Waarom terreur niet tegen de democratie opgewassen is

Rob Wijnberg
Oprichter

De Fransen hebben René Descartes. De Duitsers hebben Immanuel Kant. En wij?

Wij hebben Annabel Nanninga.

Annabel, ex-GeenStijlscribent en nu adjunct-chef Verlichting & Verdraagzaamheid bij online denktank wierp zich na de aanslag op de Europees-humanistische traditie in Parijs zonder aarzelen op als Laatste Strohalm van de aan Islamisering & Linkse Capitulatie bezwijkende westerse beschaving en sprak, na Ik denk dus ik ben (Descartes) en Durf te denken (Kant), het nu al legendarische credo van het eenentwintigste-eeuwse verlichtingsdenken:

Het bij zichzelf geconstateerde onvermogen tot rationele deliberatie weerhield Annabel er, geheel conform de moderne medialogica, uiteraard niet van direct in de pen te klimmen en krap anderhalf uur later van de zojuist plaatsgevonden tragedie te publiceren: ‘De slachting bij Charlie Hebdo,’ constateerde Annabel, ‘is een oorlogsverklaring.’ En: ‘Het is de schuld van de islam. Kom mij niet aan met de miljoenen vredelievende moslims in Europa, het kan me geen reet schelen dat er ook aardige mensen bij die club horen, het is mooi geweest. [...] Wie nu nog wil onderhandelen, overleggen, nuanceren is de vijand.’

Oe la la! Madame Nanninga! Een heus nuance-fatwa!

Met zulke verlichters heb je geen fundamentalisten nodig.

Waar terreur voor vreest

Het duurde uiteraard niet lang of PVV-leider Geert Wilders en Front Nationalvoorvrouw Marine Le Pen waren er als de kippen bij om de paranoïadriehoek te completteren: als de aanslag op twaalf mensenlevens iets bewees, dan toch zeker Hun Onweerlegbare Gelijk.

Veel minder Charlie kun je niet worden.

Maar hoezeer Wilders, Le Pen of Nanninga het gevaar van islamitisch fundamentalisme tot karikaturale proporties probeert op te blazen, feit blijft dat de aanslag op Charlie Hebdo precies het omgekeerde laat zien: hoe krachteloos terreur en hoe weerbaar democratie eigenlijk zijn.

De aanslag op Charlie Hebdo laat zien hoe krachteloos terreur en hoe weerbaar democratie eigenlijk zijn

Terreur is van dichtbij verschrikkelijk, maar als je er van een iets groter afstandje naar kijkt, zie je een wanhopig middel, met als hoogst haalbare consequentie dusdanig veel angst te zaaien dat een democratische samenleving zich genoodzaakt ziet zichzelf te ondermijnen. Ik zeg met nadruk ‘zichzelf,’ omdat terreur daar nooit toe in staat zal zijn: het is de reactie erop die bepaalt of de vrije samenleving eraan onderdoor gaat of niet.

Die reactie kan terreur helpen bewerkstelligen wat het beoogt, door ons te verleiden op de provocatie in te gaan. Door ons te verleiden tot ongegronde en peperdure oorlogen die nooit gewonnen kunnen worden. Door ons te verleiden tot het opofferen van fundamentele burgerrechten uit naam van niets meer dan schijnveiligheid. Door ons te verleiden tot het aanwijzen van zondebokken, enkel op grond van een vergelijkbare baard aan de kin en een overeenkomstig boek op het nachtkastje. Door ons te verleiden de samenleving hermetisch af te sluiten van de wereld, in de valse veronderstelling dat het Kwaad zo buiten de deur te houden is. Door ons, kortom, te verleiden tot het opofferen van precies datgene wat we hopen te beschermen.

Het slechte nieuws is dus: terreur kan de vrije samenleving de das omdoen.

Het goede nieuws is: of ze daarin slaagt, is volledig aan ons.

Waar terreur op hoopt, is angst, hysterie en wraaklust.

Waar terreur voor vreest, is een stille tocht, een verenigd volk en een eerlijke rechtsgang.

En een satirisch weekblad Dat ze maar als warme broodjes over de toonbank mogen gaan.