Terug in Davos, terug in het Waldhotel. Hier was ik verleden winter met mijn petekind, die snowboardlessen nam. Terwijl hij lag te slapen schreef ik aan een toneelstuk waar de Münchner Kammerspiele mij om had gevraagd en iedere ochtend leverde ik het petekind samen met zijn moeder af aan de voet van de Jakobshorn, al was het maar om het gevoel te hebben iets aan wintersport te doen. Een kind afleveren voor wintersport is ook wintersport.

Ik ben dus teruggekeerd. Met het petekind en zijn moeder.

Het bedienend personeel in het hotel is vrijwel hetzelfde gebleven. Wat een goed teken is. Al hadden we de vorige keer een kamer aan de achterkant en dit keer een iets grotere kamer met balkon aan de voorkant, waardoor ik het genoegen heb gehad te merken dat er ook in Davos avond aan avond discomuziek wordt gedraaid. Althans, zolang de Spengler Cup wordt gehouden, een jaarlijkse ijshockeytournee, die ook dit jaar gewonnen is door Genève-Servette HC.

Alleen de dames (en heren) die ski- en snowboardlessen geven, zijn niet dezelfde als verleden winter. Maar hun uitmonstering is identiek gebleven, ze worden nog altijd gesponsord door Aberdeen, een bedrijf dat aan financiële dienstverlening schijnt te doen, en hun uitstraling is ook dezelfde gebleven: vriendelijk, aanlokkelijk en toch vervaarlijk.

Er is een moeder die haar circa twaalfjarige dochter dagelijks aflevert met tegenzin – alsof ze haar dochter naar het bordeel brengt

Er zijn andere ouders, maar ze zien er hetzelfde uit. Op enkele uitzonderingen na. Zo is er een moeder die haar circa twaalfjarige dochter – een verlegen meisje dat ik lange tijd voor een verlegen jongen aanzag – dagelijks aflevert met zichtbare tegenzin, alsof ze haar dochter naar het bordeel brengt. Wie de après-skivieringen kent, weet dat het bordeel niet ver weg kan zijn, dus het gevoel van de moeder vind ik alleszins begrijpelijk. De moeder van dit meisje lijkt de aantrekkingskracht van het gebeuren te begrijpen, maar zij weet ook dat wintersport net als het frequent snuiven van cocaïne een activiteit is waar de beschaving met goede redenen een stokje voor probeert te steken.

Op de voorlaatste dag van de snowboardlessen werd er een wedstrijd gehouden. Ik had weinig hoop dat mijn petekind het ver zou schoppen.

Alle ouders waren opgetrommeld en hadden ook behoorlijk wat honden bij zich. Een enkele ouder had zijn hond vastgebonden op een slee. Andere ouders hadden geen honden maar wel baby’s en die hadden ze ook vastgebonden op de slee, waardoor ik besefte dat de slee zoveel meer is dan een stuk speelgoed en een vervoermiddel op de noordpoolcirkel.

Ik hield me net als de moeder van het twaalfjarige meisje afzijdig. Zij las een boek en weigerde te kijken terwijl haar de dochter de berg afdaalde.

Dat ging me toch ietsje te ver.

Ik kon niet de hele wedstrijd uitkijken, maar ik zag mijn petekind zeker twee keer de berg afdalen. Hij viel niet, wat al meer was dan ik verwachtte. Je moet uitgaan van het ergste.

Sterker nog, hij werd tweede. Maar de prijsuitreiking heb ik niet meer bijgewoond, toen zat ik achter mijn computer om te schrijven.

Eerste werd het verlegen meisje. Mijn petekind zei: ‘Toen de wedstrijd begon was ze helemaal niet verlegen meer.’

Meer hoef je over de zogeheten winnaarsmentaliteit niet te weten: de wedstrijd begint, de verlegenheid verdwijnt.

In Davos denk ik veel aan de dood, en ik besefte: thuis ben je waar de winnaarsmentaliteit je in de steek laat.

De hoogtepunten van de Hotelmens Elke week deel ik een hoogtepunt met mijn lezers. Afgelopen week was dat mijn ontmoeting met de Nederlandse ambassadeur in Berlijn. ‘Wie weet knoop ik volgende lente een relatie met haar aan, want een ambassadeur in de familie kan nooit kwaad.’ Lees hier mijn hoogtepunten van afgelopen week terug De totale onthechting is het totale thuiskomen Op kerstavond is de Hotelmens in Zürich. Wachtend op zijn petekind slaat de vermoeidheid toe. Waar anders kan hij heen dan naar het Radisson Blu Hotel Zürich Airport? Lees hier het vorige feuilleton terug