zelf. Charita Dundas (31), arbeidsjuriste bij FNV Jong, bekent dat ze nooit naar een lokale FNV-avond gaat: ‘Ik ben weleens uitgenodigd. Maar dat wordt zo’n avond oeverloos praten, zonder resultaat – mij niet gezien.’
Eén vast avondje in de week naar een vakbondsbijeenkomst gaan, daar trek je geen leden meer mee. In Dordrecht hadden ze al tien jaar geen jongere meer gezien op een bijeenkomst. In de Gooi en Vechtstreek werd vroeger rustig met dertig vertegenwoordigers vergaderd over ‘de actualiteit,’ waarbij degenen die het hardste riepen vaak het laatste woord hadden.
‘Voorheen bepaalde een grote laag bestuurders wat het beleid zou worden. Vakbondsleden mochten ermee instemmen. Maar nu zie je dat dat verandert. Ideeën en oplossingen worden door de leden aangedragen, de vakbond ondersteunt met kennis en kunde,’ analyseert kaderlid Rivka Hut-Joosten (42) van FNV Gooi en Vechtstreek.
Nu wordt de Gooi en Vechtstreek door de FNV gelauwerd als de succesvolste FNV Lokaalafdeling. In een zaaltje op loopafstand van station Hilversum organiseren ze zeer specifieke werkgroepen. Zowel mensen van de werkvloer, uit de managementlagen van het bedrijfsleven én vakbondsmedewerkers met arbeidsmarktexpertise gaan samen om tafel. Waarom dat zo goed werkt?
Communities light: geen bestuurders die beleid van bovenaf bepalen, maar leden die worden opgeleid tot experts en meedenken over nieuwe oplossingen
‘Het thematische aspect zorgt ervoor dat mensen zich betrokken voelen, omdat we ons bijvoorbeeld alleen op thuiszorg richten. En we zijn heel laagdrempelig: ook niet-leden mogen meepraten. Daar zit écht de toekomst in, die bijdragen van onderaf,’ zegt Hut-Joosten.
Het doet denken aan de denktanks die de jongerenbonden organiseren: ook met een duidelijke focus, met een kortdurende verbintenis, en toegankelijk voor niet-leden. Coenmans: ‘Voor meedoen met de denktanks is lidmaatschap geen voorwaarde. Het gaat erom dat we jongeren spreken.’
Communities light. Zo noemt het Sociaal en Cultureel Planbureau deze bijeenkomsten met weinig verplichtingen in zijn recent gepubliceerde rapport. Belangrijkste verschil met de oude vakbondsbijeenkomsten: een sterke lokale of inhoudelijke focus, bottom-up en constructief. Geen bestuurders die beleid van bovenaf bepalen, maar leden die worden opgeleid tot experts en vervolgens meedenken over compromissen en nieuwe oplossingen. Dankzij de sterke thematische of lokale focus voelen mensen zich snel verbonden. De vakbond als paternalistisch vertegenwoordiger maakt plaats voor een faciliterende gespreksleider.
3. Leg de nadruk op digitale inspraak en hulpverlening
Ten slotte een idee dat opborrelde bij zowel jongerenbonden als ‘grotemensenbonden,’ bij leden en niet-leden. Mits goed uitgevoerd kan een goede app of website de lijntjes binnen de vakbond korter maken, of dat nu gaat om ledeninspraak of een snelle helpdesk.
De rechtsbijstand van grote vakbonden kan bijvoorbeeld nog een stuk sneller, vindt FNV Jongs arbeidsjuriste Charita Dundas. ‘Omdat we bij FNV Jong een kleine organisatie zijn, kunnen we leden vrijwel direct te woord staan. Daar kunnen de grote vakbonden nog wel wat van leren. Soms duurt het daar twee weken voor je respons krijgt. Een schande. Helemaal als je veel geld betaalt voor zo’n lidmaatschap.’
Omdat we bij FNV Jong een kleine organisatie zijn, kunnen we leden vrijwel direct te woord staan. Daar kunnen de grote vakbonden nog wel wat van leren
Niet alleen de rechtsbijstand heeft te lijden onder de zware organisatie die de vakbond is geworden. Ook ledeninspraak is tijdrovend. Bestuurder van FNV KIEM Caspar de Kiefte (50) vindt dat de vakbond nog te gelaagd is. ‘Als je een beetje gehoord wilt worden, beland je noodgedwongen in een heel vergadercircus, gevangengenomen door de hoeveelheid tijd die je kwijt bent aan vergaderen met vakgroepen, beroepsgroepen, sectorraden, bondsraden, bondscongressen en bondsbesturen. En daar gaat het ook nog maar weinig over de inhoud. De belangrijke beslissingen worden nog altijd in de top genomen.’
De vele bestuurslagen zijn problematisch voor ledenvertegenwoordiging én voor effectieve individuele hulp. Dit wordt al gedeeltelijk aangepakt door fuseringen binnen de bonden. Ook de sterk inhoudsgerichte bijeenkomsten kunnen lijntjes naar boven verkorten.
Maar volgens Anna Grebenchtchikova (24), werkgroepvoorzitter Pensioenen bij CNV Jongeren, kunnen we nog veel meer commissies, groepen en besturen schrappen. ‘Tegenwoordig zit iedereen met z’n mobieltje voor z’n neus. We kunnen veel makkelijker onze achterban bereiken via sociale media of apps en daardoor meteen horen wat onze leden vinden. Zo wordt de vakbond veel flexibeler en hebben leden meer invloed.’
De mening horen van de leden over nieuw arbeidsmarktbeleid? Kan via Facebook of een andere app. Standaardvragen bij rechtshulpverlening? Kunnen makkelijk online worden beantwoord.
Op naar Shell
Terug naar Dordrecht. Vijftig jaar geleden was iedereen nog gewoon lid, zo wordt mij melancholisch onderwezen tijdens de borrel achteraf. Je ging naar je eerste baantje en je vader drukte je op het hart: ‘Je wordt toch wel lid, hè?’ Het was bijna de enige manier om belabberde werkomstandigheden te voorkomen.
Op nationaal niveau vochten de vakbonden onder andere voor een minimumloon en vakantiedagen, terwijl lidmaatschap er ook voor zorgde dat je op individueel niveau op rechtsbijstand kon rekenen als dat nodig was.
Nu hebben mensen het misschien wel te goed. Dan hebben ze ons niet nodig, en zeggen ze hun lidmaatschap op.
Bestuurslid van de Abvakabo FNV in Dordrecht Jan van de Zedde: ‘Nu hebben mensen het misschien wel te goed. Dan hebben ze ons niet nodig, en zeggen ze hun lidmaatschap op. Het moet misschien maar een paar jaar vervelend worden op de arbeidsmarkt, zonder sterke vakbond. Dan komen ze vanzelf terug.’
Ook voorzitter Maurice Limmen van CNV ziet niet in waarom de vakbond zich fundamenteel moet vernieuwen. ‘Als er nieuwe ontwikkelingen zijn, probeert CNV daar altijd op een fatsoenlijke manier op in te spelen en met de juiste mensen naar nieuwe wegen te zoeken.’
FNV-voorzitter Ton Heerts legt de bal duidelijk bij de jongeren zelf. ‘Veranderen doe je samen. De vakbond veranderen doe je als jongere dus door mee te doen.’
Michiel Hietkamp (27), voorzitter van CNV Jongeren, begrijpt wel waarom de voorzitters van de vakcentrales de voorstellen niet meteen doorvoeren. ‘Het is een kip-of-het-eiverhaal. Wat moet er eerst komen? De vernieuwing van de vakbond, of een toename in jonge leden?’ Wie die angst voor vernieuwing kan wegnemen? ‘Iemand die jong is, voorzitter van CNV Jongeren misschien,’ knipoogt hij.
Gelaten afwachten tot de vakbond zich aanpast aan de nieuwe tijden, daar hebben de rasoptimisten die ik sprak geen zin in. Ze zijn actief in de vakbond, niet dankzij maar ondanks de huidige staat van de bonden. Jessy van den Boogaard (23): ‘Ik heb me afgelopen week toch maar aangemeld bij de vakbond. Als je Shell wilt veranderen, moet je niet bij Greenpeace gaan werken, maar bij Shell.’