Deze tv-maker ging undercover in de kledingindustrie, op zoek naar lichtpuntjes in een ‘klerewereld’

Anoek Nuyens
Theatermaker & schrijver
Roland Duong in De slag om de klerewereld. Foto: Michiel Cotterink

Vanavond zendt NPO 2 De slag om de klerewereld uit, waarin twee programmamakers – grotendeels undercover – de industrie achter onze wegwerpmode verkennen. Ik vroeg maker Roland Duong naar zijn grootste ontdekkingen en hoe hij zichzelf duurzaam kleedt.

Programmamakers en Teun van de Keuken, onder andere bekend van De slag om Europa en Keuringsdienst van Waarde, gingen undercover in de kledingindustrie. Ze bezochten katoenvelden in Turkije, fabrieken in Bangladesh en modeshows in Milaan om erachter te komen hoe de keten van de kledingindustrie in elkaar zit.

Vanavond is deel 1 te zien van hun driedelige serie De slag om de klerewereld. Ik sprak met Roland Duong en vroeg hem naar zijn ontdekkingen over ‘de klerewereld.’

De meeste reportages zijn undercover. Waarom hebben jullie dat gedaan?

‘Sinds de Rana Plazaramp in 2013 in Bangladesh zijn kledingbedrijven nog meer op hun hoede om negatief in het nieuws te komen. Als je met een filmploeg bij een fabriek aankomt, laten ze je dan ook niet zien hoe het echt zit, als ze je al binnenlaten. Door ons voor te doen als kledinghandelaar en undercover te gaan met een verborgen camera, konden we beter in beeld brengen hoe het zit.’

‘Wat het ons vooral heeft doen inzien, is dat je als kledinghandelaar geen strobreed in de weg wordt gelegd. Nederlanders, zo vertelde een Bengaalse fabrieksbaas, staan zelfs te boek als de grootste ‘uitknijpers’ onder de handelaren.’

Nederlanders, zo vertelde een Bengaalse fabrieksbaas, staan zelfs te boek als de grootste ‘uitknijpers’ onder de handelaren

Wat voor misstanden zijn jullie tegengekomen?

‘Dat er veel dingen mis zijn in Bangladesh weet iedereen. Kinderarbeid komt voor, gebouwen zijn in slechte staat en nooduitgangen in kledingfabrieken zijn niet altijd goed toegankelijk voor het personeel. Sinds Rana Plaza is er wel wat veranderd – veel fabrieken zijn iets veiliger geworden -, maar het is nog steeds vrij makkelijk om misstanden tegen te komen. Het probleem is echter veel groter dan alleen die fabrieken. Ook op de katoenplantages in Turkije bijvoorbeeld, is het bepaald geen pretje. Op dit moment bevinden zich daar duizenden Syrische vluchtelingen die katoen plukken. Ze hebben geen rechten of verblijfsvergunning en werken tegen ieder bedrag dat ze aangeboden krijgen. Wat ik opmerkelijk vind, is dat we die katoenvelden in Turkije ervaren als niet-Nederlands en niet-Europees, terwijl ze in feite een soort economische enclaves zijn. Het enige wat de werknemers krijgen is een karig loontje. Maar de werk- leefomstandigheden van die mensen zijn vaak zo slecht dat je je afvraagt hoeveel dat nu wezenlijk bijdraagt.’

Veel mensen zullen denken: heel erg allemaal, maar wat kan ik als Nederlander aan dit soort globale problematiek doen?

‘Ik denk dat je als westers individu vaak te horen krijgt dat je machteloos bent. Als ik mensen vertel hoe een kledingfabriek er vanbinnen uitziet, reageren ze verbijsterd en verontwaardigd. Maar even later geven ze dan ‘het systeem’ de schuld. Ik vind dat een vreemde redenering, want in feite plaats je jezelf dan buiten het systeem, terwijl je er wel onderdeel van bent. En los daarvan: je kunt altijd wat doen, al is het misschien maar klein en van weinig betekenis. Ik geloof in de kracht van het individu.’

Het is door veel bedrijven ondertekend. Gaat dat misschien een oplossing bieden op globaal niveau?

‘Het akkoord is er vooral voor veiligheidsmaatregelen in fabrieken. Om echt verandering in de kledingindustrie aan te brengen zijn er sociale maatregelen nodig. En dat begint met een mentaliteitsverandering hier in het Westen. Mensen moeten zich realiseren dat goedkoop geproduceerde kleding niet verenigbaar is met goede werkomstandigheden in fabrieken.’

Maar waarom kopen we eigenlijk zoveel kleren?

‘Dat heeft te maken met het begrip ‘wegwerpmode.’ Snel even een H&M binnenlopen voor een blouse of een truitje is normaal geworden. Kleren zijn nog nooit zo in de mode geweest. We kopen nu twee keer meer dan vijftien jaar geleden. Ikzelf ook, want het is leuk om er goed uit te zien. Maar je draagt letterlijk een vuile industrie op je huid. De manier waarop er geproduceerd wordt in de kledingindustrie tast het milieu en de gezondheid van mensen aan. Neem het verven van kleding. De giftige stoffen die worden gebruikt komen veelal terecht in rivieren rondom de fabriek. Misschien worden even verderop fruit en groente besproeid met datzelfde water. Het probleem is dus niet opgelost met veilige fabrieken.’

Wat doe jij zelf?

‘Ik probeer zo min mogelijk ‘wegwerpmode’ te kopen en zoek naar kleding die is gemaakt binnen de Europese Unie. De schoenen die ik nu draag, zijn handgemaakt in Duitsland en mijn blouse komt uit Italië. Als Nederlandse moraalridder kun je ver komen; je kunt je helemaal verantwoord kleden, maar het blijft lastig.’

’Ik was in Italië voor onze serie en sprak daar met een kleermaker die vertelde dat er in heel Italië nog maar 100 kleermakers actief zijn. Een pak bij hem kost minimaal 2000 euro. Daar doe je lang mee, maar het is niet goedkoop. Wat ik wel merk aan mezelf is hoe meer ik betaal voor kleding, hoe zuiniger ik erop ben. Zoals met zonnebrillen: die van een tientje raak ik altijd kwijt, terwijl ik die ene dure zonnebril van 150 euro nog nooit ergens heb laten liggen.’

En nu dan? Hoe ontstaat die bewustzijnsverandering in het Westen?

‘Toen ik laatst in de supermarkt stond en een rij biologische soepen van Unox zag staan, moest ik ineens weer denken aan een interview dat ik jaren daarvoor met de baas van Unox had over biologische soepen. Hij vond dat biologische eten maar gedoe. Een ‘niche,’ noemde hij het. En nu was zijn bedrijf dus toch gezwicht. Ik geloof, vooral door mijn ervaring als journalist in de voedselindustrie, dat er een maatschappelijke voorhoede nodig is die de massa bewust maakt dat ze niet alleen ‘toeschouwer’ zijn, maar ook ‘deelnemer’ aan het systeem en dat je wel degelijk iets van binnenuit kunt veranderen.’

Wie zijn die deelnemers eigenlijk?

‘Nu vooral de bedrijven. Ze doen er alles aan om de consument het gevoel te geven dat hij of zij rustig verder kan consumeren. Maar zakenmensen zijn niet pure evil, zoals sommige mensen weleens denken. Zakenmensen spelen in op wat mensen willen. En daar proberen ze zo rijk mogelijk mee te worden. Dus als ze rijk kunnen worden met verantwoorde kleding, zullen ze dat doen.’

Dankzij de consumptiemaatschappij kan iedere burger zich nu een koning voelen

‘Wij moeten beseffen dat je die verantwoordelijkheid niet aan bedrijven kan geven. Een echte voorhoede moet uit de samenleving komen. Als reactie op die voorhoede kan de overheid uiteindelijk de juiste maatregelen nemen. Ik geloof in sturend beleid op Europees niveau, in een zogenoemde strong governance.’

Ben je cynisch geworden door het maken van deze serie?

‘Nee, juist niet. Kleding gaat over schoonheid. Als je in Milaan ziet hoeveel kunstenaars en creativiteit er in die branche omgaan: dat ontroert me. Bovendien loopt kleding als een rode draad door het menselijk bestaan. Vroeger was het vooral voorbehouden voor de allerrijksten om zich mooi aan te kleden. Dankzij de consumptiemaatschappij kan iedere burger zich nu een koning voelen.’

‘Ik verwacht dan ook niet dat mensen na het zien van ons programma massaal stoppen met de aanschaf van goedkoop geproduceerde kleding. Dat besef moet langzaam groeien en zal door veel individuele acties of journalistiek onderzoek bij een steeds groter wordende groep doordringen.’

‘In het beste geval besef je na het zien van ons drieluik dat je je niet in slaap moet laten sussen door akkoorden of kledingbedrijven die zeggen dat ze ‘goed doen.’ Iedereen kan iets doen, ook al is het zelf een trui breien. Degene die zegt dat dat niet genoeg is, zou ik adviseren: ga er zelf naartoe, kijk rond en vraag je af: hoe gaan we dit zaakje verbeteren?’

Het eerste deel van de De slag om de klerewereld is vanavond te zien om 21.10 uur op NPO 2.

Teun van de Keuken in De slag om de klerewereld. Foto: Michiel Cotterink