De Freie Universität in Berlijn had mij in hotel Crowne Plaza aan de Nürnberger Straße 65 in Berlijn ingeschreven als Grundberg. Na enig zoeken vond de receptioniste mijn reservering. Ik kreeg een kamer op de zevende verdieping. Wat nieuw was in dit hotel, althans voor mij, was een spray die je op je kussen kon spuiten waardoor je beter zou kunnen slapen. Er was ook een stick die je op je polsen zou moeten smeren, ook om beter te slapen. Het was een gimmick allicht, maar ik geloofde in de gimmick. Hoe ouder ik word, hoe meer de werkelijkheid zelf mij als een gimmick voorkomt.

Op maandagochtend 1 december werd ik om klokslag 8.50 uur door een ‘studentische Hilfskraft’ van de professor afgehaald. Ze was lang en buitengewoon vriendelijk. We namen de U-Bahn naar de universiteit en praatten over haar wetenschappelijk werk. Ik praat graag over het werk van anderen, over mijn eigen werk heb ik eigenlijk niets te zeggen. Het werk spreekt voor zich, anders hebben schrijver en lezer allebei pech.

Ze zei: ‘Het was bedoeld als compliment.’ Als je van het woord ‘kälte’ een compliment wilt maken, kan je van elke dolksteek een compliment maken

De universiteit deed mij vaag denken aan het ziekenhuis waar mijn moeder in de nazomer van dit jaar een nieuwe hartklep kreeg, maar alleen vaag. De professor ontving mij uiterst vriendelijk, we hadden elkaar een tijd geleden leren kennen tijdens een bijeenkomst vanwege een Duitse vertaling van Turks fruit van Jan Wolkers.

De Oostenrijkse schrijfster Eva Menasse, die al zolang in Berlijn woont dat we haar gerust een Oostenrijks-Duitse schrijfster kunnen noemen, zou samen met mij deze colleges bijwonen. Of geven; tussen geven en bijwonen bevond zich een minimaal verschil.

De literatuurwetenschapper verhoudt zich tot de schrijver als de muizenvanger tot de muis, zo zei ik tijdens het college. Maar later zei de professor dat de schrijver eerder de leeuw is en de wetenschapper de dompteur. Een prachtige vergelijking, maar de dagen dat ik mij een leeuw voel zijn zeldzaam. De meeste dagen zijn muizendagen.

De neerlandicus werd bijgestaan – ‘vergezeld’ is misschien het betere woord – door twee germanisten, Claudia A. en Anne F.

Wij spraken een uur of drie, en toen aten we in het Italiaanse restaurant van de Freie Universität een kleine maaltijd. De wetenschap en de Italiaanse keuken gingen uitstekend samen, maar daaraan dient natuurlijk te worden toegevoegd dat de Italiaanse keuken met bijna alles uitstekend samengaat.

De volgende bijeenkomst vond wederom op een maandag plaats. Dezelfde studentische Hilfskraft haalde mij af, in het hotel heette ik nog altijd Grundberg, daaraan was ik intussen gewend.

Claudia A. zei dat wat het werk van Menasse en mij gemeen hadden, de emotionele kilte was. Ze had het over ‘kälte,’ dat ik hier maar even als kilte vertaal, maar dat naar het schijnt terugging naar de nieuwe zakelijkheid uit de jaren twintig. Ze zei: ‘Het was bedoeld als compliment.’ Dat geloofde ik, hoewel, als je van het woord ‘kälte’ een compliment wilt maken, kan je van elke dolksteek een compliment maken.

Niettemin aanvaardde ik het compliment met gepaste nederigheid en vreugde. Thuis ben je waar de kilte warmte wordt.

Thuis ben je waar je personages als intieme vrienden zijn De Hotelmens bezoekt twee jonge mensen in Wiesbaden. Zij hebben hem uitgenodigd een ei te komen eten. Maar als hij bij hen in de woonkamer zit, blijkt dat ze bevriend zijn geraakt met een van zijn romanpersonages. Lees hier het vorige feuilleton terug