Vrijheid van meningsverandering

Rutger Bregman
Correspondent Vooruitgang

Je komt ze niet vaak tegen: mensen die van mening zijn veranderd. Of beter gezegd: mensen die toegeven dat ze van mening zijn veranderd. Daar waar de meeste meningen worden geventileerd – binnen de politiek en de journalistiek – gebeurt het zo goed als nooit. 

Vreemd is het wel. Kiezers zweven als nooit tevoren en de wereld verandert sneller dan ooit. Maar toegeven dat we van mening veranderen? Ben je gek. 

Toch doen we het voortdurend. Wat eens gezond kosmopolitisme was, is nu doorgedraaide eurofilie. Wat ooit multiculturele tolerantie was, is nu de naïviteit van de jaren negentig. De PvdA van vandaag is de VVD van vroeger en de VVD van nu schuurt tegen standpunten aan waar Hans Janmaat nog voor veroordeeld werd. 

Het probleem met deze wereld is dat de dwazen en fanatici altijd zo zeker van zichzelf zijn, en de wijzen zo vol met twijfel

‘Je bent van mening veranderd’ - het klinkt als een verwijt. Maar is het niet juist de bedoeling van ieder fatsoenlijk debat? Wat hebben we aan een democratie die zwelgt in het ventileren en consumeren van de eigen mening? Ach ja, de vrijheid van meningsuiting, we kunnen er geen genoeg van krijgen. ‘Het recht om geluid te maken’, noemde de filosoof Stanley Fish het eens. Maar wat pas echt onder vuur ligt, is de vrijheid van meningsverandering. 

‘Het probleem met deze wereld is dat de dwazen en fanatici altijd zo zeker van zichzelf zijn, en de wijzen zo vol met twijfel,’ schreef de Britse denker Bertrand Russell jaren geleden. Je zou zeggen dat het openlijk van mening veranderen een teken van kracht is, van intellectuele moed zelfs. (Russell gaf het goede voorbeeld toen de jonge filosoof Ludwig Wittgenstein gehakt maakte van zijn levenswerk.) 

Toch veranderen we liever niet van mening. En als het moet, dan het liefst geruisloos. We geven het niet toe, schrijven het niet op. Ik dacht: laat ik eens graven in mijn eigen archief. Waar ben ik zelf eigenlijk over van mening veranderd?

Niet schrikken, maar Zwarte Piet kwam meteen bovendrijven. Eind 2011 schreef ik dat hij ‘potverdorie zwart is omdat hij uit de schoorsteen komt’. Het ‘gemekker over racisme’ vond ik zwaar overtrokken: gewoon een mooie traditie, leuk voor de kids en verder niet zeuren. Het was een van mijn eerste in een krant en riep veel (negatieve) reacties op – missie geslaagd, zou je zeggen.  

Inmiddels ben ik van mening veranderd. Wat een slecht stuk.

Ik loop trouwens vrolijk mee met de kudde, want de publieke opinie over Zwarte Piet lijkt in zijn geheel te verschuiven. Je kunt het triviaal vinden, dat jaarlijkse geleuter over een kinderfeest, maar het is ook een mooi voorbeeld van hoe agenderen, opiniëren en protesteren wel degelijk zin heeft. Toen Quinsy Gario (’Zwarte Piet is Racisme’) twee jaar geleden hardhandig werd gearresteerd, leverde dat een paar berichtjes in de kantlijn op. Inmiddels staan de voorpagina’s vol met zijn verhaal. 

Zo is het ook gegaan met veel grotere debatten, over de emancipatie van de vrouw, de opmars van homo-tolerantie en het succes van Pim Fortuyn. Of denk aan de komst van het rookverbod - eerst ‘betuttelend’, nu best populair - of de groeiende aandacht voor dierenleed. Het zou me niet verbazen als de standpunten van de Partij voor de Dieren over een jaar of dertig breed gedeeld worden. Zo gaat dat: ideeën van staatsgevaarlijke gekken kunnen zomaar de nieuwe politieke correctheid worden.

Woorden zijn daden, denken is doen. Milton Friedman, een van de grondleggers van het neoliberalisme, begreep dat als geen ander. ‘We moeten alternatieven ontwikkelen, levend houden en beschikbaar maken,’ schreef hij. ‘Totdat het politiek onmogelijke het politiek onvermijdelijke wordt.’ Wie de wereld wil veranderen moet niet beginnen bij de peiling van Maurice de Hond, maar moet beseffen dat we voortdurend, radicaal, van mening kunnen veranderen. Het is een vorm van politiek - en journalistiek - die we harder nodig hebben dan ooit. Juist in deze tijden van ‘crisis’.  

Een van de spannendste dingen aan De Correspondent is dat het onze meningen op nog gladder ijs zet. Niet alleen van de lezers, ook van de auteurs. Zo heb ik me vanaf dag één verbaasd over de hoeveelheid en kwaliteit van de reacties. Dat was wel even slikken. Want ja: nog altijd vind ik het spannend om te publiceren. Op de dag van een stuk ben ik vaak al vroeg wakker, kijk ik veel te veel op Twitter en spoken steeds dezelfde vragen door mijn hoofd. Zitten er nog spelfouten in? Heb ik een grote denkfout gemaakt? Het kleinste puntje van kritiek komt harder aan dan het grootste compliment.

Maar dat is prima, zou Friedman zeggen. Onze grootste uitdaging is om samen een platform te bouwen waarop niet het verschil, maar de verandering van mening centraal staat. Niet omdat we wispelturige draaikonten zijn, maar gewoon, omdat we de wereld beter willen begrijpen - misschien zelfs veranderen. Of zoals de econoom John Maynard Keynes schreef: 

‘Als de feiten veranderen, verander ik mijn mening. Wat doet u?’