De ouderwetsche Nederlandsche held is terug in een hypermoderne actiefilm over Michiel de Ruyter
Overmorgen komt de film Michiel de Ruyter uit. Een film die de vorige eeuw niet gemaakt had kunnen worden, toen heldendom nog geassocieerd werd met nationalisme. Is het taboe op heldenverering nu definitief geslecht?
Michiel de Ruyter (1607-1676) is een held. Dat is in ieder geval het beeld dat veel Nederlanders van de man hebben, zo blijkt uit de vele reacties op sociale media naar aanleiding van de film van regisseur Roel Reiné die gisterenavond in première ging. Michiel de Ruyter laat de opkomst en ondergang zien van een admiraal die een belangrijke rol heeft gespeeld in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Er worden in de film daarnaast onderwerpen aangesneden die in de zeventiende eeuw actueel waren, en die dat vandaag de dag nog steeds zijn.
In een interview zei hoofdrolspeler Frank Lammers dat Michiel de Ruyter ‘Nederland zijn identiteit heeft gegeven, of op z’n minst bewaard’ en ook in de trailer en film komt dit sentiment naar voren. Dat geeft te denken: is Michiel de Ruyter nu een geslaagde vorm van historisch drama, een spiegel voor ons huidige land, of is er iets anders aan de hand?
De film begint in een bescheiden kerkje, niet ver van zee. Hier luisteren de hoogzwangere echtgenote Anna de Ruyter en haar kinderen naar een gebed, als opeens hevig kanongebulder de woorden van de dominee verstoort. Verontrust snelt de jongste van de dochters De Ruyter naar buiten, gevolgd door de rest van het gezin.
In de duinen zien ze hoe de Engelse schepen en die van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden elkaar beschieten. Wat ze aanschouwen is de Slag bij Ter Heijde (8 tot 10 augustus 1653), die zijn meest betekenisvolle moment nadert.
Over de schepen van de Republiek voert Maarten Harpertszoon Tromp (1598-1653), in de zeventiende eeuw een gelauwerde Hollandse zeeheld, het bevel. Lang zal zijn leven niet meer duren, in de mast van een Engels schip heeft een scherpschutter hem in het vizier. Het schot dat hij afvuurt, blijkt dodelijk. En hoewel Michiel de Ruyter het dan nog niet weet, laten de beelden er geen twijfel over bestaan: De Ruyter komt eerst in een longshot in beeld, waarna er in zinderend tempo wordt uitgezoomd tot het grondgebied van de hele Republiek in beeld is.
Oftewel, De Ruyter is overduidelijk de man om nu de bedreigde jonge Republiek te verdedigen. ‘Het lot van miljoenen Nederlanders’ is daarmee ‘in handen van één zeeheld’ – stelt de trailer. En niets kan hem daarvan weerhouden: de arrogante zoon van Maarten Tromp noch de miskraam van zijn vrouw. Als het land hem nodig heeft, geeft de ware held gehoor.
Toch is De Ruyter een typisch Nederlandse held: grootse verrichtingen, maar een leven zonder opsmuk. Na een zeeslag gaat De Ruyter bijvoorbeeld in een sobere sloep naar huis, naar zijn gezin. De admiraal heeft iets weg van Frans Bauer. Gekkigheid is er voor De Ruyter in ieder geval niet bij. Cultuurhistoricus Herman Pleij noemde dat eens de ‘de triomf van de gewoonheid’ – Nederlandser kan haast niet.
De film past zo niet alleen in een trend van hernieuwde aandacht voor het vaderlandse verleden, ook haakt hij aan bij het debat over nationale identiteit.
Verleden zonder grootsheid
Want een film over De Ruyter was nog niet zo lang geleden ondenkbaar. Er was aanvankelijk maar weinig aandacht voor de admiraal, stelt historicus Ronald Prud’homme van Reine in zijn biografie over de Zeeuwse zeevaarder. Dat gold overigens ook voor andere nationale zeehelden, het gold zelfs voor de Nederlandse maritieme geschiedenis van de zeventiende eeuw in het algemeen.
Toen de eerste druk van zijn boek uitkwam, in 1996, had geen enkel maritiem museum een permanente tentoonstelling over de Nederlandse oorlogsvloot in de zeventiende eeuw. Het portret van Michiel de Ruyter was niet te bezichtigen; het schilderij hing in een afgezonderde ruimte of was opgeborgen in een depot.
Toen de eerste druk van zijn boek uitkwam, in 1996, had geen enkel maritiem museum een permanente tentoonstelling over de Nederlandse oorlogsvloot in de zeventiende eeuw
Dat was niet zonder reden. Na de Tweede Wereldoorlog kwam nationale heldenverering in een dubieus daglicht te staan. Al te uitvoerige aandacht voor het vaderlandse verleden werd gezien als nationalisme – een woord waar toen nog menigeen een vieze smaak van in de mond kreeg. Historische helden van weleer werden na de Tweede Wereldoorlog juist in de ban gedaan.
Jan Pieterszoon Coen is daar het duidelijkste voorbeeld van. Deze koopman en gouverneur-generaal van de Verenigde Oost-Indische Compagnie werd voor de oorlog nog gezien als nationale held, na de oorlog kwam hij te boek te staan als misdadiger, mede door het uitmoorden van de lokale bevolking van de Banda-eilanden in 1621.
Nederlanders deden niet aan heldenverering – en waarom zouden ze ook? Het bestaan van Nederland als onafhankelijke staat was vanzelfsprekend, het helder benoemen van de Nederlandse eigenheid eerder een probleem dan noodzaak.
In krap twintig jaar heeft Nederland zich ontdaan van het taboe op historische heldenverering
Maar tijden veranderen. Tien jaar na het uitkomen van de biografie over Michiel de Ruyter zou het Marinemuseum in Den Helder uitgebreid aandacht schenken aan de Nederlandse oorlogsvloot in de zeventiende eeuw. Een jaar later, tijdens zijn vierhonderdste geboortejaar, was er op talloze plekken in Nederland ook ruimschoots aandacht voor De Ruyter.
In 2011 zou PVV-voorman Geert Wilders zich voor een fotoshoot voor Veronica Magazine zelfs verkleden als de admiraal, om zo aandacht te schenken aan wat hij de grootste held van ons land noemde. En dan nu een film. Het moge duidelijk zijn: in krap twintig jaar heeft Nederland zich ontdaan van het taboe op historische heldenverering.
De herontdekking van de vaderlandse eigenheid
In dezelfde periode dat Prud’homme van Reine zijn boek over De Ruyter voor het eerst publiceerde, kwam er een debat op gang over de Nederlandse identiteit. Dit zou de aanzet zijn tot een totale opleving van aandacht voor het vaderlandse verleden van vóór de Tweede Wereldoorlog. Het was Paul Scheffer, die in 1995 een steen in de rimpelloze vijver van het publieke debat smeet, met een aantal publicaties in NRC Handelsblad over de eigenheid van Nederland. Scheffer constateerde bij veel Nederlanders een groeiend gevoel van onbehagen. De oorzaak? Europese eenwording en de multiculturele samenleving.
Dit debat verhardde rond de eeuwwisseling, toen diezelfde Scheffer deze multiculturele samenleving voor mislukt verklaarde. Iets wat VVD-leider Frits Bolkestein in zoveel woorden al eerder had gedaan. De Nederlandse eigenheid – taal, cultuur en geschiedenis – moest sterker benoemd worden. Alleen dan konden immigranten succesvol integreren. Nederland was een land zonder spiegel.
Terwijl dit debat een kookpunt bereikte na de aanslagen van nine eleven en met de opkomst van Pim Fortuyn in de Nederlandse politiek, ontstond er vanuit verschillende andere hoeken eveneens interesse voor de Nederlandse identiteit. Die nam in de loop van de jaren nul van deze eeuw zo’n vlucht dat er gerust gesproken kan worden van een neonationalistische revival. Niet alleen de niet-aflatende stroom publicaties over de vooroorlogse vaderlandse geschiedenis en de Nederlandse identiteit zijn hier een voorbeeld van, ook de heisa rondom het Nationaal Historisch Museum, het verschijnen van de Canon van Nederland en de zoektocht naar de grootste Nederlander aller tijden zijn dat.
Om maar te zwijgen over televisieprogramma’s als Ik hou van Holland (RTL4) of reclamecampagnes waarin geschermd wordt met de nationale identiteit. Vooral bij die twee laatstgenoemde uitingen is het nationale besef omgeven met een behoorlijke spruitjesgeur: stereotyperingen en een flinke dosis nostalgie worden niet gemeden. Hier is, met andere woorden, sprake van onvervalst poldernationalisme.
Televisieseries als De Gouden Eeuw en De Slavernij vestigden de aandacht op de Nederlandse roemruchte zeventiende eeuw. En sinds een aantal jaren doet ook de filmindustrie mee aan de hernieuwde aandacht voor de vaderlandse geschiedenis. Waren voorheen het koningshuis en de Tweede Wereldoorlog de grote pijlers van de Nederlandse historische film, in de afgelopen jaren is met Nova Zembla (Reinout Oerlemans, 2011) en Kenau (Maarten Treurniet, 2014) een aantal films verschenen dat juist gaat over de ontstaansperiode van ons land.
Wervelend historisch actiedrama
Aan duiding van de Nederlandse eigenheid in Michiel de Ruyter dan ook geen gebrek. Wat voorbeelden: de kakofonie van meningen in de parlementszittingen die wil laten zien waar ons poldermodel zijn oorsprong vindt. De Republiek wordt voorgesteld als een democratie waarin de Staten-Generaal en de raadspensionaris – er was in deze jaren geen stadhouder – samen de touwtjes in handen hebben. Er moet consensus gevonden worden. Het bestuur van de Nederlanden was tamelijk egalitair, in tegenstelling tot het hiërarchische staatsbestel van bijvoorbeeld het Engeland van die tijd, waar Charles II het nagenoeg alleen voor het zeggen had.
Consensus, gelijkheid en tolerantie – de belangrijkste Nederlandse kernwaarden komen terug in de film
En ook: vrijheid staat hoog in het vaandel, zo valt in ieder geval af te leiden uit de toespraak die Johan de Witt houdt tegenover de Staten-Generaal, bij zijn aanstelling als raadspensionaris. Consensus, gelijkheid en tolerantie – de belangrijkste Nederlandse kernwaarden komen zo terug in de film.
Ook wordt duidelijk wat de gevolgen zijn als die kernwaarden in gevaar komen. De Witt wilde het leger niet versterken omdat dit oorspronkelijk een bolwerk was van prinsgezinden. De aanvoerders van deze orangisten beramen vervolgens de moord op raadspensionaris Johan de Witt en zijn broer Cornelis. Dit ontaardt in een gruwelijke en bloederige lynchpartij, die zeer plastisch en waarheidsgetrouw, aldus Prud’homme van Reine, die de film eerder al zag, wordt verbeeld.
Het is een van de sterkste scènes uit de film: terwijl de Republiek haar rampjaar beleeft, waarin zij ternauwernood ontsnapt aan ondergang en een burgeroorlog, wordt Willem III van Oranje aangesteld als stadhouder. Een gebrek aan samenwerking en consensus betekent dus een samenleving in chaos, een land in gevaar.
Hoewel al deze Nederlandse eigenheid in de film zit, lukt het niet om dit op diepgaande wijze over te brengen op het publiek. De film is geen drama dat historische authenticiteit als hoogste prioriteit heeft, of het verleden op een gedragen manier wil tonen. Ook is het, om met Paul Scheffer te spreken, geen spiegel voor ons land.
Michiel de Ruyter is simpelweg een spektakelstuk dat zijn weerga niet kent – in ieder geval voor Nederlandse begrippen. Vooral de zeeslagen zijn knap in beeld gebracht, door wervelende cameravoering en geslaagde special effects. Roel Reiné beheerst dit genre als geen andere Nederlandse regisseur. Met titels als Death Race 2 (2011) en The Scorpion King 3. Battle for Redemption (2012) op zijn cv zou het ook vreemd zijn als zijn film over Michiel de Ruyter een ernstig historisch drama was geworden.
Maar ondanks het poldernationalisme is het project van Reiné in filmische termen geslaagd – zeker voor wie van actiefilms houdt. In ieder geval is het taboe op historische heldenverering met Michiel de Ruyter definitief geslecht. En dat de film van Reiné navolging krijgt staat vast: een film over Willem van Oranje – Vader des Vaderlands – staat al in de steigers.
De film Michiel de Ruyter draait vanaf 29 januari in de bioscoop.