De zon hangt als een hamer boven het oogverblindend witte strand. Aan de ene hand de felblauwe zee, aan de andere steil omhoog schietende rotsen. Dit eiland werd door de Franse kolonisten niet voor niets de Parel van de Antillen genoemd: een rijke producent van koffie, suiker, rijst.

Dit is Haïti.

Dat zal je misschien verbazen, want wij kennen Haïti vooral van ellende. Van de verwoestende aardbeving in 2010. Van de cholera-epidemie die erop volgde. En als het armste land op het westelijk halfrond.

Veel Haïtianen geloven dan ook dat het land sinds de onafhankelijkheid in 1804 vervloekt is. Toen de Haïtianen zich als eerste slavenkolonie van Frankrijk vrij vochten – zo gaat de – werd niet alleen een pact gesloten met de goede geesten, maar ook met de duivel. Dat pact bracht hun een eigen staat, maar ook meer dan twee eeuwen van armoede, staatsgrepen, dictatuur en natuurrampen.

In dit ellendige continuüm van de Haïtiaanse geschiedenis was de aardbeving van 2010, waarbij 230.000 mensen omkwamen en dakloos raakten, niet alleen een nieuwe tragedie, maar – hoe cru dat ook moge klinken – ook een kans. Of, zoals menig Haïtiaan het zelfs zegt: ‘Het beste wat Haïti ooit is overkomen.’

De ramp leverde namelijk twee dingen op die Haïti vóór die tijd nauwelijks had: grootschalige media-aandacht en geld. Eindelijk stond het eilandstaatje op de internationale radar. Er werden massaal teddyberen, oude kleren en celebrities ingezameld voor het goede doel. In totaal ging er zo’n 7,5 miljard euro aan hulp Ter illustratie: het bruto binnenlands product van Haïti bedroeg in het jaar voor de beving 5,5 miljard euro.

Op het toppunt van de humanitaire respons werkten er meer dan in Haïti: één hulporganisatie voor elke 900 mensen. Het gevolg was dubbel werk, competitie, gebrek aan coördinatie en verantwoording. De werd flink uitgebreid, en de blauwhelmen uit Nepal brachten het choleravirus met zich mee.

Wat volgde was een ramp in een ramp: een cholera-epidemie die nog altijd woedt.

Vandaag, op 12 januari, is de aardbeving precies vijf jaar geleden. De cameraploegen en beroemdheden zijn vertrokken, de internationale geldschieters richten hun aandacht op andere crisisgebieden, de teddyberen gaan nu naar West-Afrika of Syrië. Een enkele cameraploeg bleef nog, om de van de afgelopen maanden te verslaan. Maar wereldnieuws werden die niet.

Het lijkt een uitgelezen moment om de balans op te maken. Haïti was een land in puin. En een land in puin is als een puzzel die opnieuw gelegd moet worden.

Als we de puzzelstukjes nu aan elkaar leggen, welk beeld van Haïti komt er dan tevoorschijn? Is door de aardbeving het pact met de duivel eindelijk verbroken?

De heuvelachtige Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince. Foto’s: Pieter van den Boogert

Puzzelstuk 1: de overheid

De hekken rondom het presidentieel paleis van Port-au-Prince zijn afgedicht met groen zeil. Erachter, onttrokken aan het oog van de voorbijganger, ligt een krater. Het paleis – dat door de inwoners van de hoofdstad de wedding cake werd genoemd – stortte in 2010 letterlijk Een nieuw paleis is er nog niet.

Niet alleen het paleis, maar vrijwel de gehele ambtenarij werd verwoest door de aardbeving. Zo’n 25 procent van alle Haïtiaanse ambtenaren kwam om het leven, en in Port-au-Prince bleven slechts twee van de zevenentwintig regeringsgebouwen overeind staan.

Maar de overheid die in elkaar stortte, bestond ook vóór de aardbeving uit los zand. Sinds het einde van de in 1986 zijn er meer dan een dozijn Haïtiaanse staatshoofden geweest.

Regelmatig kwamen die aan de macht via militaire coups. De huidige president werd na de aardbeving gekozen om het land weer op de rails te krijgen. Maar op de staat Haïti dit jaar nog steeds op plaats

Dit track record is de reden dat slechts 1 procent van de noodhulpgelden direct aan de Haïtiaanse overheid is gegeven. De rest ging naar hulporganisaties. Hetzelfde geldt voor ontwikkelingshulp: tussen 2010 en 2014 ging maar 9 procent van deze fondsen naar de overheid. De aanname: als het geld aan de regering wordt gegeven, komt het niet goed terecht.

Maar dat is nu precies het probleem, vindt bijvoorbeeld de Haïtiaanse econoom Camille Chalmers, van het Haïtiaanse Platform om Alternatieve Ontwikkeling te Promoten (PAPDA). ‘Juist door geen geld aan de overheid te geven, verzwakt de staat verder: hoogopgeleide Haïtianen gaan bij internationale organisaties werken, niet bij de overheid. op de sectoren waarvoor ze verantwoordelijk zijn.’

Boven: In Caradeux patrouilleert de Haïtiaanse politie, begeleid door VN-trainers. Onder: Nog niet overal in Port-au-Prince zijn nieuwe gebouwen gebouwd, soms omdat men, volgens het voudou-geloof, angst heeft voor geesten. Foto’s: Pieter van den Boogert

De duizenden hulporganisaties in Haïti vervullen nu taken die de overheid eigenlijk op zich zou moeten nemen. Volgens Peter de Clercq, de humanitaire coördinator van de Verenigde Naties in Haïti, zit het probleem vooral in de overgang van – de levensreddende fase – naar ontwikkelingshulp – de levensverbeterende fase.

Er moet een omschakeling komen van een model waarin hulporganisaties centraal staan naar een model waarin de regering van een land centraal staat. ‘We hebben de heilige graal op dit gebied nog niet gevonden,’ zegt De Clercq.

Dat alle huizen er zo betongrauw uitzien, komt niet omdat men geen verf kan betalen, maar omdat je pas belasting betaalt over een ‘af’ – en dus geverfd – huis

Econoom Chalmers haalt een gezegde aan om de Haïtiaanse overheid te beschrijven: ‘sak vide pa kanpe’, een lege zak kan niet overeind staan. En de zak is niet alleen leeg gehouden door hulporganisaties. In Haïti wordt ook nauwelijks Dat alle huizen er zo betongrauw uitzien, komt niet omdat men geen verf kan betalen, maar omdat je pas belasting betaalt over een ‘af’ – en dus geverfd – huis. De slogan van de Haïtiaanse elektriciteitsleverancier is tekenend: ‘Betaal alstublieft uw rekening, zodat wij uw elektriciteit kunnen leveren.’

Maar zou de overheid haar taken wel kunnen vervullen als de zak met geld vol zou zijn? Het simpele antwoord is: nee. Er zit een plafond aan hoeveel (hulp)geld een zwakke overheid kan Zaak is dus om de capaciteit op te bouwen om dat wél te kunnen.

En dat kan alleen als de overheid serieus wordt genomen door de hulporganisaties. Peter de Clercq: ‘De president van Somalië, Hassan Sheikh Mohamud, heeft het eens mooi verwoord. Hij zei: ‘Ja we zijn corrupt, ja we zijn incompetent, ja er is veel wetteloosheid. Maar er is maar één Somalische regering, en als je ons niet als een regering behandelt, zullen we ook nooit een regering worden.’’ Hetzelfde geldt voor Haïti, denkt De Clercq.

Daarbij helpt de actuele politieke situatie in Haïti natuurlijk niet. Na maandenlange , wegens uitgestelde verkiezingen, komt het waarschijnlijk zonder verkozen regering te zitten. President Martelly gaat dan per decreet regeren.

Peter de Clercq, humanitair coördinator van de Verenigde Naties in Haïti, en tevens Speciaal Gezant voor de VN-vredesmissie MINUSTAH. Foto: Pieter van den Boogert
Twee Haïtiaanse economen. Links: Camille Chalmers. Rechts: Kesner Pharel


Puzzelstuk 2: de diaspora

In Caradeux, een dat na de aardbeving werd neergezet, zitten drie jongens naast elkaar op plastic stoeltjes. Harde uit de speakers van een motortaxi. Vlak na de beving woonden er naar schatting bijna 2 miljoen Haïtianen in dit soort kampen, nu zijn dat er nog altijd zo’n 80.000.

De jongens zitten hier de hele dag, zeggen ze. In de stank van rottend afval, tussen huizen die niet meer zijn dan samengegooide zooitjes van planken, takken en beschimmelde zeilen. De kinderen die aan hun broek hangen zitten letterlijk onder het stof en de vliegen.

Zijn de jongens niet op zoek naar werk? ‘Nee joh, waarom zou je voor zulke lage lonen gaan werken?’ zegt er een. ‘Ik heb familie in Amerika die me geld stuurt,’ zegt een ander.

Haïti heeft een enorme diaspora. Alleen al in de Verenigde Staten wonen zo’n Bijna net zoveel zijn gemigreerd naar de eilandbuur Dominicaanse Republiek, in Canada zijn er zo’n 200.000 en ook in Frankrijk en op de Bahama’s zijn tienduizenden Haïtianen te vinden. In Miami – dat op nog geen anderhalf uur vliegen ligt – is zelfs een wijk die Little Haïti wordt genoemd.

Al die Haïtianen sturen massaal geld terug naar huis: elk jaar meer dan 1,5 miljard euro: in 2013 was dat van het bruto binnenlands product. En daarmee worden jongeren, zoals die in Caradeux, niet gestimuleerd zelf te gaan werken. Meer dan twee derde van de beroepsbevolking heeft geen officiële baan.

Maar er zijn steeds meer Haïtianen uit de diaspora die terugkeren naar hun land van herkomst om een bedrijf te beginnen. Zoals Duquesne Fednard, die een bedrijfje in energiezuinige fornuisjes is begonnen. In een grote hal galmt getimmer op metaalwerk tussen torens van opgestapelde zilveren fornuisjes. Fednard schreeuwt erbovenuit: ‘Ik was zo moe van het beeld dat mensen hebben van Haïti. We zitten heus niet allemaal te wachten tot anderen onze problemen voor ons oplossen. Je hebt filantropie nodig, maar het kan niet je economie zijn.’

Maar wat moet dan wel de economische motor van Haïti worden? We leggen het volgende stukje aan de puzzel.

Boven: Nog altijd wonen zo’n 80.000 mensen in dit soort IDP-kampen. Onder: De meeste Haïtianen schilderen hun huizen niet, omdat ze dan geen belasting hoeven te betalen. Foto’s: Pieter van den Boogert

Puzzelstuk 3: de economie

De stoepen in heel Haïti zitten vol vrouwen. Ze worden madames Sara genoemd: reizende marktvrouwen, die in de trillende hitte op de grond zitten, met kleedjes vol zanderige aubergines, sperziebonen en bakbananen. Of met manden vol pèpè: tweedehands pennen, schoenen, boeken. Deze vrouwen zijn de ruggengraat van de Haïtiaanse economie: ze zijn goed voor 80 procent van de informele handel in het land.

De regering-Martelly kondigde dit jaar aan dat een opkomende economie wil zijn. Maar daarvoor moet nog veel gebeuren. In het van 2014 bungelt Haïti nog altijd onderaan, bij de laatste tien landen, nog net boven Tsjaad en Jemen.

Dat is natuurlijk niet gek voor een land dat vrijwel volledig draait op hulp- en diasporageld. Hoe zou daar verandering in kunnen worden gebracht? Waar zou Haïti meer geld uit kunnen genereren? Landbouw, roepen sommigen. zeggen anderen. Assemblage, mijnbouw, een denken weer anderen.

‘We krijgen nooit een middenklasse als iedereen met een opleiding op het vliegtuig naar Amerika stapt’

Kesner Pharel, Haïti’s ziet eigenlijk maar één oplossing: investeerders en ondernemers. ‘Natuurlijk zit een deel van het probleem bij de overheid,’ zegt hij. ‘Geld is laf, het gaat waar weinig risico is. Als je al dat geruzie over de verkiezingen ziet, ga je je geld niet in Haïti investeren.’

Maar een deel van het probleem ligt ook bij de private sector, meent Pharel. ‘Mensen zien zichzelf nu alleen maar als arbeider of boer, ze geloven niet dat ze ook ondernemers kunnen zijn. En we krijgen nooit een middenklasse als op het vliegtuig naar Amerika stapt.’

Haiti Open for Business’ is dan ook de slogan van de regering-Martelly, die overal op billboards langs de weg vanaf het vliegveld van Port-au-Prince te lezen is. Er wordt alles aan gedaan om het imago op te krikken – want op beelden van ellende is geen economie te enten.

En langzaamaan komen de succesverhalen om de slogan te onderstrepen. Zoals – een volledig in Haïti geproduceerde tablet. Of Digicel – het bedrijf dat mobiel bellen op Haïti mogelijk en betaalbaar heeft gemaakt. En aan de voet van de lommerrijke wijk Pacot verrijst een witte rechthoekige kolos: het 174 kamers tellende

Pharel: ‘Die hotelketen is een keerpunt. Als Amerikaanse zakenlui comfortabel kunnen overnachten, zullen ze hier veel eerder gaan investeren.’

Maar is het wel te doen, succesvol ondernemen in Haïti?

Boven: In de fabriek van Duquesne Fednard worden energiezuinige fornuisjes gemaakt. Onder: Nieuwe wegen in Port-au-Prince. Foto’s: Pieter van den Boogert

Puzzelstuk 4: de infrastructuur

BelFwi is een klein winkeltje in Petion-Ville, waar alles in feloranje en groene verf is gezet. Het is Haïti’s eerste en enige fruitbar – het menu bestaat uit smoothies, sappen en fruitsalades –, opgezet door Katleen Jeanty, een Haïtiaanse die een groot deel van haar leven in Amerika woonde. Sinds de aardbeving is ze terug, en probeert ze met haar fruitbar wat de Haïtiaanse economie zo hard nodig heeft: lokaal inkopen, lokaal verkopen.

‘Wij hebben geluk vandaag,’ zegt de jongen achter de bar, terwijl hij de blender vol mango’s aandrukt. ‘De buren hebben nu al geen elektriciteit meer.’ De regeringsslogan Haiti Open for Business wordt wat Jeanty betreft nog niet waargemaakt.

Probleem één is elektriciteit. Die is compleet onbetrouwbaar en gigantisch duur. Een kilowattuur kost 23 cent, vergeleken met 14 cent bij de buren op de Dominicaane Republiek. ‘Het is belachelijk dat je meer geld kwijt bent aan elektriciteit dan aan de salarissen van je werknemers,’ zegt Jeanty.

Er is geen kadaster in Haïti. Als je een stuk land koopt, kan er zomaar iemand opdagen die ook eigenaar van dat land blijkt te zijn

Probleem twee is de bureaucratische infrastructuur. Om een bedrijf in te schrijven moet je op Haïti maar liefst twaalf stappen doorlopen. ‘Ik dacht dat ik gek werd,’ lacht Jeanty. ‘Naar één kantoor moest ik zes keer terugkomen, want de enige persoon die mij een stempel kon geven was er telkens niet.’

President Martelly beloofde de registratiestappen van twaalf naar twee terug te brengen, maar hier sluit een eerder puzzelstukje aan: om dergelijke hervormingen door te voeren moet het parlement – compleet verlamd door de uitgestelde verkiezingen – eerst instemmen.

En dan hebben we het nog niet eens over de fysieke infrastructuur, om goederen van a naar b te krijgen. Van alle ‘snelwegen’ in Haïti is slechts de helft verhard. Als het regent verandert de rest van de straten in kolkende modderrivieren die huizen binnenstromen. En zelfs in de verharde wegen zitten zulke diepe gaten dat mensen erin verdrinken.

Er is geen vuilnisophaaldienst in Haïti, en geen riolering. Buiten de steden zijn geen tankstations, maar jongetjes die jerrycans benzine verkopen. Er is ook geen kadaster. Als je een stuk land koopt, kan er zomaar iemand opdagen die ook eigenaar van dat land blijkt te zijn. Ook toegang krijgen tot de rechtbank is lastig.

Natuurlijk zijn dit allemaal overheidstaken. Toch past dit puzzelstukje tussen de falende overheid en het gebrek aan economische vooruitgang. Want waar moet de regering al deze infrastructuur van betalen?

Hyguette Pierre Mercier, lerares en bestuurslid van een basisschooltje in IDP-kamp Caradeux. Foto: Pieter van den Boogert
Haïtianen uit de diaspora, die zijn teruggekeerd om een bedrijfje te beginnen. Links: Duquesne Fednard, van D&E Green. Rechts: Katleen Jeanty, van fruitbar BelFwi. Foto’s: Pieter van den Boogert

Puzzelstuk 5: de landbouw

Het erf van wordt van de weg afgeschermd door een poort van golfplaat en een kandelab, een schutting van gevlochten cactussen. De was droogt naast het graan op de grond, de varkens liggen aan een touw vastgebonden op het hete zand.

Tijdens de 29 jaar dictatuur van vader en zoon Duvalier is de Haïtiaanse landbouw geruïneerd. De Duvaliers verlaagden de importtarieven voor Amerikaanse landbouwproducten van 35 procent naar 3 procent, waardoor de Amerikaanse rijst, suiker en koffie de Haïtiaanse markt overspoelden. Nog altijd is een ei uit de VS op Haïti goedkoper dan een Haïtiaans ei. Daar komt de die de grond volledig heeft uitgeput, nog eens bij.

Hoewel Haïti ooit een vruchtbaar, zelfvoorzienend land was, importeert het nu 55 procent van zijn voedsel. Om het land vooruit te helpen zal de landbouw – en zeker ook de infrastructuur om de oogst snel richting de markt te krijgen – dus moeten moderniseren, zoveel is duidelijk.

Maar de geschiedenis speelt nog altijd een belangrijke rol in hedendaags Haïti. Geen boer denkt eraan om op een grote plantage te gaan werken – dat doet te veel denken aan het Elke boer werkt dus kleinschalig, voor zich, want daarvoor is hard gevochten door de voorouders.

Fleurisca Malvoisin heeft welgeteld één mangoboom, en daar is hij trots op.

Boer Fleurisca Malvoisin snoeit zijn enige mangoboom. Hij wordt gefilmd door een cameraploeg van de hulporganisatie die hem training gaf om zijn boom beter te onderhouden. Foto: Pieter van den Boogert

Puzzelstuk 6: de veiligheid

Op een enorm betonnen veld, omringd door barakken, staan her en der groepjes jongemannen (en een enkele vrouw) verspreid. Ze doen jumping jacks, sit-ups, push-ups. Dit zijn de nieuwe rekruten van de Haïtiaanse politie.

Afgelopen jaar meldden zich maar liefst 20.000 kandidaten aan – dat is bijna twee keer zo veel als Haïti politieagenten telt; het zijn er nu zo’n 12.000. De trainingsacademie van de politie heeft maar plek voor 1200 rekruten per jaar.

Als er één puzzelstukje is dat sinds de aardbeving echt is verbeterd, dan is het de veiligheid op Haïti. Er is nog steeds een negatief reisadvies voor het land, maar er zijn bijvoorbeeld geen georganiseerde kidnapbendes meer.

En waar de veiligheid in de IDP-kampen als Caradeux een enorm probleem was na de aardbeving (vooral voor vrouwen), zijn er nu maatregelen getroffen om die te verbeteren. Een vaste politiepost in het kamp bijvoorbeeld, en straatverlichting op zonne-energie.

Hoeveel kritiek de ook heeft gekregen, de Haïtiaanse politie – die zij trainen – gaat met forse schreden vooruit. Er zijn geen grootschalige geweldsplegingen door de politie meer, en de bevolking krijgt langzaam vertrouwen in de agenten, die nu soms zelfs te fiets patrouilleren.

Boven: Nieuwe rekruten van de Haïtiaanse politie trainen hoe ze iemand in de boeien moeten slaan. Onder: De fabriek van de volledig Haïtiaans geproduceerde tablet Surtab. Foto’s: Pieter van den Boogert

De puzzel is gelegd, wat krijgen we te zien?

Natuurlijk zijn er nog veel meer stukken in de Haïtiaanse puzzel. Onderwijs. Gezondheidszorg. Het gerechtssysteem. De VN-vredesmissie. Maar hoeveel puzzelstukjes je ook gebruikt, de puzzel toont hoe dan ook dat geen noodhulp tegen deze problemen op kan. De problematiek van de falende Haïtiaanse staat ligt dieper, en lag er allang voor de aardbeving.

Maar welk beeld staat er op de puzzel, dat Haïti, vijf jaar na de aardbeving, samenvat? Misschien dat van de massademonstraties tegen de regering van president Martelly. Want de Haïtianen mogen dan geen werkende staat hebben, ze zijn wel de eerste vrijgevochten slaven, en vrij zullen ze zijn om te demonstreren. Het is een trots volk, dat hard voor hun eigen land heeft gevochten. Trots op hun rum, op hun En op hun demonstraties.

Ja, de armoede is schrijnend, maar voor veel mensen is het leven nu beter dan vóór de aardbeving

Of misschien toont de puzzel wel het schooltje van lerares Hyguette Pierre Mercier, in IDP-kamp Caradeux. Kinderen in bordeauxrode uniformpjes zitten op lage bankjes of op de grond, in een mist van zand. De noodwoningen en tenten van dit soort kampen zijn voor tienduizenden mensen vaste verblijfplaatsen geworden. Ja, de armoede is schrijnend, maar voor veel mensen is het leven nu beter dan vóór de aardbeving. Mercier: ‘Voor de aardbeving gaf ik les in een paar oude bussen. Nu hebben we tenminste van een hulporganisatie dit gebouwtje gekregen.’

Wat ook kan is dat op de puzzel van Haïti vijf jaar na de aardbeving het beeld van een verschijnt. Deze overdekte pick-ups zijn het karakteristieke, felbeschilderde openbaar vervoer van Haïti. De chauffeurs maken er een kunst van de voertuigen te versieren met handgesneden en geschilderde figuren en leuzen. De taptap op de puzzel rijdt rond in Port-au-Prince, met ramen die tot peacetekens zijn gevormd. Achterop staat één woord, in felblauw: optimisme.

Update 14/01/2015: Het is de Haïtiaanse president Martelly niet gelukt om een akkoord te bereiken met de oppositie - het parlement is ontbonden, en Haïti zit nu

Haïtiaanse documentaire over noodhulp na de aardbeving De documentaire Fatal Assistance, van de Haïtiaanse filmmaker Raoul Peck, is een woest beklag tegen de internationale hulpgemeenschap. Een aanrader voor wie meer wil weten over de fase vlak na de ramp. Lees hier mijn korte aanbeveling van de documentaire

Eerdere stukken over noodhulp

Zo vergaat het de Filipijnen een jaar na de tyfoon Een jaar na tyfoon Haiyan (6000 doden, 4 miljoen mensen zonder huis) staat het gedwongen huwelijk tussen de Filipijnen en hun helpers onder druk. De hamvraag: wie heeft de leiding over de noodhulp in het land? Met fotograaf Pieter van den Boogert dook ik in de noodhulpmachine. Lees hier het artikel over de Filipijnen na Haiyan terug Hoe bouw je nieuwe huizen voor vier miljoen daklozen? Tyfoon Haiyan maakte een jaar geleden vier miljoen Filipijnen dakloos. Nu, een jaar later, proberen overheid, hulporganisaties en de lokale bevolking voor iedereen een nieuw onderkomen te bouwen. Maar hoe begin je aan zo’n immense taak? De vijf stappen van huizenbouw na een ramp Wat doe je als je boven op een tijdbom woont? San Francisco en Kathmandu liggen beide op levensgevaarlijke breuklijnen. Ooit zal een grote aardbeving deze steden verwoesten. Hoe bereiden ze zich daar op voor? Je zou denken dat ontwikkelingsland Nepal in de leer moet bij de VS. Maar samen met fotograaf Pieter van den Boogert kwam ik erachter dat het omgekeerde net zo nodig is. Lees hier het artikel terug Hoe maak je de meest aardbevingsgevoelige stad ter wereld veilig? In de hoofdstad van Nepal – die bovenop een gevaarlijke breuklijn ligt – zullen de meeste huizen een aardbeving niet overleven. Dan zou je zeggen: leid architecten op, maak goede bouwvoorschriften en stop er veel hulpgeld in. Maar op bezoek in Kathmandu blijken die oplossingen niet te werken. Hoe kun je dan wel veiligere huizen bouwen? Lees hier het artikel terug Over de fotograaf De fotograaf die de noodhulpsector in beeld bracht, is Pieter van den Boogert. Eerder maakte hij het prijswinnende fotoboek What We Wear, over de kledingindustrie. Bekijk hier eerder werk van Pieter

Deze serie wordt mede mogelijk gemaakt door het en het

Wil je op de hoogte blijven van mijn artikelen? Als correspondent Conflict & Ontwikkeling ben ik op zoek naar manieren om de wereld een beetje beter te maken. Wil je weten wat ik zoal tegenkom op mijn zoektocht? In mijn tweewekelijkse nieuwsbrief tip ik je het beste wat ik lees, zie en hoor over mijn onderwerp. Schrijf je hier in voor mijn nieuwsbrief