Weet u nog, de 65.000 asielzoekers die dit jaar naar ons land kwamen?
Ze kwamen niet. Volgens staatssecretaris Teeven (Veiligheid Justitie &, VVD) omdat zijn mensen de smokkelaars tijdig in de kraag wisten te vatten. Gastcorrespondenten Sanne Terlingen en Eva Schram volgden het asielspoor terug tot het treinstation van Milaan. Vandaar reisden ze met vier Eritreeërs mee naar het noorden. Maken ze nu wel of geen gebruik van smokkelaars?
‘Smile!’ Solomon (28) gebaart naar zijn vrouw Eden (31) dat ze iets naar links moet schuiven, richting Omer (26). Aan de andere kant poseert Asmaël, met zijn 35 jaar de oudste van deze groep Eritrese vluchtelingen. In het midden staan wij, twee Nederlandse journalisten. Waar wij enthousiast de camera in blikken, kijken onze Eritrese reisgenoten vooral vermoeid. Het is ze aan te zien dat ze afgelopen nacht in een park in Nice sliepen, en de nacht daarvoor op het station van Milaan. Nu zijn ze in Parijs, onderweg naar hun eindstation. Of dat België wordt, of Denemarken, of misschien zelfs Nederland, daar zijn ze nog niet uit. Frankrijk wordt het in ieder geval niet. ‘Hier is het alleen goed voor Afrikanen die Frans spreken,’ licht Omer toe.
Van Milaan naar Ventimiglia
We treffen Solomon, Eden, Omer en Asmaël voor het eerst op het station van Milaan. Daar hangen honderden vluchtelingen totdat zij geld hebben gekregen van familieleden in het buitenland voor de trein naar het noorden. ‘Paris, yes. Zürich, no,’ zegt een hulpverlener bij het geïmproviseerde opvangcentrum. Er hangt een kaart van Europa aan de muur. Waar Parijs zou moeten liggen, zit alleen nog een gat in het papier. Zo vaak is de plek aangewezen.
De hulpverlening richt zich vooral op Syriërs. Die krijgen bonnetjes voor de lunch (voorverpakte sandwiches) en de nachtopvang. De Eritreeërs wachten beneden in de hal. ‘Ik heb sinds gisteren niet gegeten,’ klaagt Solomon als we hem voor het eerst ontmoeten. Zijn vrouw Eden vertelt dat ze buiten ‘pipi’ moest doen. Syrische gezinnen krijgen van vrijwilligers in rode Save the Childrenhesjes een euromunt voor de wc.
‘We gaan zo naar Ventimiglia,’ zegt Asmaël. Hij haalt vier kaartjes voor de trein van tien over drie tevoorschijn. Gekocht bij de ticketbalie, daar kwam geen mensensmokkelaar aan te pas. Dat ze naar Ventimiglia moeten – waar de trein naar Frankrijk vertrekt – werd hen boven bij de migrantenopvang verteld.
‘Mogen we met jullie mee?’ vragen wij. ‘Kom maar,’ gebaart Omer.
De trein heeft het station nog niet verlaten of Omer valt in slaap. Eden ligt met haar hoofd tegen het raam. Solomon verbergt zich onder zijn capuchon. Ze doen hun ogen pas weer open als we vier uur later Ventimiglia naderen.
Op reis met Eden en de rest
Eden, Omer, Solomon en Asmaël zijn relatief welgestelde Eritrese asielzoekers. Zij kwamen niet per boot naar Italië, maar over land. Eden werkte op een illegaal paspoort twee jaar in Beiroet in Libanon. Ze reisde via Turkije naar Griekenland. Daar ontmoette ze Solomon, nu haar echtgenoot, die daar al drie jaar (zonder papieren) geld bij elkaar sprokkelde. Via Albanië en Montenegro trokken ze in zeven dagen te voet naar Servië. Daar sloten Omer en Asmaël zich bij hen aan. ‘Kijk, hier sliepen we met z’n allen in een caravan in het bos,’ zegt Eden terwijl ze door de foto’s op haar smartphone scrolt.
Afgelopen week reisde het viertal van Servië naar Hongarije. ‘Urenlang voorovergebogen in een vrachtwagen,’ zegt Solomon. Hij trekt de pijpen van zijn spijkerbroek op om ons de striemen op zijn enkels te tonen. Na Hongarije volgde Slovenië. Twee dagen geleden kwamen ze Italië binnen.
Zolang de Eritreeërs onderweg zijn, bouwen ze niets op – behalve dan een schuld bij verre familieleden in Qatar en Duitsland die via Western Union vijfhonderd euro stuurden voor de treinkaartjes naar Parijs.
Eden wil graag werken. ‘Als alles.’ In Eritrea was ze lerares, ze kreeg er van de overheid alleen niet voor betaald. In Beiroet poetste ze en waste ze af. Allemaal tijdelijke baantjes. ‘Ik stuurde geld naar mijn moeder. Mijn vader is al jaren dood.’
‘Italië faciliteert doorreis’
Italië trok dit jaar herhaaldelijk aan de bel. Het land zegt de enorme hoeveelheid migranten niet aan te kunnen. Reddingsoperatie Mare Nostrum heeft tot oktober van dit jaar 143.914 bootvluchtingen gered. Ter vergelijking: in 2013 waren dat er 42.000. Op dit moment wordt Mare Nostrum langzaam uitgefaseerd: de Europese grensbewakingsorganisatie Frontex is gestart met operatie Triton, die meer gericht is op het bewaken van de grens dan het redden van bootvluchtelingen.
Vluchtelingenorganisaties vertellen dat ze vermoeden dat Italië illegale migranten zelfs verder op weg naar het noorden helpt
En dan zijn er nog de vluchtelingen die over land komen, zoals onze Eritrese reisgenoten. Volgens grensbewakingsorganisatie Frontex is de grens tussen Turkije en Griekenland goed voor een kwart van de illegale grensoverstekingen in Europa. Officieel moeten vluchtelingen asiel aanvragen in het land waar ze Europa binnenkomen. Maar het is een publiek geheim dat Italië niet al te streng is met het registreren van migranten. Desgevraagd geeft ook de Koninklijke Marechaussee in Nederland aan ‘dergelijke signalen’ te herkennen, maar hier niet over in detail te willen treden.
Geen van de Eritrese asielzoekers die we de afgelopen maanden spraken – en dat zijn er tientallen – moest na aankomst in Italië vingerafdrukken afgeven ter registratie. Sterker nog: vluchtelingenorganisaties vertellen dat ze vermoeden dat Italië illegale migranten zelfs verder op weg naar het noorden helpt. Eritreeërs die in Nederland arriveren, dragen in veel gevallen een splinternieuwe zwarte rugzak. Aangezien ze geen bagage mogen meenemen op de bootjes waarmee ze de Middellandse Zee oversteken, moeten ze die tas in Europa hebben gekregen. Van een mensensmokkelaar, of van de Italiaanse overheid.
De bootvluchtelingen die we gedurende ons onderzoek ontmoeten, tonen ons nieuwe Crocs en All Stars die ze van de Italianen kregen. Per groepje is er ook een rugzak. Bij een eerder bezoek aan het migrantenopvangcentrum in Pozzallo, Sicilië, zagen we een enorme stapel nieuwe rugzakken in de gang naast de slaapzalen. De zwaarbewapende beveiligers wilden ons geen uitleg geven. We moesten van het terrein af.
Uit de trein gezet: lopend verder naar Nice
Ventimiglia, acht uur ’s avonds. Asmaël vist een briefje van 500 euro uit zijn broekzak voor de tickets naar Nice. Het zou een ritje van een uur moeten zijn, maar binnen tien minuten gaat het mis. De trein stopt in Menton, het eerste stadje na de Franse grens. Op het perron staan twaalf bewapende gendarmes, in elk treinstel gaan er twee naar binnen. ‘Hebben jullie een paspoort?’ wil agent één weten. ‘Nee? Volg mij.’ Agent twee ziet erop toe dat de Eritreeërs uitstappen. Buiten, bij een dranghek, staan vijf andere donkere jongens die uit de trein zijn geplukt. ‘We onderscheppen honderd illegalen per dag,’ zegt agent één.
De agenten nemen niet de moeite om illegalen op te pakken, omdat Italië ze toch niet terugneemt. Dus zetten ze Eden, Omer, Solomon en Asmaël in een wit busje en droppen hen bij de grens. Wij mogen niet mee. ‘Het is niet leuk hoor,’ benadrukt agent één. ‘Zeker veertig minuten teruglopen naar het station van Ventimiglia.’ Tegen de Eritreeërs. ‘En dan niet opnieuw de trein nemen, hè.’
Zodra het busje met de agenten is omgekeerd, lopen de Eritreeërs via Menton naar Nice. Aan voorbijgangers vragen ze de weg. Omer belt ons om één uur ’s nachts. ‘We zijn er bijna!’ Bij aankomst wacht hun weer een nacht in een park.
Van Nice naar Parijs
Zodra het licht wordt, gaan de Eritreeërs naar het station. Ze pakken om halftien de trein naar Parijs. Her en der polsen politieagenten of donkere mensen over een paspoort beschikken, maar wie dat niet heeft, mag gewoon doorreizen, als er maar netjes een treinkaartje wordt gekocht.
‘Eerst een foto,’ besluit Solomon als we om halfvier aankomen op Gare de Lyon in Parijs. Na twintig kiekjes kijken onze reisgenoten verloren om zich heen. Wat nu? ‘We moeten op zoek naar zwarte mensen die Engels of Arabisch spreken,’ zegt Omer. ‘Die kunnen ons vertellen waar we heen moeten.’ Liefst Eritreeërs, maar Soedanezen zijn ook goed. Eritreeërs ontvluchten hun land veelal via buurland Soedan, dus Soedanezen zijn ‘bekend volk.’ Bij het sjieke Gare de Lyon vinden we niemand, dus pakken we de metro naar het internationale treinstation Gare du Nord. Binnen vijf minuten vinden we een Soedanees die Arabisch spreekt.
Die brengt ons naar een volgende Soedanees. Uiteindelijk belanden we in café La Coupole – ondanks de Franse naam een ‘gewoon Soedanees eetcafé,’ aldus de eigenaar. Aan een tafeltje bij het raam zit een donkere rastajongen die we al signaleerden in de trein naar Parijs. Ook hij heeft zijn weg naar dit café gevonden. Er is thee met heel veel suiker, en wie geld heeft kan injera eten – de pannenkoek die ook tot de Eritrese keuken behoort.
Hotel boeken zonder paspoort
Parijs is een kruispunt. Hier besluiten illegale migranten waar ze de komende jaren zullen leven. Solomon en de rest zijn er nog niet uit. Ze vragen het Eritreeërs die ze kennen van ‘onderweg,’ en die al verder zijn gereisd. Een jongen met wie ze in Servië optrokken, is bijvoorbeeld al helemaal gesetteld in Karlskrona, Zweden. In Zweden mag je snel aan het werk, vertelt hij. Maar de treinroute is riskant – via België en Nederland naar Denemarken en dan nog door. België is sneller en goedkoper. ‘Hoe is het weer daar?’
België is sneller en goedkoper. ‘Hoe is het weer daar?’
Engeland biedt ook voordelen: daar kunnen ze de mensen tenminste verstaan. Helaas is de overtocht bij Calais de laatste maanden schier onmogelijk. Passagiers moeten zich identificeren en alle vrachtwagens worden gecontroleerd met warmtesensoren.
Om negen uur gaat La Coupole dicht. De Eritreeërs slaan het aanbod af om in een van de kamers te slapen. ‘50 euro voor 3 personen. Te duur,’ vindt Omer. ‘Ik wil vannacht wel slapen hoor,’ verzucht Eden. ‘Gewoon’ een goedkoop bed boeken in een hostel is geen optie: daar heb je een paspoort voor nodig.
Dan ziet Solomon ineens een bekend gezicht. “Amin!” Een Eritrese vriend, die nu in Parijs woont. Er wordt gebeld. Nog meer gebeld. Gehosseld in het Arabisch. Af en toe passeert een politieauto, maar dat deert niet. De agenten stappen niet uit, ze vragen niets.
Solomon en zijn vriend Amin nemen ons mee naar Hotel Belfort, vlak bij Montmartre. We lopen via een Moneygramkantoor, waar wat van het door brothers gestuurde geld wordt opgepikt. Bij Belfort schuift de Noord-Afrikaan achter de receptie Solomon een sleutel toe van een kamer zonder nummer. Gratis. Omer en Asmaël krijgen voor 40 euro een hok op de vierde verdieping. Amin vult de formulieren voor toeristenbelasting in – zo is nooit te achterhalen dat deze Eritreeërs hier zijn geweest.
Ontbijt op de stoep
De volgende ochtend blijven onze reisgenoten zo lang mogelijk in hun warme bed liggen. Solomon, die al de hele reis een legerrugzak bij zich draagt, ruikt naar goedkope aftershave. Eden heeft schone kleren aan. Omer en Asmaël hebben alleen het kloffie dat ze al dagen dragen. ‘En, wat gaan we doen?’ polsen wij monter. ‘Blut,’ zegt Omer. Dus sjokken we maar weer richting het Soedanese café. Omdat er geen geld is voor koffie, ploffen we buiten op de stoep. Solomon heeft bij een Soedanese supermarkt drie grote familiecakes en een fles mierzoete Oasislimonade ingeslagen. Ontbijt. Echt warm worden we er niet van. ‘Het is een hondenleven,’ zegt Omer.
Na het zoveelste uur uitzichtloos hangen, staan we op om nog eens een rondje over het plein te lopen. Ons oog valt op een aanplakbiljet. ‘No border, no nation, stop deportation.’ Het briefje waarschuwt voor een grote Europese politieactie die over drie dagen begint, en waarbij alle ‘straten, treinen, stations, snelwegen en andere plekken’ ondersteboven worden gekeerd om de routes van vluchtelingen in kaart te brengen.
‘Vanmiddag gaan we weg,’ beslist Eden. België is het dichtstbij. De trein vertrouwen ze niet – zeker niet na het incident bij de Franse grens – dus zoekt Solomon zijn vriend Amin weer op. Kent hij iemand met een auto? Amin fikst wel wat, begrijpen we. We gaan weer op het pleintje zitten. ‘Wie rijdt?’ vragen wij. ‘Weet ik niet,’ zegt Eden. Met de auto naar België kost 100 euro per persoon. Amin schiet het geld voor. Eden en Solomon hoeven alleen maar te wachten tot de auto komt.
Uren later zijn we verkleumd. We trakteren Eden op een kop koffie bij de Soedanees. Asmaël zegt dat hij met Omer ‘even een simkaart gaat kopen.’ We zien ze niet meer terug. Eden vertelt dat ze ‘zijn ondergedoken bij een brother, totdat ze geld hebben om naar Denemarken te gaan. Of Zweden.’ Even later loopt ze zelf even naar Solomon, die buiten staat. Wij blijven zitten met onze koffie. De Eritreeërs zijn gevlogen.
Aangekomen in Nederland
‘Sorry, sorry, sorry,’ bellen ze twee dagen later. De chauffeur was bang dat die twee nieuwsgierige Europeanen hem zouden verraden. Hij wilde niet dat we zijn auto zagen. ‘We zijn in Parijs,’ zegt Solomon. ‘Hebben jullie België niet gehaald?’ vragen wij.
Nee, zo blijkt. ‘Belgium not good. Ik heb wat rondgevraagd bij het opvangcentrum. Het duurt daar veel te lang tot we aan het werk mogen, dus zijn we teruggegaan. Weten jullie waar Omer en Asmaël zijn? We zijn ze kwijt.’
Omer en Asmaël melden zich vijf dagen nadien via Facebook. Ze zijn in Duitsland. Denemarken is van de verlanglijst geschrapt. ‘Ik ben moe, ik wil gewoon rust,’ schrijft Omer. Terwijl wij een berichtje terugtikken, rinkelt ons mobieltje. Eden en Solomon. ‘Hoi! Waar zijn jullie? Wij zijn nu in Rotterdam. Toch maar de trein gepakt.’
Ze willen eerst even uitrusten bij een brother in Eindhoven. Volgende week gaan ze naar Ter Apel. Als de immigratiedienst hen vraagt hoe ze daar zijn gekomen, dan zullen ze zeggen dat ze ‘door een smokkelaar op de trein zijn gezet.’
Dit artikel verscheen in een andere versie eerder in OneWorld. Eden’s en Solomon’s namen zijn gefingeerd, om hun identiteit te beschermen.