Waarom is er geen Tinder om nieuwe vrienden te vinden?

Arjen van Veelen
Correspondent Natuur
'Automat' (1927) van Edward Hopper. Beeld: HH

Bijna zes maanden geleden verhuisde ik naar St. Louis, VS. Ik stuitte al snel op een bekend probleem onder migranten: hoe maak je nieuwe vrienden in een nieuwe stad? Ik zocht tevergeefs in kroegen, bij sportclubs, in de kerk, op internet. Maar toen kwam de verlossing. Een essay over vriendschap.

Het park was vrijwel verlaten en het begon al te schemeren. Vanuit de verte herkende ik zijn silhouet: ongeveer 1,85 meter lang, afgetraind, bril, baard. Hij droeg een muts en keek door een verrekijker naar een cluster sparren verderop.

Ik zette mijn fiets tegen een bankje. Propte mijn handen in mijn jaszakken. We groetten elkaar. Hij knikte naar de grond: er lagen pluizige ballen van donshaar en kleine botjes. Ik bukte en pakte mijn telefoon om een foto te maken.

‘Wacht,’ zei hij. Hij stak zijn vinger in de lucht. Nu hoorde ik ze ook.

Oehoe, klonk het vanuit een bomenrij niet ver van ons vandaan.

Oehoe, echode het even verder in het park, ietsje zwakker.

De twee lonkten al een tijdje naar elkaar, vertelde hij, maar hij had nog geen actie gezien. In de verte floepten oranje straatlantaarns aan – nog even en de duisternis zou verdere waarnemingen onmogelijk maken. Maar alsof hij op voldoende publiek gewacht had, verscheen daar de mannetjesuil uit de schaduw van een dennentak, wiekte enkele malen, laconiek en ogenschijnlijk traag, alsof dit een herhaling was, om daarna in een geruisloze vlucht naar een spar te glijden waar het vrouwtje zat.

Er was een gefladder dat enkele seconden aanhield. Daarna stilte.

Hij gaf me de verrekijker. Ze zaten samen op een tak.

‘Nu roken ze een sigaret,’ zei ik.

Hij lachte zachtjes. ‘Meestal vliegen ze na de seks meteen weg. Dit is bijzonder.’

En bijzonder was het inderdaad: this could be the beginning of a beautiful friendship,dacht ik. Maar ik zei niets, bracht de verrekijker weer naar mijn ogen en stelde scherp.

Los van intimi

Bijna zes maanden geleden verhuisde ik naar St. Louis, Missouri. Wie migreert, krijgt te maken met zorgen van het thuisfront: of je al een beetje geland bent. Of je al een beetje leuke mensen hebt ontmoet daar. Lees: je bent toch niet eenzaam, maakt toch wel vrienden?

Ik antwoord steevast dat alles fantastisch gaat. De werkelijkheid is dat ik de laatste zes maanden weliswaar vele aardige en fascinerende mensen heb ontmoet, maar nog geen echte vrienden heb gemaakt.

Ik kan heel goed tegen alleen zijn – zoals ik diep kan duiken zonder snorkel. Maar vroeg of laat heb je weer lucht nodig

Met echte vrienden bedoel ik dan: mensen bij wie je je hart kunt luchten. Aanvullende criteria: interessant, invoelend, divers, betrouwbaar, op afroep beschikbaar. Hoge eisen – maar ook als ik ze iets verruim (‘mensen met wie je bijvoorbeeld op woensdag bier kunt drinken’) blijft het behelpen.

Ik kan heel goed tegen alleen zijn – zoals ik diep kan duiken zonder snorkel. Maar vroeg of laat heb je weer lucht nodig. Ik kan mijn overzeese vrienden importeren, als hagelslag of fietslichtjes van de HEMA. En ja, er is WhatsApp, er is Skype – maar die prachtige technologie is ook geen panacee.

Er bestaat bijvoorbeeld nog geen lifehack voor het verschijnsel tijdsverschil, dat oude vriendschappen in een permanente staat van jetlag brengt: ’s ochtends in bed zie je op je telefoon hoe je overzeese vrienden hun eerste bier bestellen (communicatietechnologie kan de afstand soms juist benadrukken, in plaats van die te overbruggen).

Kortom, wie migreert, rukt zich los van intimi. Voor het eerst sinds lange tijd zie ik mij genoodzaakt actief nieuwe vrienden te maken. En ik heb ervaren hoe lastig dat is. Ik ben het verleerd – of misschien heb ik het nooit echt geleerd.

Mijn oude vrienden deed ik op zonder er moeite voor te doen: via de kant-en-klare netwerken waar ik door studie of werk in was beland. Eén keer eerder woonde ik in het buitenland, maar ook toen had ik collega’s als ingang. Gespreid bedje.

‘Compartment C, Car 293’ (1938) van Edward Hopper. Beeld: HH

Zeg overal ja op

Dit keer begin ik from scratch. Terug naar de brugklas. Ik ben een kleine zelfstandige met een bureautje aan huis en woon hier omdat mijn vrouw hier werkt. Mijn netwerk bestaat voornamelijk uit mijn kat.

Het eerste wat ik wijs werd: leg de lat lager. Stel niet te hoge eisen aan de kandidaten. Vergelijk ze niet hooghartig met wie je had. Zeg ja op alles.

Dus ging de lat lager – o, wat ging die laag! Ik heb etentjes uitgezeten waarin het urenlang ging over wat je allemaal wel niet in je frituurpan kunt bakken (alles, ontdekte ik). Ettelijke malen heb ik het Nederlandse softdrugsbeleid uitgelegd (wat ben ik ons liberale beleid gaan haten – wie er nu over begint, vertel ik dat we bejaarden op hun 88ste euthanaseren en daarna frituren, waarna ze als kindersnack dienen in coffeeshops).

Ik deed vrijwel alles wat je moet doen volgens de

Ik meldde me aan bij sport- en boekenclubs.

Ik frequenteerde buurtcafés – wellicht zat er zo’n Friends-achtig vriendengroepje dat me zou omarmen als nieuw personage.

Ik nam mijn laptopje mee naar koffietentjes of flexibele werkplekken met graffiti op de muur – alles om ook een soort collega’s te hebben.

Liep ik over straat, dan liep ik in een zo open mogelijke houding (ooit geleerd van een vriend die de theaterschool deed): handpalmen naar buiten gedraaid, blij rondkijken.

Het resultaat is pover. Volgende maand vier ik mijn verjaardag – of in elk geval, ik ben dan jarig. Maar wie zal ik uitnodigen? Er zijn nauwelijks tien mensen in de stad die mijn voornaam kunnen spellen (en dan tel ik de man van de buurtsuper mee).

Er liggen misverstanden op de loer

Het ligt niet aan mij. Denk ik. Ik ben relatief introvert, soit, en ik koester mijn comfort zones (want ze zijn precies dat: comfortabel). Maar dat geldt voor de meeste mensen.

Ligt het dan aan Amerika? Dat lijkt me ook niet. Amerikanen zijn niet per se bedeesd. Vraag iemand de weg en je krijgt zijn scheidingsperikelen of levensadvies cadeau – of nuttige tips voor wie nieuw is in de stad. Vele van dit soort microgesprekjes voerde ik. Niet eens altijd oppervlakkig, dat is een misverstand over Amerika – maar ze resulteren niet per se in het uitwisselen van nummers.

Ik boekte mijn grootste successen tot op heden bij immigranten: Bosniërs, Turken, Afghanen, latino’s. Misschien omdat het een soort lotgenoten zijn, maar waarschijnlijk gewoon toeval: één keer raakte ik in een Afghaans restaurant in gesprek met de eigenaar, over zaalvoetbal (of eigenlijk begon mijn vrouw het gesprek, ik zat in mijn comfort zone). Hij introduceerde me bij zijn team. Daar speel ik nu elke maandagavond.

Ik hou er niet van om met mezelf te converseren in de spiegel achter de bar: hallo, hoe gaat het, heb je al vrienden ontmoet, ik niet, ik ook niet

Het team bestaat voor het grootste deel uit Turkse Amerikanen. De helft van de tijd is de voertaal Turks. Ik vroeg een Nederlandse vriend die Turks spreekt om een openingszinnetje, hij appte me een Turkse belediging terug, die ik nietsvermoedend uitprobeerde op mijn teamgenoten. Bijna ben ik vermoord. Het is een begin.

Via dit team kwam ik weer bij een ander team, met voornamelijk latino’s, met wie ik elke donderdag competitie speel. Eén keer vroeg ik na afloop of iemand wat wilde drinken. Maar iedereen ging naar huis; men komt voor voetbal, niet voor vrienden. Bij mij is het andersom en intussen ren ik me rot als Dirk Kuijt.

Ik heb het geprobeerd via kroegen. In Nederland spreek ik er graag met vrienden af – maar ik hou er niet van om er met mezelf af te spreken, met mezelf te converseren in de spiegel achter de bar: hallo, hoe gaat het, heb je al vrienden ontmoet, ik niet, ik ook niet.

Het probleem van de kroeg is dat er niet echt een etiquette bestaat voor vriendenflirten. Je kunt iemand altijd aanspreken, natuurlijk, een drankje aanbieden, maar zowel bij mannen als vrouwen liggen er diverse misverstanden op de loer.

Omdat voor veel Amerikanen de kerk het sociale vangnet is, ben ik daar ook wezen kijken, bij een minikerk om de hoek ter grootte van een garage – een van de vele religieuze start-ups die vooral in de slechtere buurten verschijnen (naast drankzaakjes). Ik werd er onthaald als de Verlosser, er werd tweemaal voor me gebeden. Na afloop wilden velen een praatje met me maken. Een spectaculair onthaal en ik snap de aantrekkingskracht – maar I still haven’t found what I was looking for. In onze hypersociale tijden moeten er toch directere wegen zijn?

‘Nighthawks’ (1942) door Edward Hopper. Beeld: HH

Er zijn geen vacatures

Misschien moet ik geduld hebben – maar geduld is geen schone zaak, vind ik. De schrijver Curtis Sittenfeld, die van de oostkust naar St. Louis verhuisde, verzuchtte vorig jaar in The New York Times dat ze er jaren over deed voor ze in St. Louis vrienden had gemaakt. Zo lang wil ik niet wachten. En ik denk niet dat het aan deze stad ligt.

Op volwassen leeftijd vrienden maken is een universeel probleem. Het is haast een wet: de meeste mensen stoppen op een gegeven moment met nieuwe vrienden maken. Vaak na hun studietijd, als vriendengroepen zich eenmaal gevormd hebben en levens zijn uitgekristalliseerd (of vastgeroest). De muziek is gestopt, de stoelendans is klaar – en zoals Rilke dichtte: Wer jetzt allein ist, wird es lange bleiben.

Op volwassen leeftijd vrienden maken is een universeel probleem. Het is haast een wet: de meeste mensen stoppen op een gegeven moment met nieuwe vrienden maken

In economische termen: er zijn geen vacatures. Over dit verschijnsel, gesloten vriendengroepen, gaat een klassieke episode van de serie Seinfeld. Jerry Seinfeld zegt daarin: ‘I’m sure you’re a very nice person, you seem to have a lot of potential, but we’re just not hiring right now.’

Maar de theorie van gesloten vriendengroepen verklaart niet alles. Want er moeten ook allerlei dertigers zijn die, net als ik, nieuw in de stad zijn. Zeker hier. Voor Amerikanen is het normaal om naar de andere kant van het land te verhuizen. Transplants, noemen ze die verhuizers.

Voor deze groep bestaan allerlei online hulpmiddelen om mensen te ontmoeten. Sommige heb ik met veel plezier gebruikt. Zoals Nearify, voor evenementen bij je in de buurt. Een site die ik warm kan aanbevelen is Meetup.com. Daar kun je lid worden van groepen rond een bepaald thema, zoals ‘Fotografie,’ ‘Golden retrievers’ of ‘Fitness-dansen op Christelijke Muziek,’ of ‘Mensen in St. Louis die Kippen in hun Achtertuin Houden.’

Nuttige sites – maar ze gaan uit van de gedachte dat wie vrienden wil maken, eerst een hobby of passie moet kiezen.

Vrienden via omwegen

Dat is de tweede wet die ik de afgelopen maanden heb ontdekt: vrienden vind je vooral via omwegen. Wil je vrienden? Neem een hond. Neem een hobby. Begin een gezin. Word joods. Ga vrijwilligerswerk doen. Leer ukelele spelen.

Kortom, om mensen te ontmoeten heb je eerst een voorwendsel nodig. Ik begrijp de logica, maar het punt is: ik zoek geen hond, ik wil geen onbetaald werk doen, ik hoef geen nieuwe hobby’s – ik zoek vrienden. Ik vind het bovendien een verdrietige gedachte dat in een straal van 1 kilometer van mijn huis hoogstwaarschijnlijk iemand woont die mijn beste vriend had kunnen zijn, ware het niet dat ik hem nooit zal ontmoeten, puur omdat ik zijn passie voor achtertuinkippen niet deel.

Laat ik de vraag anders stellen: waarom bestaat er niet zoiets als speeddaten voor vrienden? Een bijeenkomst waar je mensen ontmoet, niet omdat ze ook van kippen houden, maar omdat ze vrienden zoeken?

Laat ik de vraag anders stellen: waarom bestaat er niet zoiets als speeddaten voor vrienden?

De man met wie ik uilen ging spotten in het park is een collega van mijn vrouw. In de tijd dat ik hem leerde kennen, op een borrel van haar werk, zat hij nog veel op dating-app Tinder. Ik keek eens mee hoe hij fotootjes van vrouwen zat te vegen: naar links betekende ‘is niks’, naar rechts ‘wie weet!’ Een ordinaire vleesmarkt, vinden sommigen – maar het is inmiddels breed geaccepteerd dat we via een app een levenspartner of gewoon seks zoeken. En het werkt. Ook hij vond later via die app uiteindelijk een heel leuke vriendin.

Als je voor zoiets intiems en ingewikkelds als liefde terechtkunt bij een app zou je denken dat er ook zo’n service zou bestaan voor vriendschap – quod non. Ik zou natuurlijk op Tinder vrienden kunnen zoeken, maar dat komt even geloofwaardig over als in een stripclub zijn voor het bier.

Er bestaan ook wel neutralere apps om mensen in je buurt te ontmoeten, zoals Skout, maar dat blijken in praktijk toch vaak platforms om fuckbuddy’s te vinden. En ja, je hebt natuurlijk Facebook, maar dat verbindt vooral bestaande vrienden – en die zocht ik nou juist niet.

Een advertentie plaatsen dan? Het beestje bij de naam noemen: vriend gezocht? Ik keek op Craigslist (de Amerikaanse Marktplaats), bij de rubriek ‘Strictly Platonic.’ Van de enkeling die expliciet vrienden zocht was snel duidelijk waarom dat niet lukte (‘I’m a fairly boring person, to be honest’). Dan had je nog een paar mensen die een 420-buddy zochten – een maatje om marihuana mee te roken.

Maar de meerderheid zocht gewoon een FB – een ‘Fuck Buddy’. Strictly Platonic bleek bepaald niet platonisch. Het fijne was wel dat de advertenties ter zake waren (‘Please send me pictures of face, body and penis’). Men zei gewoon expliciet wat men zocht (‘Wanna hang out nude this Christmas?’).

‘Room in Brooklyn’ (1932) door Edward Hopper. Beeld: HH

Vrinder

Nee dank u, een andere keer misschien. Wat ik wel zoek is diezelfde directheid, maar dan om vrienden te maken. Een Tinder voor vrienden. Noem het Friender. Of Vriendenradar. Of desnoods Platonic. Eén op één. Hier en nu. Met kleren aan. Zonder hobby’s. Gewoon, profieltje met foto en locatie:

34 jaar oud 187 cm 85 kg 318 meter van je vandaan nu online staat open voor: biertje/gesprek

Het is een fantastische app — die alleen niet bestaat. Voor alles is een app, zelfs voor liefde vinden, maar niet voor vriendschap. Opmerkelijk.

Misschien is het vinden van vriendschap minder dringend dan bijvoorbeeld het vinden van liefde of seks. Misschien ontbreekt de oerdrift die zo’n applicatie tot een succes zou moeten maken. Of is de markt te klein: de meeste mensen zijn al in hun vriendschap voorzien (‘sorry, we ain’t hiring’).

Er bestaat een taboe op het hardop zoeken naar vrienden. Het is sociaal geaccepteerd om te zeggen dat je single bent, maar wie volwassen is en vrienden zoekt, die is een beetje raar

Maar dat geloof ik niet. Er zijn dolende zielen genoeg. De enige goede verklaring die ik kan bedenken: er bestaat een bepaald taboe op het hardop zoeken naar vrienden. Het is sociaal geaccepteerd om te zeggen dat je single bent, maar wie volwassen is en vrienden zoekt, die is een beetje raar, die moet wel lijden aan een sociale melaatsheid. Niemand wil het jochie zijn langs het voetbalveld dat zegt: ‘Please, mag ik met jullie meespelen?’ Daarom zijn we niet expliciet, maar gebruiken we die omfloerste woorden (‘nieuwe mensen ontmoeten’, in plaats van ‘vrienden’). Daarom maken we die omtrekkende bewegingen (tennismaatjes zoeken terwijl we soulmates willen). Misschien is een vriend vinden daadwerkelijk ingewikkelder dan daten of seks.

En zo komt het dat je op een dag, hoewel je geen bijzondere ornithologische interesse hebt, bij schemering naar het park gaat en alles te weten komt over de Bubo virginianus, ofwel de Amerikaanse oehoe.

Dat je daarna naar een bar gaat in een verder vrijwel leeg café, dat volgehangen is met flatscreens zo groot als huisdeuren, waarop belangrijk wordt geijshockeyd, St. Louis Blues versus watdoethetertoe.

We praatten over politiek, filosofie, de zin van het leven. We pulkten aan bieretiketten. Er was die klik van iets prils. En toen hij even naar de wc was, sms’te ik mijn vrouw: ‘Het is geloof ik aan.’