Waarom ‘een goed gevoel krijgen’ van kunst net zo belangrijk is als rekenen
Het Nederlandse kunstonderwijs laat veel te wensen over, stelde de Akademie van Kunsten onlangs op het symposium ‘Kunst in de Klas!’ Daar zal niet snel verandering in komen zolang we zenuwachtig worden van onderwijs dat op het eerste gezicht ‘niet meer’ dan een ‘ongelooflijk goed gevoel’ bij kinderen bewerkstelligt.
Op de muziekschool in Haarlem worden alle docenten ontslagen. Het management blijft in dienst en de muziekleraren mogen als zzp’er een ruimte gaan huren in de muziekschool. Betekent dit het einde van een muziekschool die dreef op een groep heel betrokken docenten? Weten ze in Haarlem dan niet hoe verrijkend het is voor kinderen om – al dan niet samen – muziek te maken?
De gitaarleraar met wie ik bevriend ben en wiens baan op het spel staat, stelde mijn medeleven op prijs maar legde feilloos de tijdgeest bloot. ‘Moet muziekles altijd nuttig zijn?’ vroeg hij me. ‘Mag het niet ook gewoon fijn zijn om muziek te maken?’
Een zelfgebakken taart
In de dit jaar verschenen documentaire Alphabet van de Duitse filmmaker Erwin Wagenhofer komt de Duits-Franse pedagoog, kunstenaar en onderzoeker Arno Stern (1924) met een vergelijkbaar geluid. Stern laat kinderen al sinds de jaren vijftig vrij schilderen in zijn atelier – deels voor onderzoek, deels om het vrij spelen van kinderen te stimuleren. In zijn kasten staan eindeloze mappen met tekeningen en schilderijen. Kinderen schilderen vaak alledaagse taferelen: huizen, mensen, vogels, vissen, bloemen.
Als ik jou een verhaal vertel, dan wil ik niet dat je bij me terugkomt met een beschrijving van hoe ik dat verhaal geschreven heb
Sinds enkele jaren ziet Stern opvallend veel tekeningen met abstracte lijnen en grote vlakken. Kinderen weten volgens hem niet meer zo goed wat ze moeten maken. Waarom? Omdat ze leren dat ‘gewoon fijn schilderen’ eigenlijk niet goed genoeg is. Ze denken volgens Stern nu veel meer na over wat er van hen verwacht wordt. Ze denken dat ze ‘echte kunst’ moeten maken. Stern houdt in de film een pleidooi om de druk op kinderen te verminderen, ze vrijer te laten en ze meer te laten genieten van waar ze mee bezig zijn.
Het is precies dit prestatiedenken en deze angst voor ‘gewoon genieten’ waartegen de Engelse kinderboekenschrijver Frank Cottrell Boyce twee maanden geleden ageerde. In een opiniestuk in The Guardian beschrijft hij hoe een juf hem introduceerde op de school waar hij kwam voorlezen: ‘Vandaag boffen we dat Frank bij ons is. We gaan nu onze luistervaardigheden inzetten (ze raakte haar oren aan) en proberen de wow-woorden (wat?) en de verbindingszinnen in zijn verhaal te ontdekken, zodat we kunnen leren hoe je een goed verhaal vertelt.’
‘Maar,’ zo schrijft Cottrell Boyce, ‘als ik jou een verhaal vertel, dan wil ik niet dat je bij me terugkomt met een beschrijving van hoe ik dat verhaal geschreven heb. Ik hoop juist dat het verhaal je bijblijft en er weer uit komt op een manier die ik nooit had kunnen voorspellen – als een technische constructie, een zelfgebakken taart, of een omhelzing van je vader.’
Niet in geld uit te drukken
Uit eigen ervaring weet ik dat Cottrell Boyce een punt heeft. Kunstonderwijs doet iets met kinderen wat je niet op voorhand zou kunnen bedenken. Toen mijn zoon op achtjarige leeftijd zei dat hij graag trompet wilde spelen ‘omdat ’ie zo mooi glom,’ had ik niet kunnen bevroeden dat jazzmuziek hem tien jaar later door zijn eindexamen heen zou slepen. En ik had ook niet bedacht dat de bigband waarin hij kwam te spelen zo zou kunnen bijdragen aan zijn zelfvertrouwen – geef maar eens een solo voor een zaal vol mensen. En dan heb ik het plezier en de vriendschappen die het samenspelen hem hebben opgeleverd nog niet eens genoemd.
‘Samen met kinderen dingen maken, het prikkelen van hun verbeelding – of het nou gaat om toneelspelen, muziek maken, een film bedenken – geeft ze iets wat niet in geld is uit te drukken,’ zei acteur Gijs Scholten van Aschat op het onlangs door de KNAW en de Akademie van Kunsten georganiseerde symposium ‘ Kunst in de Klas!’ ‘Alle mensen die ik ken en die geslaagd zijn in de kunst doen het niet omdat ze er rijk van worden, maar omdat het ze een ongelooflijk goed gevoel geeft.’
Het probleem van kunstonderwijs
Helaas, zo stelt kinderboekenschrijver Cottrell Boyce, is dat genieten – dat ‘niet meer’ dan een goed gevoel oplevert – verdacht. Ten onrechte: genieten van kunst is volgens Cottrell Boyce een diepe en krachtige vorm van aandacht. In navolging van het ‘slow cooking’ noemt hij het ‘slow thinking.’ Dat levert misschien niet direct iets op, maar indirect wel.
Volgens de KNAW en de Akademie van Kunsten laat het kunstonderwijs in Nederland nog steeds veel te wensen over
En daarmee benoemt hij precies het probleem van het huidige kunstonderwijs. Omdat genieten verdacht is en kunstonderwijs, in welke vorm dan ook, nooit precies kan laten zien wat het oplevert, legt deze vorm van onderwijs het steeds vaker af tegen (meer) lessen in rekenen en taal.
In de eerdergenoemde documentaire Alphabet laat Wagenhofer zien dat in de onderwijswereld vooral de PISA-scores tellen. Als die hoog zijn, dan doe je het goed als land, zo lijken veel onderwijsbeleidsmakers te denken.
Ook voor Nederland gaat dit op. Het is de huidige minister van Onderwijs weliswaar gelukt om de plannen van haar voorganger ongedaan te maken en het kunstonderwijs in de hoogste klassen van de havo en het vwo te behouden, maar volgens de KNAW en de Akademie van Kunsten laat het kunstonderwijs in Nederland nog steeds veel te wensen over. Zij pleiten voor een totaal andere inrichting van het basis- en voortgezet onderwijs waarbij vakken als beeldende kunst, muziek, toneel en filosofie meer geïntegreerd worden in de andere vakken.
Betekenis geven
Nu zou ik dit verhaal kunnen eindigen met de conclusie dat de kans vrij klein is dat het ‘ongelooflijk goede gevoel’ waar Akademie van Kunstenlid Van Aschat het over heeft en het bijkomende ‘slow thinking’ van Cottrell Boyce de opbrengst gerichte, meten-is-wetenbeleidsmakers over de streep zullen trekken om meer in kunst te gaan investeren. Daarbij: áls zij al vinden dat je als overheid moet investeren in ‘een goed gevoel,’ zijn er net zo goede argumenten te verzinnen om eerder in sport te investeren. Maar deze redenering doet de kunst weinig recht.
Op het symposium ‘Kunst in de Klas!’ stelt Brecht Demeulenaere, directeur van de Canon Cultuurcel Vlaanderen (een onderdeel van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming) dat kinderen net als volwassenen behoefte hebben om de omgeving en dat wat ze meemaken betekenis te geven. Daarvoor heeft de mens drie belangrijke strategieën ontwikkeld: religie, wetenschap en kunst. Voor wie niet religieus is, blijven de wetenschap en de kunst over.
Maar volgens Demeulenaere kan de wetenschap zelden op reële momenten soelaas bieden: ‘Als iemand sterft, of geboren wordt, wat heb je dan aan een statistische of sociologische analyse? Waarschijnlijk lees je dan liever een goed boek of bekijk je liever een schilderij.’
Hij ziet het als een taak van de scholen om kinderen, naast de kennis die hen voorbereidt op hun studie of beroep, meerdere ‘talen’ aan te bieden waarin zij zich kunnen uitdrukken: muziek, beeldende kunst, toneel, dans. Dat is één meerwaarde van kunst die sport niet kan bieden.
Creatieve denkers
En er zijn meer argumenten aan te voeren die de nutdenkers zouden kunnen verleiden om in actie te komen. ‘In de kunst draait het om verbeelding, inzicht, denkkracht, motoriek en overdracht van ideeën,’ schrijven de Akademie van Kunsten en de KNAW. Dat is volgens hen ‘cruciaal in een maatschappij waarin de veranderingen elkaar in snel tempo opvolgen en waar complexe vraagstukken vragen om creatieve denkers en doeners. Het huidige onderwijs richt zich te weinig op het ontwikkelen van dit soort vaardigheden.’
Nog niet overtuigd? In zijn opiniestuk in The Guardian voert Cottrell Boyce een gedachte-experiment uit waarin hij het nutdenken in het extreme doortrekt. Hij stelt zich voor hoe het is om uit eten te gaan met de juf van de ‘wow-woorden’ en de luistervaardigheden. Ze zegt: ‘We krijgen dadelijk wat eiwitten, wat koolhydraten (niet te veel natuurlijk) en we gaan wat converseren. Als je me aan het lachen krijgt, is dat een lichamelijk reactie die betekent dat ik wellicht erotische gedachten krijg en dán maak je misschien nog wel een kansje bij me vanavond.’
Dit verhaal is geschreven door Marilse Eerkens.