De Indonesië-archieven vertellen ons alles, en daarmee ook niets

Anoek Nuyens
Theatermaker & schrijver
Illustratie: Tjarko van der Pol (voor De Correspondent)

Wat beweegt een land dat net een wereldoorlog achter de rug heeft ertoe om direct de volgende oorlog in te duiken? En waarom lukt het maar niet die oorlog een oorlog te noemen, zelfs na al die jaren? In Dossier Staatsgeheimen ga ik in het archief op zoek naar antwoorden.

Toen we begonnen aan ‘Dossier Staatsgeheimen’ stond het onderzoeken van (vrijgekomen) staatsgeheimen over Nederlands-Indië hoog op ons lijstje. Vooral de periode na de bevrijding in 1945. Want waarom besluit een land dat net een wereldoorlog achter de rug heeft om maar liefst 120.000 van de meeste energieke en sterke jongens naar het gevechtsveld te sturen in plaats van ze gereedschap in de hand te duwen om het land opnieuw op te bouwen? En aan de andere kant: waarom meldden maar liefst 25.000 van die jongens zich vrijwillig aan voor die nieuwe oorlog?

Ondanks onze Indonesische ‘roots’ – zowel Lynn als ik hebben voorouders die daar geboren zijn – wisten we bar weinig van deze periode. En zoals vaker in deze serie is gebleken, kan weinig kennis over een periode duiden op het ontbreken van belangrijke informatie en nog niet geopenbaarde geheime archieven.

Dit keer bleek echter het omgekeerde het geval: nagenoeg alle ooit als ‘zeer geheim’ geclassificeerde overheidsdossiers over die tijd zijn openbaar. De van Drooglever, een meterslange collectie met notulen, rapporten en andere overheidsdocumenten komt daar nog Over alle hoofdrolspelers uit die tijd zijn biografieën verschenen en de laatste jaren worden ook steeds meer persoonlijke soldatendagboeken voor het publiek inzichtelijk. Misschien is er in dit geval niet zozeer een gebrek aan informatie, maar juist een overdaad aan vrijgekomen dossiers.

Verzwijgen door te publiceren

Journalist en programmamaker Ad van Liempt noemt het de ‘verzwijgen door te publiceren’-tactiek. De bronnenpublicatie van Drooglever is volgens Van Liempt in zekere zin te vergelijken met WikiLeaks. Iedereen heeft ervan gehoord, maar niemand heeft het gelezen. Van Liempt is er een keer in begonnen toen hij aan zijn knie was geopereerd en een week op bed lag, maar het is veel en leest bepaald niet als een spannende roman.

Een beetje ontmoedigd, maar niet minder nieuwsgierig ga ik op zoek naar archieven uit die periode en naar antwoorden op de vraag waarom Nederland die nieuwe oorlog instapte. Aan de hand van archieven uit het Nederlands Instituut voor Militaire Historie, het Nationaal Archief en onderzoek van Ad van Liempt kwam ik tot een aantal conclusies.

1. Bevrijden met de mentaliteit van een verzetsstrijder

Nadat Nederland in mei 1945 bevrijd werd van de Duitsers was het natuurlijk groot feest. Een stuk minder feestelijk was dat in dezelfde maand van de bevrijding de eerste Nederlandse militaire troepen per boot naar Indië vertrokken. In 1941 had Nederland Japan de oorlog verklaard toen die Indië binnendrongen en nu wilde ze hen voorgoed verslaan.

Bij het Instituut voor Militaire Historie liggen affiches en posters uit die tijd. Indië moet vrij! Werkt en vecht ervoor! staat op een van die , met daarbij een afbeelding van een reusachtige zwarte octopus die zijn tentakels over de hele aardbol uitspreidt en alles naar zich toe trekt. Op weer een andere poster zie je de afbeelding van een aan een steen geketende man. Op de steen staat

Illustratie: Tjarko van der Pol

Het idee dat er ergens anders op de wereld ook mensen bevrijd moesten worden, wakkerde bij een gedeelte van de Nederlandse bevolking de vechtlust aan. Veel jongens hadden bovendien vol bewondering toegekeken hoe de Amerikanen en Canadezen als helden werden ontvangen, met zwermen meisjes om hen heen. Dat wilden zij ook wel. De Nederlandse overheid hield deze jongens voor dat de Indiërs bevrijd moesten worden van de ‘fascistische en meedogenloze’ Japanners. Ongeveer 25.000 jongens moeten de posters gezien hebben en hebben gedacht: Ik meld me aan en bevrijd de Indiërs van Japanse onderdrukking.

De eerste lichting militairen die naar Nederlands-Indië vertrokken waren voornamelijk oorlogsvrijwilligers en werden ‘stoottroepen’ genoemd. Een deel van hen kwam rechtstreeks uit het verzet.

Dat gold ook voor de inmiddels overleden verzetsman Pieter de Kam. Sinds kort is het ‘Dossier De Kam’ in te zien bij het Instituut voor Militaire Historie. Het is te vergelijken met andere dossiers van Indiëgangers en bestaat uit brieven, foto’s, krantenartikelen, een inschrijfformulier, onderscheidingen en correspondentie tussen De Kam en andere militairen.

In Nederlands-Indië gaf De Kam, inmiddels bevorderd tot majoor, leiding aan het tweede bataljon oorlogsvrijwilligers en later aan een ander bataljon dat ‘in de puree’ zat, zoals hij het zelf omschreef. Uit zijn archief en de brieven die hij naar huis schreef, spreekt duidelijk dat hij de situatie in Indië vergeleek met de oorlogsjaren in Nederland. Hij beschrijft hoe het nationalisme, waar hij in het verzet vijf jaar tegen gevochten had, in Indië was uitgegroeid tot ‘rassenhaat’ en ‘dictatuur’ en vraagt zich af of het dit keer ook zal lukken om ‘vrede en vrijheid’ te brengen ‘binnen ons Koninkrijk.’ Onder het woord ‘binnen’ staat een veelzeggende streep.

2. De Nederlandse overheid framede het niet als oorlog

Dat De Kam zijn werk in Nederlands-Indië als een bevrijdingsmissie zag en niet als een oorlog is niet zo vreemd. Van Liempt vond in de bronnencollectie van Drooglever een uitspraak van minister van Buitenlandse Zaken Eelco van Kleffens waarin hij zijn collega’s tijdens een vergadering op het hart drukte nooit over ‘oorlog’ te praten. Het ging immers niet om een strijd tussen twee naties, maar om een ‘binnenlands conflict,’ legt Van Kleffens zijn collega’s uit.

Maar of het echt alleen een binnenlands conflict was, valt te betwisten. De Indonesische leider Soekarno had in 1945, na de capitulatie van Japan, de onafhankelijkheid van de Republiek Indonesië uitgeroepen. Daar wilde Nederland niets van weten. Ook de pers volgde de lijn van de regering: kranten publiceerden nieuws over Indië niet op de Buitenlandpagina, maar op de Binnenlandpagina.

De belangrijkste reden dat veel Nederlanders de militaire missie in Indië niet als oorlog zagen heeft met taal te maken

Dat de rest van de wereld er in ieder geval méér dan een ‘binnenlands conflict’ in zag, kun je volgens Van Liempt afleiden uit de boycots die Nederlandse vliegtuigen en schepen opgelegd kregen door andere landen. En ook uit het feit dat Nederland in die periode in de internationale pers ‘permanent voorpaginanieuws’ was, aldus Van Liempt.

Maar de belangrijkste reden dat veel Nederlanders de militaire missie in Indië niet als oorlog zagen heeft met taal te maken, volgens Van Liempt. Door steeds te spreken over creëerde de overheid het beeld dat Nederlandse soldaten als een soort politieagenten orde op zaken gingen stellen. Voor de ‘politionele acties’ tussen 1945 en 1949 bood de Nederlandse overheid in 2005 excuses aan en ontvingen inmiddels enkele nabestaanden en weduwen een vergoeding.

Dat de regering desondanks heel goed wist dat de Nederlandse soldaten meer deden dan ‘orde op zaken stellen’ blijkt uit archiefstukken van de toenmalige premier Louis Beel. Zijn archief was enige tijd verzegeld, maar is de afgelopen decennia in delen vrijgegeven en in te zien bij het Nationaal Archief. Zowel zijn archief als de bronnencollectie van Drooglever bevat een brief waarin Tweede Kamerlid Max van Poll (KVP) Louis Beel schrijft over de ‘methode-Westerling.’ Kapitein Westerling was een van de meest beruchte militairen die vooral op Zuid-Celebes honderden Indiërs executeerden.

Van Poll over de aanpak van Westerling: ‘Indien er dan eenigen personen gevonden worden, die deze extremisten aanwijzen, worden eerst de extremisten doodgeschoten en daarna zij, die de extremisten hebben aangewezen.’

3. Indië verloren, rampspoed geboren

Illustratie: Tjarko van der Pol

Dat Beel, na het ontvangen van de brief van Van Poll in februari 1947, niet ingreep maar besloot nog twee jaar door te gaan, heeft wellicht te maken met de angst onder zowel de Nederlandse bevolking als de landbestuurders dat de wederopbouw in Nederland niet zou slagen zonder de rijkdommen van ‘De Oost.’

De verwachting was dat Nederland met zijn kolonie ook zijn rijkdommen zou kwijtraken. ‘Indië verloren, rampspoed geboren,’ was een veelgehoord adagium. Daarbij kwam dat tienduizenden mensen na de oorlog emigreerden naar landen als Canada en Australië omdat ze hun geloof in Nederland kwijt waren geraakt. Uit een enquête uit 1946 bleek dat maar liefst 22 procent van de Nederlanders wilde

Hoe meer berichten er in Nederland binnenkomen over gesneuvelde Nederlandse soldaten in Indië, hoe meer afkeer de Nederlandse samenleving begint te tonen tegen de missie in Indië. Als de VN Veiligheidsraad in 1949 tussenbeide komt en oproept tot nieuw overleg, besluit Nederland zich terug te trekken.

Er is in totaal vijf miljard gulden uitgegeven aan de oorlog en er zijn naar schatting 6000 Nederlandse soldaten omgekomen en nog tienduizenden aan de kant van Indonesië. Later zal blijken dat een deel van de Indiëveteranen last zullen krijgen van een posttraumatisch stresssyndroom, dat vaker voorkomt bij oorlogsveteranen.

Te complex om te bespreken

Als je je een beetje verdiept in de jaren na de bevrijding en de strijd die zich in Nederlands-Indië tussen de Nederlandse troepen en de aanhangers van Soekarno afspeelde, dan is het verbazingwekkend dat we het nog steeds geen ‘oorlog’ noemen. Maar misschien nog wel verbazingwekkender is het dat dit deel van de geschiedenis zo onderbelicht blijft – dat het maar geen prominente plaats in ons collectieve geheugen wil

Ik vraag Ad van Liempt of hij denkt dat de soldatendagboeken en persoonlijke archieven van soldaten die nu steeds vaker bij het overlijden van Indiëgangers op zolder worden gevonden en naar het archief worden gebracht, zullen bijdragen aan meer aandacht voor deze periode.

Van Liempt denkt van niet. Wat de dagboeken laten zien, is dat de ervaringen van de soldaten, zowel de dienstplichtigen als de oorlogsvrijwilligers, onderling sterk verschillen. Zowel qua werkzaamheden, maar ook omdat het er op de ene plek minder gewelddadig aan toeging dan op de andere. Het laat dus vooral de gelaagdheid en complexiteit van deze geschiedenis zien en dat is tekenend voor Nederlands-Indië, zegt Van Liempt.

Wat hij daarmee bedoelt, begrijp ik als ik op het verhaal van verzetsstrijder en Indiëganger Jan Baptist Vermeulen stuit. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hielp hij Joden en Britse piloten naar België te vluchten. Voor zijn werk in het verzet ontving hij de Bronzen Leeuw, op de Militaire Willems-Orde na de hoogste militaire onderscheiding. Maar in Indonesië, weten we nu, schoot hij in het dorpje Galung Lombok bijna vierhonderd Indonesiërs zonder pardon dood, waarna hij ze in een massagraf begroef.

Vermeulen is een extreem voorbeeld, maar meer helden uit de Tweede Wereldoorlog gedroegen zich als schurken in Nederlands-Indië. En niemand wist bij terugkomst wat ze met hen aanmoesten. Ze werden nooit veroordeeld, nooit gestraft. Het was allemaal te complex. Er werd vooral gezwegen.

Eerder in Dossier Staatsgeheimen:

Dossier Staatsgeheimen wordt mede mogelijk gemaakt door het voor Bijzondere Journalistieke en kwam tot stand met de steun van het Pascal Decroos voor