Deze man keek elf jaar non-stop televisie (en ziet het leven toch nog zitten)
Tv-recensent Hans Beerekamp zit al elf jaar elke nacht tot ’s ochtends vroeg voor de tv. Hij heeft Nederland bang, boos en hysterisch zien worden. Maar hij is optimistisch: het ‘zwarte decennium’ loopt op zijn einde.
Het is de avond voor Sinterklaas. In de helverlichte kleedkamer van een tv-studio in Amsterdam staat presentatrice Dieuwertje Blok naar een scherm in de hoek te kijken. Ze ziet zichzelf, in de laatste aflevering van het Sinterklaasjournaal,waarop het land met kloppend hart heeft gewacht.
Het laatste shot toont twee Sinten te paard, een zwarte en een witte. Blok draait zich tevreden om, kijkt vol verwachting naar de andere aanwezigen. Zometeen zal ze aan Matthijs van Nieuwkerk uitleggen hoe ingenieus de redactie van het gezaghebbende kinderprogramma inspeelde op de Zwarte Pietdiscussie.
Voor een van de make-upspiegels kamt een heer in een wat rommelig colbert zijn witte haar naar één kant. Het is Hans Beerekamp (1952), televisierecensent van NRC Handelsblad.
Straks zal hij, in dezelfde uitzending, naast collega Jean-Pierre Geelen van de Volkskrant, terugblikken op vier jaar PowNews, de nieuwsshow die de Nederlandse tv-journalistiek moest veranderen. Over de laatste aflevering, waarin burgemeester Onno Hoes voor een verborgen camera verleid wordt door een jongen van twintig, zijn de twee critici het met elkaar eens: een dieptepunt. Laten we er geen woorden aan vuilmaken, zegt Beerekamp bij Van Nieuwkerk aan tafel.
Na de uitzending checkt hij Twitter. ‘Zouden die Beerekamp en die Geelen een stelletje zijn?’ leest hij mij grinnikend voor. Beerekamp is een fanatiek twitteraar. Dagelijks voorziet hij een trouw gevolg van een quizvraag, zijn #twitquiz, waarop altijd onmiddellijk gereageerd wordt. Wie het eerste een goed antwoord twittert, wint. De score (literatuurcriticus Pieter Steinz staat al een tijd bovenaan) houdt Beerekamp thuis nauwkeurig bij in een van de vele zwarte opschrijfboeken naast de stoel vanwaaruit hij televisie kijkt.
Elke dag veertien uur televisie kijken
Dit is geen doorsnee avond. Ongeveer drie keer per jaar – toevallig de dag dat ik hem bezoek – wordt hij door De Wereld Draait Door gevraagd over televisie te praten. Bijna alle andere avonden zit hij thuis, in een zwarte leren stoel. Aan de kant waar hij notities maakt is de leuning versleten. In het appartement onder hem woont zijn vriendin, die hij doordeweeks alleen tussen negen en tien even ziet, wanneer ze samen dineren.
Hij kijkt tv van zes uur ’s avonds tot acht uur ’s ochtends, typt dan zijn dagelijkse rubriek ‘Zap’ voor de avondkrant, gaat naar bed en slaapt tot drie uur ’s middags. Zo gaat het al elf jaar. Weinig anderen zullen een completer beeld hebben van wat zich het afgelopen decennium op de Nederlandse buis heeft voltrokken.
Ex-communist bij de sjieke krant
Beerekamp is een van de langst zittende redacteuren van NRC Handelsblad. Hij werd er in 1977 binnengehaald als jonge filmrecensent – een obsessieve filmkijker, groot geworden op een dieet van Pasolini, Chabrol, Bergman, die Hollywoodfilms pas laat ontdekte. Omdat hij afkomstig was van het communistische dagblad De Waarheid kreeg hij niet meteen een vaste aanstelling bij de sjieke krant; zijn Atlantische gezindheid moest eerst beproefd worden.
Onze lezers kijken geen tv, smaalden ze bij de krant. Ik zei: nee, onze lezers zeggen alleen maar dat ze geen tv kijken
Al snel maakte hij zich onmisbaar. Zijn adagium – licht schrijven over zware dingen en zwaar over lichte dingen – maakte school binnen de krant. Hij kon een groot essay schrijven over Hollywoodfilms als Rambo, terwijl hij ingewikkelde films als die van Godard begrijpelijk maakte.
In die tijd was het niet gangbaar uitgebreid over televisie te schrijven, legt Beerekamp uit. ‘We hadden één televisiepagina per week, waar eigenlijk altijd badinerend over tv werd geschreven. Onze lezers kijken geen tv, smaalden ze bij de krant. Ik zei: nee, onze lezers zeggen alleen maar dat ze geen tv kijken.’
‘Ik ben altijd een pleitbezorger geweest voor tv-kritiek omdat daar de beeldvorming plaatsvindt. Dat woord bestond toen nog niet, maar het was me wel duidelijk dat mensen het hadden over wat er op televisie was. Dát bepaalde de meningen.’
De tijd dat Nederland in de war raakte
Toen in 2003 de vaste tv-recensent, Maarten Huygen, opstapte, werd Beerekamp gevraagd het van hem over te nemen. ‘Ik wilde niet weg bij film, maar er waren twee redenen om het toch te doen. Het was na de moord op Fortuyn en vlak voor de moord op Van Gogh. Nederland was duidelijk in de war aan het raken en die verwarring speelde zich grotendeels op televisie af. Stel je voor, dacht ik, dat je van die hele beeldvorming een dagelijkse kroniek zou maken, waarin je kunt reflecteren op wat er beweerd wordt over moslims, misdaad en noem maar op, de hele bliksemse bende.’
Een tweede overweging was dat hij een kans zag om een nieuwe traditie te beginnen. Beerekamp wilde het tv-aanbod bekijken met een scherp oog voor hoe het gemaakt is. ‘Televisie maakt zichzelf niet, er ligt altijd een concept of een format aan ten grondslag. Ideeën over hoe breng ik iets in beeld, hoe presenteer ik het, wat is de rol van de presentator, welke mate van publieksparticipatie beoog ik. Ik wilde over televisie schrijven met het volle bewustzijn dat er voortdurend keuzes aan ten grondslag liggen.’
Een tv-kijker met Asperger in een heel vreemd land
Sindsdien houdt Beerekamp zich alleen nog bezig met televisie. Films, zijn echte passie – waarmee zijn hele kast nog steeds vol staat – moeten wachten. Zijn taak als chroniqueur neemt hij ernstig. Hij beschouwt het als een verantwoordelijkheid. ‘Ik zie mezelf als correspondent voor intellectuelen en jonge mensen die geen televisie meer kijken. Correspondent in een heel vreemd land.’
Dat het zwaar werk zou worden, realiseerde hij zich van tevoren. ‘Ik wist hoe erg televisie is; je wordt gek van het gebrek aan kwaliteit, de domheid, de vooringenomenheid, het hoge clichégehalte. Het is goed dat ik lange vakanties krijg. Zeker in de wintermaanden, als je weinig daglicht ziet, loert de depressiviteit.’
Ik zie mezelf als correspondent voor intellectuelen en jonge mensen die geen televisie meer kijken. Correspondent in een heel vreemd land
Voordat ik zijn woning in Amsterdam-Zuid had gezien, kende ik het beeld van Beerekamp als obsessieve kijker. Ik stelde me levendig voor hoe hij nachten doorbrengt in zijn burcht, achter een stapel zandzakken, in het agressieve, blauwpaarse geflikker van zijn scherm, een helm op zijn hoofd, vier pennen in de aanslag.
Het huis is geen loopgraaf, blijkt als ik hem bezoek. Maar uit alles spreekt zijn bezetenheid; zijn grote behoefte aan ordening, documentatie en volledigheid. Ik mag plaatsnemen in een stoel naast hem – veel minder versleten – en beloof mijn mond te houden. Aan zijn kant, binnen handbereik, staat een kast met papieren naslagwerken: een complete Winkler Prins-encyclopedie, een paar atlassen, hitlijsten en – heel belangrijk – de kieslijsten van de huidige Tweede Kamer. ‘Alles wat ik tegenkom waarvan ik nog nooit heb gehoord zoek ik op,’ zegt hij. Op zijn schoot houdt hij voortdurend zijn iPad, om Twitter in de gaten te houden.
In minstens vier verschillende, gelinieerde opschrijfboeken maakt hij aantekeningen, noteert behalve de tussenscore van de #twitquiz mogelijke citaten voor de quoterubriek en houdt lijsten bij van alle films die hij gezien heeft (momenteel vooral documentaires). Op zolder is een indrukwekkend archief met alles wat er in Nederland over film verscheen, gesorteerd op jaar en maand, in vaal gekleurde kartonnen mappen. Het gaat decennia terug.
Een gesublimeerde asperger, noemt Beerekamp zichzelf. ‘Ik ontleen lust aan mooie lijstjes. Uit mijn kindertijd schijnt er een filmpje te bestaan van een vakantie in Italië. Terwijl iedereen in de zon ligt, loop ik met een opschrijfboekje over de camping en noteer alle nummerborden, om de auto’s op land van herkomst te schikken.’
‘Die Rita Verdonk, heeft u die verzonnen?’
Het is een volle nacht. We zullen de complete programmering van NPO1 kijken en daarna – rond halftwee ’s nachts – overschakelen naar on demand,tot het ochtend wordt. Beerekamp overleeft zulke nachten op fruit en rauwe groenten – als je te zwaar gaat eten trek je het niet.
Halverwege de avond valt een soort luwte in het gekwetter van de talkshows en actualiteitenrubrieken. Twee programma’s reflecteren een archaïsch, kalm beeld van Nederland: de EO-serie Nederland Waterland, waarin we een schip volgen dat over de pittoreske binnenlandse wateren glijdt, en Hoe heurt het eigenlijk, waarin Jort Kelder oesters gaat vissen met een stripfiguur van een oude jonkheer.
Volgens Beerekamp breken aangenamer tijden aan. We zijn aan het einde gekomen van wat hij ‘het zwarte decennium’ noemt, het tijdvak van 11 september 2001 tot pakweg nu. Het was een tijd waarin de bangmakerij op televisie tot grote hoogten steeg.
‘Toen ik in 2003 begon,’ zegt Beerekamp, ‘was mijn denkbeeldige lezer een expat in Borneo die geen Nederlandse tv kon ontvangen. In mijn stukjes kon zo iemand dan volgen hoe de maatschappij in zijn thuisland zich ontwikkelde. Ik herinner me uit die dagen een mailtje van iemand uit Costa Rica die schreef: ‘Die mevrouw Rita Verdonk, heeft u die verzonnen?’ Het was in die tijd een absurdistisch theater op tv.’
De effecten van het zwarte decennium vinden uitdrukking in onderzoeken waarin mensen zeggen: met Nederland gaat het slecht, met mij gaat het goed
En het is nog steeds niet helemaal weg. ‘Het gaat met twee stappen vooruit en één achteruit. Gisteren nog Nieuwsuur, met die executievideo. Bijna niemand wil dat meer uitzenden, maar Nieuwsuur gaat dan toch weer in close-up de getrokken messen laten zien, terwijl daar geen enkele noodzaak toe is. Sterker nog, je gaat alleen maar mee in het frame van de terroristen. Want dat is wat terreur is: bangmakerij. Het slaat nergens op, maar daarmee bind je de kijkers aan je.’
De effecten van het zwarte decennium vinden uitdrukking in opinieonderzoeken waarin mensen zeggen: met Nederland gaat het slecht, we staan aan de rand van de afgrond, terwijl ze tegelijkertijd aangeven dat het met hun persoonlijke welzijn goed gesteld is.
Beerekamp is ervan overtuigd dat er een enorme scheiding bestaat tussen het maatschappelijke klimaat zoals het via media ervaren wordt en zoals het werkelijk is. ‘Wie de afgelopen tien jaar veel tv heeft gekeken, heeft het gevoel belaagd te worden zodra hij zijn voordeur achter zich dichttrekt. Door straatbendes, door illegale Bulgaren, door ebola en IS. En ondertussen is het nog nooit zo veilig geweest! Er is een door de media gecreëerde schijnversie van Nederland. Dat is mijn onderzoeksobject.’
Het optimum van bangmakerij is bereikt
Maar die discrepantie kan niet langer volledig standhouden, denkt hij. ‘Een voorbeeld: in het zwarte decennium zag je jonge Marokkanen altijd in een problematische context. Er werd gepraat met de woordvoerder van ‘dé Marokkanen,’ of je zag gesluierde meisjes die uitlegden waarom ze een sluier droegen, of het ging over radicale imams en salafisten die dan raar mochten doen op tv.’
Beerekamp ziet dat dit beeld steeds moeilijker te handhaven is. Het valt steeds minder te ontkennen dat minderheden deel uitmaken van de samenleving. ‘Dat er ook een heleboel gesluierde meisjes achter de kassa zitten bij AH of apothekersassistent zijn of apotheker, dat ze werken als arts of advocaat en helemaal niet op hun geloof aangesproken willen worden. Er wordt op tv steeds gewoner gedaan over niet aan de witte norm voldoende mensen.’
De Zwarte Pietdiscussie kan ook gezien worden als een voorbeeld van die toenemende ruimdenkendheid, vindt hij. ‘Ondanks al dat geschreeuw en geblaat zie je dat de mainstream in een vrij hoog tempo overstag gaat. Dat had ik nooit gedacht toen ik die Quinsy Gario twee jaar geleden in zijn T-shirt gearresteerd zag worden.’
Mensen laten zich steeds minder bang maken, denkt Beerekamp. Het effect is over. ‘Er is een soort optimum van bangmakerij bereikt. Dat komt natuurlijk ook doordat men steeds mediawijzer wordt. De mechanismen worden doorzien.’ Hij lacht: ‘Je hebt nu van die mediawijsheidprojecten waarbij van die vormingswerkers langs scholen trekken om kinderen uit te leggen dat het nieuws niet altijd de waarheid vertelt. Dan zeggen die kinderen van elf, twaalf: ‘Ja duh, wisten we dat nog niet of zo?’ Die kinderen maken vanaf hun vierde zelf filmpjes; ze weten alles van monteren, van fotofucks en trucjes.’
Hoe de Publieke Omroep het van de commerciëlen verliest
Terwijl we in stilte, kauwend op oranje minipaprika’s, toekijken hoe die antieke platbodem in Nederland Waterland traag het wad op zeilt, een lege horizon tegemoet, mompelt Beerekamp iets over het nieuwe nationalisme.
Wat typeert Nederland volgens hem? ‘Nederland is een heel leuk land; er is een aantal dingen waardoor ik me bijna nergens ter wereld zo prettig zou voelen als hier. En tegelijkertijd kan het hier ook verschrikkelijk zijn. De voors en tegens raken denk ik aan eenzelfde punt: wat Nederland onderscheidt is de directheid, de onbeschaamdheid, de instant intimiteit. Als lichte asperger spreekt dat me aan: je kunt bij een eerste ontmoeting meteen alles zeggen wat je denkt. In andere culturen is dat moeilijker, moet je eerst veel omtrekkende bewegingen maken.’
Je ziet beide kanten van de medaille op tv: de instant intimiteit, het in je gezicht gooien van emoties. Ik heb er een haat-liefdeverhouding mee
‘Maar diezelfde directheid leidt ook tot onbeschoftheid, Twitterdiarree, scheldpartijen en hysterie. Niet-Nederlanders die hier komen begrijpen daar helemaal niets van. Je ziet beide kanten van de medaille op tv: de instant intimiteit, het in je gezicht gooien van emoties. Ik heb er een haat-liefdeverhouding mee.’
Wat Beerekamp opvalt, is dat de publieke omroep wat die schreeuwerigheid betreft de afgelopen jaren bijna erger is geworden dan de commerciële zenders. ‘Ze zijn bang het van de commerciëlen te verliezen en wenden zich tot commerciële formats.’
In zekere zin verliest de publieke omroep het ook, meent hij. ‘De veelkleurigheid van de samenleving is veel beter gerepresenteerd op commerciële zenders. RTL besteedt juist aandacht aan onderwerpen waar mensen uit andere culturen het makkelijkst in kunnen doordringen: sport, muziek, talentenjachten. Zo’n Humberto Tan is een gouden vondst; hij staat in contact met sport, hij snapt het bedrijfsleven, hij zit goed in de showbusiness en hij heeft verstand van muziek en gevoel voor soul. Hij kan met rappers praten zonder dat hij moet vragen: ‘Kunt u mij uitleggen wat dat nu eigenlijk is, zo’n battle?’Bij de publieke omroep wordt bijna nergens op een echt natuurlijke manier met nieuw Nederland omgegaan.’
Buitenbeentje van de elite
Beerekamp bracht een groot deel van zijn jeugd door in Krommenie. Een kleinburgerlijk liberaal milieu, zegt hij zelf. Zijn ouders lazen alle kranten, behalve De Waarheid. Hij verzette zich enigszins tegen zijn afkomst door zich met het marxisme te associëren. ‘Maar ik was eigenlijk nooit een goede marxist, ik heb nooit geloofd in de verheffing van de massa. Mijn ideologie is eigenlijk eerder radicaal liberaal: iedereen is evenveel waard en je moet je vooral niet in een hokje laten stoppen.’
Terwijl andere kinderen voetbalden en met elektrische treinen speelden, las de jonge Hans boeken en maakte lijsten: alle burgemeesters van Nederland, alle pontveren, alle auto’s op de camping, alle films die in de bioscoop draaiden. Aan buitensluiting van mensen die anders zijn heeft hij een diepgewortelde hekel gehouden.
Zijn Twittertijdlijn reflecteert die voorkeur voor verscheidenheid. ‘Ik zorg dat ik altijd genoeg PVV’ers volg en probeer te begrijpen wat hun woede triggert. Vaak ben ik het met ze eens; het gaat geregeld over corruptie, de elite die elkaar de hand boven het hoofd houdt, elkaar de vette kluiven toewerpt. Waar ik dan weer woedend om word, is dat ze gaan trappen naar de nog zwakkeren, mensen die nog lager staan dan zij.’
Of hij zelf niet ook deel uitmaakt van die elite? ‘De facto is dat zo, maar ik ben altijd een buitenstaander geweest. Ik hoor erbij en ook weer niet. Daardoor heb ik me vijfendertig jaar lang kunnen handhaven bij de krant.’
Zijn pensioenleeftijd nadert. Bij NRCHandelsblad willen ze dat Beerekamp doorgaat, maar hij kijkt ook uit naar reizen en schrijven. De oorspronkelijke afspraak was dat hij slechts een paar jaar tv zou doen; inmiddels is het elf jaar later. Een heel tijdperk voor de buis heeft hem niet pessimistisch gemaakt. Het zwarte decennium zal worden gevolgd door een klimaat waarin er meer verdraagzaamheid komt voor diversiteit.