Elke man een seksist, elke witte een racist?
Iemand stuurde mij een filmpje van een huilende wetenschapper. Voor wie, net als ik, de Twitterstorm miste: ruimtevaartspecialist Matt Taylor barstte in huilen uit tijdens het hoogtepunt van zijn carrière. Onder zijn leiding was voor het eerst, na tien jaar voorbereiding, de robot Philae geland op een komeet. Reden om een traan weg te pinken, zou je denken, maar dat was het niet. Tijdens de livestream van de landing was de zwaar getatoeëerde Taylor in een hawaïhemd verschenen waarop gewapende, halfnaakte pin-upgirls waren gedrukt.
Het shirt, zo werd snel bekend, was voor de gelegenheid door een vriendin gemaakt. Dat mocht niet baten. Woedende feministen en vrouwelijke wetenschappers verweten Taylor seksisme, en werden op hun beurt weer uitgescholden en met de dood bedreigd door ranzige anonieme types: het hele pandemonium dat op sociale media onvermijdelijk volgt op een afwijkende mening, een onconventionele leefstijl en dus ook op een ongewenst shirt.
Tijdens de persconferentie die een dag later de historische landing begeleidde zei Taylor: ‘I made a big mistake and I offended many people. And I’m very sorry about this.’
Nu ben ik sinds lang een overtuigde feminist. Over de onderdrukking door oliesjeiks en islamitische geestelijken van vrouwen kan ik me zeldzaam kwaad maken. Als het ook maar een sikkepit helpt, wil ik morgen de barricaden op tegen de systematische verkrachting en mishandeling van vrouwen in een land als India, maar ook vaak dichter bij huis. Over de economische achterstelling die vrouwen (en hun kinderen) wereldwijd armer maakt dan mannen, wil ik elk uur van de dag het debat zoeken. En in afnemende mate van belangrijkheid volgen dan nog traditionele en verstikkende rolpatronen, ‘old boys networks,’ ‘het glazen plafond’ en stereotiepe culturele verwachtingen die de toekomstverwachtingen en vrijheid van vrouwen beperken.
Ik schaam me als onder de vlag van feminisme een goeiige nerd met een ietwat eigenzinnige kledingsmaak voor seksist wordt uitgemaakt
Een hawaïshirt met naakte vrouwen komt op mijn feministische prioriteitenlijst niet voor. Eerlijk gezegd schaam ik me plaatsvervangend als onder de vlag van feminisme een goeiige nerd met een ietwat eigenzinnige kledingsmaak voor seksist wordt uitgemaakt. In de zware morele oordelen klinkt dezelfde benepenheid door waarmee in ons land burgemeester Onno Hoes naar de rand van de afgrond wordt geduwd. Iemand wijkt af in levensstijl, seksuele voorkeuren en smaak en wordt genadeloos aan de schandpaal genageld.
Er is meer publieke aandacht voor racisme, antisemitisme en seksisme dan er in jaren is geweest. Daar zijn goede redenen voor. Ik noem in willekeurige volgorde Ferguson, bekladde synagogen en moskeeën, de bloei van extreem-rechts in heel Europa, de gruwelijke vernedering van vrouwen en andersdenkenden door de strijders van IS.
Alleen, de hartstocht waarmee sommige feministen en antiracisten zich op de goede zaak storten, herinnert af en toe aan de jaren zeventig en tachtig, toen vrouwelijke activisten elke vorm van binnendringen in het vrouwelijk lichaam (dus ook gewone seks) als verkrachting beoordeelden. Of aan de wetenschapper Philomena Essed die in haar boek Alledaags racisme de docent die een Surinaamse vrouw ‘recht in het gezicht’ staarde als racistisch veroordeelde.
De herontdekking van ‘white privilege,’ strijdterm uit diezelfde jaren, doet het antiracisme ook meer kwaad dan goed. Het devalueert mensen tot de kleur van hun huid en ontdoet hen van hun goede en slechte intenties: enkel door wit te zijn is er een racistische voorbeschiktheid, nederigheid jegens de zwarte medemens is de enige juiste houding. In dezelfde redenering is ‘male privilege’ het lot van elke man, ook als hij dakloos, arm, ziek of uitgeput is.
Als iemand grote problemen heeft met de Israëlische nederzettingenpolitiek is ’ie nog geen antisemiet
De weerzin die in de jaren negentig ontstond tegen de censuur van feministen en antiracisten hadden veel activisten met hun ongebreidelde, weinig selectieve oordelen over mannen en witten dan ook aan zichzelf te danken.
Als een man een blote vrouw op zijn borst tatoeëert, graag naar porno kijkt en met zijn vrienden in de kroeg seksgrappen maakt, is ’ie nog geen seksist. Als iemand een uitgesproken voorliefde heeft voor zwarte vrouwen (Robert Vuijsje), is ’ie nog geen racist. Als iemand (zoals ik bijvoorbeeld) grote problemen heeft met de Israëlische nederzettingenpolitiek is ’ie nog geen antisemiet. Intenties doen ertoe.
Een seksist ben je als je vindt dat het ‘nee’ van vrouwen terzijde mag worden geschoven en zij met geweld mogen worden overmeesterd. Een racist ben je als je activist Quinsy Gario uitscheldt vanwege zijn kleur en niet met hem in debat gaat. Een antisemiet ben je als je vindt dat de Joden niet deugen omdat de Israëlische regering discutabele politiek bedrijft.
Juist omdat seksisme, antisemitisme en racisme zulke kwaadaardige verschijnselen zijn, lijkt het mij zaak de verwijten erover niet uit te wonen maar schaars en zo machtig mogelijk te gebruiken. Immers, als Matt Taylor al een seksist wordt genoemd, wat is datzelfde oordeel dan nog waard bij de rechter die de dansende Veena Malik tot 26 jaar gevangenisstraf veroordeelt?