Het museum van de toekomst is altijd open (en voor iedereen)

Lynn Berger
Correspondent Zorg
Illustratie: Hannah Kay Piché (voor De Correspondent)

Digitalisering, krimpende budgetten, een terugtrekkende overheid: de wereld van musea is aan grote veranderingen onderhevig. Hoe ziet de toekomst van het verzamelen en ontsluiten van kunst en erfgoed eruit? Dit zijn de zes grote trends die ik op het spoor ben gekomen.

In 2007 liep ik stage bij het Museum of Modern Art in New York. Mijn bureau stond in een archiefkast en wanneer ik daar niet aan zat te werken, bevond ik me in het kopieerhok. Glamoureus was het allerminst.

Toch leerde ik er veel: achter de toonzalen bleek een wereld te schuilen waar ik voorheen als bezoeker geen weet van had – een wereld van peperduur bruikleenverkeer, pijnlijke ‘de-accession’-vergaderingen waarin werd gepoogd objecten uit de collectie af te stoten zonder schenkers te beledigen en gepassioneerde discussies over wat wel of niet een passend object was om op te nemen in de collectie.

Waar ik het museum altijd als een soort fort had gezien, redelijk immuun voor wat zich buiten zijn muren afspeelde, daar bleek de buitenwereld – van de economische crisis die toen ophanden was tot nieuwe technologie die niet langer genegeerd kon worden – wel degelijk te duwen tegen en te trekken aan wat er binnen de museummuren werd gedacht en gedaan.

Wanneer een eeuwenoud instituut – de museumcollectie – wordt geconfronteerd met nieuwe economische, technologische en sociale omstandigheden, hoe verandert het dan? Wanneer prijzen op de kunstmarkt stijgen, overheidssubsidies afnemen, digitale technieken nieuwe mogelijkheden bieden en de verwachtingen van de samenleving over de rol van erfgoedinstellingen lijken te verschuiven, veranderen de definitie, betekenis en vormgeving van een verzameling dan mee? En zo ja, hoe? Met die vragen bezocht ik de afgelopen maanden musea, verzamelaars en kunst- en

Nu is dit natuurlijk typisch zo’n onderwerp dat nooit ‘af’ is – verandering is een constante, zoals het cliché wil, en ‘de toekomst’ loopt altijd voor ons uit. Maar hoewel ik dit onderwerp zeker blijf wilde ik nu, een klein halfjaar verder, toch een voorlopige balans opmaken. Noem het een catalogisering van het tot nu toe verzamelde materiaal.

1. Toegankelijkheid, toegankelijkheid, toegankelijkheid

De tijd dat duizenden objecten stof konden vergaren in een depot, zonder dat iemand zich daar druk om maakte, lijkt voorbij. Depots raken vol, onderhoud is duur, de overheid eist meer verantwoording en het publiek raakt er meer en meer aan gewend dat alles altijd en overal beschikbaar is. Zeker dat wat met belastinggeld is betaald.

Eén van de antwoorden hierop is het transparante depot. Museum Boijmans Van Beuningen wil een Collectiegebouw neerzetten dat de hele collectie herbergt en waar bezoekers hun eigen koers kunnen bepalen. Volledig vrij zullen ze daar overigens niet in zijn – ‘je kunt niet zomaar een schilderij uit een rek halen,’ zegt directeur Sjarel Ex daarover – maar er zullen wel steeds wisselende ‘routes’ door het depot worden uitgestippeld die bezoekers al dan niet onder begeleiding van een museummedewerker kunnen volgen. Museum aan de Stroom in Antwerpen, het Zeeuws Museum in Middelburg en Museum Gouda hebben al soortgelijke transparante depots of ‘deeldepots.’

Naast het ontsluiten van erfgoed hebben musea en andere erfgoedinstellingen nog meer taken: conserveren en onderzoek doen. Veel instellingen proberen ook die aspecten van hun werk toegankelijk te maken voor het publiek. Bijvoorbeeld door naast de depots ook de restauratieateliers min of meer transparant te maken, zoals Boijmans dat wil doen. Of door een deel van het digitaliseringsproces in een toonzaal van het museum uit te voeren, zoals bij Naturalis gebeurt.

Digitalisering is een andere manier om de toegankelijkheid te vergroten. Dat geldt met name voor het museum zelf: Naturalis digitaliseert zijn collectie en daar hebben vooral depotbeheerders en onderzoekers baat bij. Digitalisering – het digitaal registreren, soms fotograferen, van alles wat in je collectie zit – maakt namelijk dat je objecten gemakkelijk kunt terugvinden en nieuwe onderzoeksvragen kunt stellen.

Het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, dat het audiovisueel erfgoed van Nederland beheert, verzamelt alles wat wordt uitgezonden door de publieke omroep. Het instituut beheert bijna een miljoen uur aan audiovisueel materiaal. Die collectie groeit met zo’n 60.000 uur per

Om dat materiaal doorzoekbaar te houden, zijn digitale technieken van het grootste belang: zo wordt onder meer met behulp van spraakherkenningssoftware metadata gegenereerd om al die uren van extra informatie te voorzien. Vooralsnog is het gros van het materiaal niet publiek online beschikbaar omdat de auteursrechten ervan niet bij Beeld en Geluid liggen.

2. Online heb je geen muren, deuren of openingstijden

Illustratie: Hannah Kay Piché

Daarnaast wordt digitalisering ingezet om collecties toegankelijker te maken voor het publiek. Bijvoorbeeld door objecten online te ontsluiten – het doet dit en ook het heeft zijn collectie al voor een groot deel online staan. Het museumgebouw mag dan openingstijden en geografische coördinaten hebben, online is een collectie altijd en overal te bekijken.

Een gevolg van de digitaliseringsgolf is dat de grenzen tussen onderlinge collecties vervagen; ze worden onderdeel van grotere De gedigitaliseerde collectie van Naturalis is bijvoorbeeld ook opgenomen in de Global Biodiversity Information Facility een transinstitutionele, open access-biodiversiteitsdatabase. Voor het werken het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, het Stadsarchief Rotterdam en Gronings AudioVisueel Archief samen om hun bestaande amateurfilms online beschikbaar te maken én om amateurmateriaal uit het videotijdperk (van de jaren tachtig tot nu) te verzamelen. De originele films en videobanden zijn verdeeld over de depots van de drie instellingen, maar de gedigitaliseerde versies vormen online één enkele

In hoeverre dit soort ontwikkelingen een grotere betrokkenheid van het publiek met zich meebrengt, moet nog blijken. Wat in elk geval van belang is, zegt zowel Jasper Visser van The Museum of the Future als Lotte Baltussen van Beeld en Geluid, is het bieden van context. Wie het publiek een online collectie in stuurt met niet veel meer dan een zoekfunctie ter navigatie levert niet bepaald een dienst. Ook online, of misschien wel juist daar, is cureren – selecteren, uitleggen, context bieden – onmisbaar.

3. Gebruik wordt net zo belangrijk als bezit

Vroeger was het simpel. Een verzamelaar – een museum of een privéverzamelaar – viel samen met zijn of haar collectie. Een collectie was een afgerond geheel en alle objecten die ertoe behoorden, waren in het bezit van één partij.

Nu ontstaan er ook tussenvormen. Een conservator als Paola Antonelli van het Museum of Modern Art in New York propageert al een poos dat musea objecten in de wereld zouden moeten kunnen ‘taggen’ in plaats van ze te verwerven. Een Boeing 747 zou dan bijvoorbeeld tot MoMA’s collectie kunnen behoren, zonder van MoMA te zijn – het toestel zou juist gewoon in de lucht moeten blijven.

De Nederlandse kunstverzamelaar Han Nefkens heeft een aanzienlijke collectie hedendaagse kunst, maar bezit fysiek maar een fractie. De rest heeft hij in langdurige bruikleen aan musea gegeven, vaak met de belofte dat zij het mogen hebben na zijn dood. Het idee: het proces van kunst financieren en verzamelen is voor Nefkens waardevoller dan het hebben van het uiteindelijke werk. Bovendien: kunst is er om gezien te worden door zoveel mogelijk mensen. In een museum gaat dat gemakkelijker dan wanneer het bij hem thuis aan de muur hangt.

Over millennials wordt wel gezegd dat zij minder geïnteresseerd zijn in het bezitten van aardse zaken dan in de mogelijkheid deze te gebruiken waar en wanneer ze maar willen. Ze streamen hun films en muziek in plaats van dvd’s en cd’s te kopen; gebruiken een deelauto in plaats van dat er een permanent voor de deur geparkeerd staat. Eenzelfde mentaliteit lijkt zich langzaam maar zeker van de verzamelwereld meester te maken – al heeft dat waarschijnlijk net zoveel met bezuinigingen van doen als met technoculturele ontwikkelingen.

Zo zijn de zeven Nederlandse die zich met mode en kostuums bezighouden, en die gezamenlijk het online platform Modemuze hebben opgericht, onlangs overgegaan tot een De ontwerpen van Fong Leng die zij kochten behoren niet tot één collectie, alle instellingen kunnen er gebruik van maken.

En De Hallen Haarlem en het Stedelijk Museum Amsterdam kochten gezamenlijk videowerk van Rineke Dijkstra, Elizabeth Price en Guido van der Werve aan. Zulk ‘gedeeld eigendom,’ zei Karel Schampers van De Hallen Haarlem destijds, is ‘de aangewezen manier om de Collectie Nederland te Het idee dat een object tot twee of meerdere collecties tegelijk kan behoren – en dat toegang dus belangrijker is dan bezit – is een novum in de museumwereld.

Dat het eindeloos vergaren van bezittingen niet langer het be-all and end-all van musea is, zie je ook terug in een toenemende belangstelling voor, en het verdwijnen van het taboe op, ontzamelen. Waarom zou je je depots laten dichtslibben met objecten waar je eigenlijk nooit iets mee doet? In aanloop naar de geplande verhuizing naar het Collectiegebouw is Museum Boijmans Van Beuningen bezig een deel van de collectie te ontzamelen, en ook instellingen als Museum Gouda en Museum Catharijneconvent voeren een actief ontzamelbeleid.

Dieuwertje Wijsmuller en Jolande Otten, van Stichting Onterfd Goed in Den Bosch, die erfgoedinstellingen helpt met ontzamelen, verwoorden het zo: ‘Een museum gebruikt objecten om een verhaal te vertellen. Zonder een verhaal erbij is een object niets waard.’ Bezit zonder gebruik – daar heb je helemaal niets aan.

4. Het fysieke object is nog niet passé

Wie weet, zegt Wijsmuller, ‘staat er over vijftig jaar wel een groep mensen op die zegt: gooi het in godsnaam allemaal weg. We hebben het gedigitaliseerd, het zit 3D in de computer. Mochten we het ooit nog nodig hebben, nou, dan printen we het wel uit.’ Ook voormalig SCP-directeur Paul Schnabel sprak al eens de fantasie uit dat nieuwe technologie het fysieke object weleens overbodig zou kunnen

Voorlopig lijkt het fysieke object echter nog geen verleden tijd. Het Amsterdamse fotografiemuseum Foam bouwt sinds 2007 aan een collectie die op termijn een afspiegeling moet worden van de fotografie van de eenentwintigste eeuw. Toch verzamelt Foam nog altijd fysieke foto’s, geen digitale bestanden – ondanks het feit dat het merendeel van de in deze eeuw gemaakte foto’s digitaal is. Maar fotografen maken nu eenmaal nog vaak een fysiek object als eindproduct. Deels omdat ze daarin hun eigen toets kunnen laten zien, maar ook omdat een fysiek object schaarser is – en daarmee duurder. (Bovendien, zegt artistiek adjunct-directeur Marcel Feil van Foam: zonder een collectie fysieke objecten ben je, ook in de eenentwintigste eeuw, voorlopig nog geen museum.)

Bij Naturalis zullen ze de opgezette dieren, insecten of planten niet zomaar weggooien nadat ze zijn gedigitaliseerd. Al was het maar omdat ze DNA bevatten, dat handig kan zijn voor onderzoek. En wie weet wat toekomstige ontwikkelingen nog meer mogelijk maken; het feit dat veren van vogels informatie bevatten over de plaats waar zij zijn opgegroeid, dat had honderd jaar geleden ook niemand kunnen bedenken. Voor het Amateurfilm Platform zijn inmiddels honderden videobanden verzameld en gedigitaliseerd. Zolang de kwaliteit van het materiaal het toelaat worden de originelen echter niet weggegooid, want ‘mocht er ooit iets misgaan met het digitale materiaal, dan heb je in elk geval het fysieke materiaal nog,’ zegt projectleider Lotte Baltussen van Beeld en Geluid.

Het bewaren van fysieke objecten kan soms ook weer het verzamelen van nieuwe fysieke objecten op gang brengen – zoals, in het geval van het Amateurfilm Platform, apparaten waarmee die videobanden kunnen worden afgespeeld. Beeld en Geluid heeft een depot vol afspeelapparatuur – een depot dat, zoals het een instelling in de eeuw van transparantie betaamt, via Google Streetview te bezoeken is.

5. De terugkeer van de privéverzamelaar...

In de verzamelwereld van de eenentwintigste eeuw spelen privéverzamelaars een steeds belangrijker rol. Na een kleine eeuw van relatieve radiostilte treden ze weer meer op de voorgrond – aangemoedigd, wederom, door een terugtrekkende overheid die in de ‘publiek-private samenleving’ dé oplossing ziet voor het gat dat zij achterlaat.

Een verzamelaar als Han Nefkens helpt publieke musea met het verwerven van kunst die anders uit het publieke domein zou verdwijnen; zoals hij zijn er nog meer ‘moderne mecenassen.’Ook de particulier verzamelaar die een privémuseum opent is niet langer een negentiende-eeuws fenomeen. Prijzen op de kunstmarkt rijzen de pan uit, en particulieren zijn vaak kapitaalkrachtiger en flexibeler dan publieke instellingen. Zij bouwen zo collecties op die qua kwaliteit en reikwijdte absoluut niet onderdoen voor die van musea.

Verzamelaar Joop van Caldenborgh bouwt in Wassenaar zijn eigen museum; in Lisse moet over ongeveer drie jaar het Lisser Art Museum de deuren openen en onderdak bieden aan de collectie van kunstverzamelaar en supermarktondernemer Jan van den Broek, en in Gorssel verrijst volgend jaar een museum voor de vroegere kunstcollectie van Dirk Scheringa (die inmiddels eigendom is van zakenman Hans Melchers). De tijd dat het ‘verheffen van het volk’ met behulp van kunst en cultuur alleen een taak van de overheid was, lijkt voorbij.

6. ...en de opkomst van de crowd

Naast particuliere verzamelaars wordt ook ‘het publiek’ vaker ingeschakeld om te helpen een aankoop te financieren: hield eencrowdfundingactie om een maquette te kunnen realiseren, en financierde via crowdfunding de aankoop van een Tyrannosaurus rex.

Illustratie: Hannah Kay Piché

Maar ook op andere manieren helpt het publiek bij de totstandkoming én ontsluiting van collecties. ‘De grootste verandering van de afgelopen tijd,’ zegt Lotte Baltussen van Beeld en Geluid, ‘is de rol van het publiek.’ Dat verwacht meer inspraak – wil meer toegang – maar wil ook steeds vaker een steentje bijdragen. Musea maken daar gebruik van middels online crowdsourcing: voor het Amateurfilm Platform bijvoorbeeld werden mensen opgeroepen om hun eigen amateurfilmpjes in te leveren, zodat de collectie ook het videotijdperk goed zou vertegenwoordigen.

Niet alleen bij de uitbreiding maar ook bij de digitalisering van collecties kan de menigte een rol spelen. Bij Naturalis bijvoorbeeld werden mensen gevraagd te helpen met het digitaliseren van labels van preparaten: ze kregen foto’s van labels te zien, en moesten de handgeschreven teksten die daarop stonden overtikken. Op de website van Beeld en Geluid konden mensen via het spel Waisda? metadata toevoegen aan uitzendingen van onder meer Boer Zoekt Vrouw, Man bijt hond en Vroege Vogels. Wel blijkt de crowd vaak meer een crowdje te zijn: zowel bij Natualis als bij Beeld en Geluid werd 90 procent van het werk uitgevoerd door de fanatiekste 10 procent van de deelnemers.

De toekomst is al begonnen

Een serie over de toekomst van het museum is natuurlijk eigenlijk een serie over de manier waarop musea van nu inspelen op hedendaagse veranderingen. Transparante depots, online collecties, crowdfunding en crowdsourcing zijn enerzijds pogingen om tegemoet te komen aan de (veronderstelde) wensen van het moderne publiek, en anderzijds om datzelfde publiek deels het gat te laten vullen dat een terugtrekkende overheid achterlaat. De terugkeer van de privéverzamelaar, die zijn eigen museum opent of juist publieke musea helpt met het verwerven van objecten die anders onbetaalbaar zouden zijn, is een trend die al een tijdje gaande is, maar die nu steeds logischer wordt – en voor ontzamelen geldt hetzelfde.

Collecties worden toegankelijker en slanker en zijn niet langer per definitie verbonden aan één enkele instelling. Tegelijkertijd blijft veel zoals het was: musea doen nog steeds niet graag iets weg en de meeste collectiestukken zijn natuurlijk niet gedeeld, of onderdeel van een online metacollectie. Toch verschuift, heel langzaam maar ook heel zeker, de manier waarop we verzamelen en ontsluiten – die wordt bedachtzamer, veelzijdiger en misschien zelfs, om maar een vaak misbruikt woord te gebruiken, ‘democratischer.’ Voor het publiek is dat toch in elk geval goed nieuws.