Nous sommes Charlie aussi
Publicisten en burgers van over de hele wereld toonden zich gisteren solidair met het Franse satiretijdschrift Charlie Hebdo, dat een gruwelijke terreuraanslag te verduren kreeg. Maar wat staat er eigenlijk in het blad? Als klein eerbetoon hebben we twee prominente stukken uit de gisteren verschenen editie vertaald, geïllustreerd met enkele bijbehorende cartoons.
De geschiedenis van het Franse satirische tijdschrift Charlie Hebdo is er een van financiële perikelen, publicatieverboden en dappere doorstarts.
Al in 1961 en 1966 moest het in 1960 opgerichte Hara-Kiri – de voorloper van Charlie Hebdo – voor enige tijd zijn deuren sluiten, vanwege een reeks schandalen. In 1970 dreigde de Franse regering het tijdschrift zelfs helemaal te verbieden, waarna besloten werd het blad een nieuwe naam te geven: Charlie Hebdo.
Omdat het blad principieel advertenties weigerde – een ideaal dat ons niet onbekend voorkomt – leek het in 1981 alsnog ten grave te worden gedragen
Deze eerste periode als ‘Charlie Hebdo’ zou elf jaar duren. Omdat het blad principieel advertenties weigerde – een ideaal dat ons niet onbekend voorkomt – leek het in 1981 alsnog ten grave te worden gedragen. De dalende oplage deed het blad de das om. Maar ook dat bleek het einde niet te zijn: in 1992 maakte het blad alsnog een doorstart.
Na zo’n geschiedenis vol ontsnappingen aan de dood lijkt het onvoorstelbaar dat de gruwelijke moord op zeven journalisten, een cartoonist en de uitgever, gistermorgen, nu het eind van het blad zal inluiden. De Vlaamse cartoonist Kamagurka, die regelmatig voor het blad tekende, zegt er wel voor te vrezen.
De vertaalde artikelen en cartoons die we vandaag publiceren, afkomstig uit de meest recente editie van het blad, zijn bedoeld als een inkijkje in het tot gisteren nog springlevende magazine, en – zo hopen we – niet als in memoriam. Het is ook een bescheiden eerbetoon aan de collega-journalisten en satirici die werden neergeschoten terwijl ze gebruikmaakten van de belangrijkste en meest fundamentele vrijheid van allemaal: de vrijheid om je mening te uiten zonder voor je leven te hoeven vrezen.
Houellebecq op de cover
De Franse schrijver Michel Houellebecq sierde deze week de cover. Of nu ja, sierde:
De cover kenmerkt de stijl van het weekblad. Het blad schroomt niet om de auteur in kwestie als een verlopen goochelaar neer te zetten. Een uitgerangeerde profeet die ‘in 2015 zijn tanden verloor, maar in 2022 de ramadan belooft te eerbiedigen.’
Het hoofdartikel, van de hand van de gisteren vermoorde schrijver Bernard Maris, leest met de kennis van nu als een heuse beginselverklaring van Charlie Hebdo, waarin de uitgesproken atheïstische beginselen van het blad uiteen worden gezet. Zijn laatste woorden klinken zelfs zo omineus dat ze met recht profetisch zijn te noemen.
Kannibalisme, laat dat maar aan God over
‘Bedankt, Robespierre. Zonder jou zou ik nu de slotgrachten van een kasteel uitbaggeren. Bedankt dat je het algemeen kiesrecht hebt bedacht, dat door de meeste schrijvers ( Balzac, Stendhal, Flaubert, onze drie gratiën) als een affront werd beschouwd. Burgemeester Delanoë weigerde een Parijse straat naar Robespierre te vernoemen, niet onder het mom van het Schrikbewind, maar vanwege een verzonnen Opperwezen. De onkreukbare, met zijn deïstische hersenspinsels, mocht niet met de verlichting in verband worden gebracht.
Robespierre dacht dat een samenleving niet zonder hoop op een hiernamaals kan, ook al was het maar de vage onsterfelijkheid van de ziel. Oftewel: geen samenleving zonder godsdienst. En hij rekende er vast op dat hij de aanhangers van de verlichting wel kon overtuigen, die op zoek waren naar de waarheid en valse mysteriën en het geloof in een Opperwezen wilden doorprikken door middel van de rede.
De Cultus van het Opperwezen en de onsterfelijkheid van de ziel completteerden die van de rede door middel van een aantal republikeinse feesten die in de plaats kwamen van de religieuze feesten, zoals het feest voor de mensheid, voor de vaderlandsliefde, voor de haat jegens tirannen, voor de waarheid, voor de gerechtigheid, voor de landbouw, voor de industrie et cetera.
Kunnen de ideeën over goed en kwaad alleen in verband worden gebracht met het bestaan van een hiernamaals, met de bijbehorende beloningen en straffen? Of om het op een andere manier te zeggen: “Als God niet bestaat, waarom zou je dan een goed mens zijn?” Om Ivan Karamazov te citeren: “Voor wie het geloof eenmaal verloren heeft, is niets meer immoreel, zelfs kannibalisme niet.”
Wat het kannibalisme betreft, geen zorgen, dat werd hoofdzakelijk bedreven in naam van God [...]. We zouden nog even kunnen doorgaan met de beminnelijke jihadisten, die niets liever doen dan kelen doorsnijden
Nee. Je kunt atheïst zijn en er toch in de eerste plaats een altruïstische levenshouding op nahouden, een eigenschap die de mens evenzeer is aangeboren als seksualiteit. Volgens Darwin is het altruïsme zelfs de verklaring voor het feit dat onze soort superieur is aan alle andere soorten, die alleen maar de wet van ‘ieder voor zich en God voor ons allen’ kennen. En als je alleen maar een goed leven leidt uit vrees voor de straf van God, dan ben je diep gezonken. Dan ben je de belichaming van het kwaad.
Wat het kannibalisme betreft, geen zorgen, dat werd hoofdzakelijk bedreven in naam van God, die het protestantisme onder de inwoners van de Cevennen uitroeide met behulp van draken die moeders verkrachtten en zich tegoed deden aan zuigelingen aan het spit. We zouden nog even kunnen doorgaan met de beminnelijke jihadisten, die niets liever doen dan kelen doorsnijden.
Wanneer we zeggen dat we behoefte hebben aan godsdienst om kwaad te voorkomen, dan bedoelen we eigenlijk dat we behoefte hebben aan politie, wat niet hetzelfde is. Als je de politie een paar dagen op non-actief stelt, zul je merken dat de vrees voor God weinig uithaalt. Zichtbare dwang komt het onderscheid tussen goed en kwaad duidelijk ten goede, terwijl dwang die onzichtbaar is en uitgesteld totdat je dood bent, het kwaad eerder in de hand werkt. De landen waar atheïsme het meeste voorkomt zijn niet de meest gewelddadige landen, integendeel.’
De ironie als ultieme wapen
Naast deze gepassioneerde verdediging van het atheïsme schreef Maris in deze editie van Charlie Hebdo ook een recensie van de gisteren verschenen roman Soumission van de Franse schrijver Michel Houellebecq.
Daarin schetst de romancier het scenario dat Frankrijk in 2022 wordt geregeerd door een islamitische president. In het boek bekeert een universiteitsdocent zich tot de islam, nadat hij de voordelen van polygamie begon in te zien. Onderdanige vrouwen wisten hem voor de radicale islam te winnen.
De recensie is uiterst lovend en, in het licht van de tragische gebeurtenissen van gisteren, bijna van een beangstigend soort ironie. Daar is in ieder geval één troost aan te ontlenen: als ironie een van de belangrijkste wapens van de satiricus is, dan is – hoe tragisch ook – dit geschrift een schot in de roos.
Het laatste woord geef ik dan ook graag aan Bernard Maris (1946-2015).
Recensie: De bekering van Michel
‘François Hollande heeft twee rampzalige regeerperiodes achter de rug. De partij Fraternité Musulmane is in opkomst, en de Parti Socialiste (PS) vormt een coalitie met deze nieuwe islamistische partij, evenals met de Union des Démocrates et Indépendants (UDI) en de Union pour un Mouvement Populaire (UMP), om het Front National (FN) een halt toe te roepen.
Mohamed Ben Abbes wordt president van de republiek en François Bayrou premier. Maar de PS gunt de Fraternité wat haar rechtens toekomt: het ministerie van Onderwijs. Ben Abbes staat een gematigde, licht reactionaire sharia voor, die de vrouw weer naar het aanrecht verbant – en een privatisering van het onderwijs waar iedereen blij mee is.
Ook schetst hij een ongelooflijk toekomstvisioen: het Romeinse Rijk! Een rijk dat zich uitstrekt van Bretagne tot aan de Sahara, via Italië, Turkije, Griekenland en Spanje. Ben Abbes als Augustus of Marcus Aurelius, en als toekomstige president van een Europa dat tot aan Mare Nostrum reikt.
In Frankrijk neemt de werkloosheid af, evenals het geweld. De katholieken worden vertroeteld. Men wacht vreedzaam tot ze zich bekeren. En dat doen ze, allereerst op de universiteiten, waar gul met geld wordt gestrooid – en waar de polygamie om zich heen grijpt. Op aandrang van Ben Abbes sluiten de Franstalige Arabische landen plus Egypte en Libanon zich bij Europa aan, en het taalkundige evenwicht in Europa slaat door ten gunste van Frankrijk.
Frankrijk wordt weer groot. De nieuwe Pax Romana heerst. Eind van de fabel.
Het is het verhaal van een zuiver houellebecqiaans meesterwerk, waarin alle elementen aanwezig zijn. Ten eerste: een bijzonder en geloofwaardig toekomstbeeld, zoals in alle eerdere romans, dat wordt versterkt door een belangrijke politieke vraag: kan de identiteit, het vaderland, de natie bestaan zonder goddelijke transcendentie? Nee. Geen Peguy zonder Maagd, geen Robespierre zonder Opperwezen en geen Ben Abbes zonder God. Die laatste wil Frankrijk de ziel teruggeven die het twaalfhonderd jaar lang bezeten heeft, van Clovis tot aan de verlichting.
Het is een zuiver houellebecqiaans meesterwerk, waarin alle elementen aanwezig zijn. Ten eerste: een bijzonder en geloofwaardig toekomstbeeld
Ten tweede: een mislukte, ontredderde, depressieve hoofdpersoon, ongelukkig in de liefde door zijn onvermogen een vrouw aan zich te binden, die echter herboren wordt als gevolg van een beredeneerde bekering, een pascaliaanse bekering, die aan een verstandshuwelijk doet denken. Want het eeuwige houellebecqiaanse thema wil dat elke man kan worden gered door de liefde (zo ook de vader van de held).
Maar onze held zelf, die te egoïstisch, te westers is om de liefde op eigen gelegenheid te vinden, zal haar ontmoeten via koppelaarsters. Dankzij de polygamie krijgt hij piepjonge bruidjes voor de seks en een veertigjarige voor de keuken.
En ten derde: een inmiddels perfecte stijl, met – als altijd – talloze filosofische uitweidingen en een humor die zich kan meten met die van de meester die alom in de roman aanwezig is, Huysmans (nu begrijpen we eindelijk waar Houellebecq zijn stijl en zijn humor vandaan heeft).
En de vrouwenhaat, de hanigheid? Speelt geen enkele rol. Deze roman is niet haniger dan Bel-Ami van De Maupassant, eerder minder. En het impliciete tekeergaan tegen de islam? Totaal afwezig. ‘De islam accepteert de wereld zoals ze is,’ in tegenstelling tot het katholicisme, dat slechts eeuwige frustratie veroorzaakt.
Opnieuw een magnifieke roman. Opnieuw een meesterwerk.
De bijdragen van Bernard Maris zijn vertaald door Peter Bergsma. Lambiek Berends vertaalde de cartoonteksten. Toestemming verkregen we via Le Courrier International, een wekelijkse krant gevestigd in Parijs die stukken uit de internationale media selecteert en herpubliceert.