Wat doet deze vredesmissie in vredesnaam in een land zonder oorlog?
De vredemissie van de Verenigde Naties in Haïti is weinig populair bij de bevolking: ze zien de blauwhelmen als een bezettingsmacht. Wat heeft de vredesmissie de afgelopen jaren bereikt? En wat gebeurt er met Haïti als ze weggaan in 2016?
De straten van de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince lijken soms net een oorlogsgebied. Pick-ups rijden af en aan, volgeladen met zwaarbewapende militairen. Grote witte tanks kruipen als rupsen door het verkeer. Op de zijkant twee simpele zwarte letters: UN.
Sinds 2004 is Haïti het thuis van de VN-vredesmissie MINUSTAH (Mission des Nations Unies pour la stabilisation en Haïti), die als taken heeft de veiligheid, democratie en rechtsgang in Haïti te waarborgen en de mensenrechtensituatie te verbeteren. Na de aardbeving van 2010 werd de missie flink uitgebreid, om ook bij te dragen aan de wederopbouw van het land.
Maar in Haïti zijn ze – zacht gezegd – niet blij met MINUSTAH. Het woord ‘bezettingsmacht’ valt met grote regelmaat. Of ‘geldverslinder:’ de vredesmissie kostte de VN sinds de aardbeving zeker 2,5 miljard euro. Of ‘cholera:’ de epidemie die op de aardbeving volgde, die zou veroorzaakt zijn door een groep besmette Nepalese blauwhelmen en een slecht rioolsysteem op de basis. ‘MINUSTAH = KOLERA’, staat in dikke graffiti op de muren van Port-au-Prince. Verder zijn er blauwhelmen veroordeeld voor seksueel misbruik en vorige maand was er ophef over VN-militairen die met scherp op demonstranten schoten.
De vraag is dan ook terecht: wat heeft een vredesmacht te zoeken in een land waar geen oorlog is? En wat gebeurt er als de missie – waarschijnlijk in 2016 – vertrekt?
De overheid hier zegt: genoeg met dat humanitaire gedoe
Midden in Port-au-Prince heeft MINUSTAH zijn basiskamp. Het is een complete stad in een stad. Ommuurd met beton en rollen prikkeldraad, bewaakt vanuit wachttorens. In het complex staan de barakken van de bijna 5.000 militairen, die voornamelijk uit Zuid-Amerikaanse landen komen, en de gekoelde witte bouwkeetkantoren van de andere medewerkers. In een blokhut van twee verdiepingen zit een kantine, even verderop is zelfs een taxfreesupermarkt.
Erg afgezonderd van het dagelijks leven, lijkt het. En dat is één van de problemen van de missie, aldus Peter de Clercq, de tweede man van MINUSTAH. ‘Veel meer personeel moet binnen de regeringsstructuren gaan werken,’ zegt hij. ‘Zodat de regering zich sterker en strategischer kan presenteren en wij meer op de achtergrond werken. Maar dat ligt moeilijk. De overheid zegt: genoeg met dat humanitaire gedoe. Ze zijn nogal moe van de bemoeienis van de internationale gemeenschap.’
Karen van Laethem, die voor MINUSTAH werkt op het gebied van mensenrechten, onderschrijft die observatie. ‘Ons werk is nu een fragiel evenwicht tussen bijstand bieden en geen inbreuk maken op de soevereiniteit van het land.’
Hoofddoel van MINUSTAH is een stabiel Haïti. In het meest recente verslag van de missie aan de VN-Veiligheidsraad, worden dan ook uiteenlopende activiteiten opgesomd. ‘Steun aan staatsinstellingen’ en ‘het politieke proces,’ maar ook het bestrijden van hiv en aids, het tegengaan van kindersmokkel, het bevorderen van seksegelijkheid en het verbeteren van het gevangeniswezen.
Maar vraag een willekeurige MINUSTAH-medewerker wat de missie doet, en het antwoord zal zijn: ‘politieagenten trainen.’
Twintig jaar geleden waren er alleen militairen in Haïti
Op de politieacademie, hoog in de heuvels van Port-au-Prince, marcheren nieuwe politierekruten af en aan. Een groep leert hoe je mensen veilig kunt arresteren tijdens een demonstratie: voet blokkeren, arm draaien, fouilleren. Naast hen ligt een berg grijze T-shirts te drogen op het gras – de rekruten wonen tijdens hun opleiding ook hier.
De opbouw van de Haïtiaanse politie – waarvoor nog altijd 2256 VN-politieagenten bij MINUSTAH werken – is het paradepaardje van de missie. Waar er in 2012 nog maar 10.000 Haïtiaanse politieagenten waren, die het niet altijd nauw met de mensenrechten namen, is het doel voor volgend jaar 15.000 goed getrainde agenten. Een enorme toename, die gehaald lijkt te gaan worden.
De focus van de nieuwe politiemacht ligt op het patrouilleren, om zo criminaliteit te voorkomen. Een kleerkast van een agent uit New York, die als trainer bij MINUSTAH werkt, zegt vanachter zijn zonnebril: ‘Haïtianen zijn bang voor de politie. Ze zijn niet gewend dat agenten gewoon met mensen praten.’ Dat is natuurlijk niet zo gek: twintig jaar geleden waren er nog geen agenten in Haïti, alleen militairen.
Hoe de politieagenten het vertrouwen van de bevolking proberen te winnen? Gewoon door hun gezicht te laten zien.
Hebben jullie ook eten?
Zoals hier in IDP-kamp Caradeux. De schoenmaker op de markt heeft vanochtend een verdacht persoon gezien. Politieagent Jean Gerald Alcimé knikt. ‘Hij is bang dat het een bandiet is,’ legt hij uit.
Kampen als Caradeux werden na de aardbeving van 2010 neergezet voor daklozen, en zijn nu voor zo’n 80.000 mensen een permanente verblijfplaats geworden. Voor hun noodwoningen hebben sommigen betonnen veranda’s gebouwd. Er zijn restaurantjes geopend, bomen geplant. Op een krijtbord wordt de wedstrijd Real Madrid tegen Liverpool aangekondigd.
De Haïtiaanse politie heeft in Caradeux – ondersteund door MINUSTAH – een vaste politiepost geopend. De andere 122 IDP-kampen rond de stad moeten het voorlopig doen met drie mobiele patrouilles, die elke dag een kamp of zes aandoen.
De hitte trilt op de zanderige weggetjes van Caradeux als de politieagenten hun ronde maken. ‘We zien de houding van de mensen tegenover de politie langzaam veranderen,’ zegt Ciprian Vasile Stoica, die bij MINUSTAH verantwoordelijk is voor de IDP-kampen. ‘Ze begrijpen steeds meer dat wij hier voor hen zijn.’
Een oude man heeft van golfplaat een schutting om zijn hutje gebouwd. Hij lacht zonder tanden als de agenten hem vragen of hij nog problemen heeft. ‘Haha, nee hoor. Tenminste...’ Hij maakt een gebaar alsof hij zijn keel doorsnijdt – in Haïti het teken dat je honger hebt. ‘Nee sorry, ik heb ook altijd honger,’ zegt Stoica. De man buldert, Stoica loopt verder. ‘Die grap werkt altijd.’
Exit MINUSTAH
De politiemacht is een MINUSTAH-succesverhaal. Maar op veel andere vlakken heeft de missie nauwelijks vooruitgang geboekt. Het gevangeniswezen is nog altijd slecht georganiseerd: gemiddeld heeft een gevangene in Haïti minder dan één vierkante meter per persoon – de internationale standaard ligt op 4,5 meter.
Ook het rechtssysteem – waar MINUSTAH al een decennium aan werkt – is nog altijd sterk gepolitiseerd. Sinds 2012 is er een onafhankelijke toezichthouder voor de rechters, maar die bestaat slechts op papier.
Toch zal MINUSTAH naar alle waarschijnlijkheid in 2016 worden stopgezet. ‘Als MINUSTAH eindigt, betekent dat niet het einde van de VN in Haïti,’ zegt Serge Therriault, de politiecommissaris van MINUSTAH. ‘We rekenen dan niet alleen op de Haïtiaanse overheid, maar ook op VN-organisaties zoals het United Nations Development Program (UNDP) om onze taken over te nemen.’ Inderdaad kan het ontwikkelingswerk van MINUSTAH ook door andere instanties worden gedaan. Daarvoor zijn geen militairen nodig.
Volgens hoofdcommissaris Therriault wordt dan wel de vraag hoeveel goede politieagenten Haïti kan blijven betalen. ‘Om het politieapparaat gezond te houden, moeten salarissen betaald worden en een goede inspectie ingesteld. Of dat ook lukt zonder MINUSTAH is de vraag.’ Hetzelfde geldt voor het behoud van enige politieke stabiliteit. De enige reden dat er geen militaire coup meer is geweest, is de aanwezigheid van MINUSTAH, zeggen sommigen.
Toch zullen veel Haïtianen de blauwhelmen met enthousiasme uitzwaaien. Hun land is niet in oorlog, dus wegwezen met die tanks.
Deze serie wordt mede mogelijk gemaakt door het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en het Postcode Loterij Fonds voor Journalisten van Free Press Unlimited.