Vanaf morgen zijn al je gegevens van Facebook (maar er is een alternatief)

Dimitri Tokmetzis
Correspondent Surveillance & Technologie
Illustraties door onze redactioneel vormgever, Leon Postma

Er komen steeds meer alternatieven voor Facebook. Niet gek, nu het sociale netwerk de algemene voorwaarden zo wijzigt, dat bijna al je gegevens automatisch van Facebook zijn. In deze aflevering van de serie Red ‘t Web het privacyvriendelijkste alternatief: diaspora*.

De Britse privacyactivist Aral Balkan is stellig: Facebook is voor domme eikels. Wie geeft nu vrijwillig zijn gegevens aan een bedrijf dat diezelfde gegevens gebruikt om jou te manipuleren? Waarom accepteren gebruikers het dat privégesprekken helemaal niet privé zijn?

Vimeo plaatst cookies bij het bekijken van deze video Vimeo
Aral Balkan over Facebook tijdens de Big Brother Awards op 16 december j.l. in Amsterdam.

Nu mag Balkan graag overdrijven, maar over één ding heeft hij gelijk: Facebook behandelt zijn gebruikers erg onvriendelijk. Morgen worden de nieuwe algemene voorwaarden van Facebook Het platform eigent zich daarmee alles toe wat je post: foto’s, video’s en al je roddels, tirades en ontboezemingen. Facebook kijkt ook continu mee waar je bent, wat je online doet en met wie je communiceert op Facebook, WhatsApp en Instagram. En het bedrijf mag zo’n beetje alles met deze data doen.

Hoeveel mensen zullen morgen blind de nieuwe voorwaarden accepteren?

Juist.

Want wat voor keuze heb je nu eigenlijk? Je kunt je account wel opzeggen, maar andere sociale netwerken zijn niet veel privacyvriendelijker. Twitter is sinds de beursgang steeds hongeriger naar persoonsgegevens. En als sociale netwerken groot worden, zoals WhatsApp en Instagram, slokken de écht grote jongens (Google en Facebook) ze met gebruikersdata en al op.

Wat kun je als meer privacybewuste internetter dan nog doen? Je eigen sociale netwerk beginnen?

Nou, waarom niet eigenlijk?

Decentraal in je pod netwerken

De Nederlanders Harld Röling, André Koot en Victor Angelier beheren sinds eind december hun eigen netwerk: Röling, Koot en Angelier willen een sterk beveiligd sociaal netwerk bouwen met veel aandacht voor de privacy van de gebruikers. Al het verkeer van en naar de pod, een eigen server, is versleuteld. De server staat in IJsland, een land met krachtige dataprotectiewetgeving. De Amerikaanse autoriteiten kunnen jouw data niet zo makkelijk meer opvragen bijvoorbeeld.

Hoe ze dat gedaan hebben? De drie maken gebruik van een open en gratis softwareplatform dat inmiddels ruim twee jaar beschikbaar is voor een Hoeveel mensen precies van diaspora* gebruikmaken, is niet helemaal duidelijk. André Koot schat dat er ongeveer miljoen accounts zijn en zo’n 80.000 actieve gebruikers.

Het idee achter diaspora* is dat het eigenlijk raar is om je contacten met vrienden en bekenden via de servers van een centrale partij (van Facebook, Twitter, et cetera) te laten lopen. Deze poortwachters bepalen immers wat er wel en niet op het platform mag gebeuren. Dat een plaatje van een tepel porno is. Dat een onthoofdingsvideo wel geplaatst mag worden. Dat je niet onder een schuilnaam een account mag aanmaken.

Technisch gezien is zo’n centrale partij niet nodig. De kracht van internet is dat je ook rechtstreeks met elkaar kan communiceren. Diaspora* is daarom een gedistribueerd netwerk, een netwerk zonder centrum, waarin niemand echt de baas is. Het netwerk bestaat uit ‘pods,’ waar mensen zich bij kunnen aansluiten. Iedere pod kent eigen regels. Sommige pods hebben honderd leden (zoals readme.is). Andere honderdduizenden.

Hoe werkt het?

Hoe werkt dit in praktijk? Allereerst kijk je van welke pod je lid wilt worden. Als beginner is het lastig om te bepalen welke bij je past. Een pod is alleen maar de server. Je kunt net zo makkelijk met mensen communiceren die op andere pods zitten. Je kunt bijvoorbeeld kijken naar waar de data zijn opgeslagen (in de VS, IJsland of dichter bij huis), performance (dus hoe snel de verbindingen zijn), eventuele huisregels, privacybescherming en beveiliging. Maar niet alle pods zijn even scheutig met informatie. Ik besluit om lid te worden van readme.is, de pod van Röling, Koot en Angelier.

Lollige familiefoto’s deel je alleen met je familie. IJdeltuiterige promotie van je werk doe je publiek

Het aanmelden is kinderlijk eenvoudig. Een paar kliks, profielfoto uploaden en klaar. Het vrienden zoeken gaat iets lastiger. Je kunt inhaken op de informatiestroom uit alle pods door te gebruiken. Ook kun je ‘#newhere’ of ‘#nieuwhier’ intikken. Dan melden zich al snel behulpzame gebruikers die vrienden met je willen worden en je wegwijs proberen te maken. Toch blijft het even proberen hoe je bij de juiste mensen terechtkomt. Er zijn geen lijsten met gebruikers en je kunt niet even in andermans contacten kijken om te zien wie hij of zij volgt.

Het delen van informatie is slim gedaan. Je kunt je contacten makkelijk indelen in verschillende groepen, die ‘aspects’ worden genoemd. Lollige familiefoto’s deel je alleen met je familie. IJdeltuiterige promotie van je werk doe je publiek. Wat je in een aspect deelt, kan niet daarbuiten terechtkomen, behalve als iemand gaat knippen en plakken.

Twee oplosbare problemen

Maar als diaspora* het wil redden, moeten gebruikers en ontwikkelaars eerst twee problemen oplossen.

Het eerste probleem is dat gedistribueerde netwerken ook nadelen hebben ten opzichte van gecentraliseerde. Wie is verantwoordelijk voor wat er op de pods van diaspora* plaatsvindt? Op zich zijn dat de beheerders, de zogenoemde podmins. Maar hebben zij ook de middelen om in te grijpen als er bijvoorbeeld illegale of onwenselijke activiteiten worden ontplooid?

In augustus kwam diaspora* nog in opspraak omdat strijders van de Islamitische Staat op het platform propaganda bedreven. In lieten de bestuurders van de overkoepelende diasporastichting weten hier niet blij mee te zijn. Maar wat kunnen ze doen? De regels worden immers per pod vastgesteld.

Daar komt bij dat diaspora* geen geld verdient en vrijwel geheel op vrijwilligers draait. Röling, Koot en Angelier betalen bijvoorbeeld zelf voor hun server in IJsland. Als er echte tijdrovende problemen ontstaan met het beheer, is het maar de vraag of de vrijwilligers dit aan kunnen.

Het tweede probleem is het krijgen van een kritieke massa. De sociale kosten om van Facebook of Twitter over te stappen naar diaspora* zijn nog te groot. Gebruikers hebben vaak lang geïnvesteerd in het opbouwen van een vriendenkring en informatiestroom. Ik heb na een week gebruiken de indruk dat er vooral veel techneuten en activisten op diaspora* zitten. Voor mijn werk is dat interessant, maar als je minder met technologie hebt, zal het wat lastiger zijn om een vriendenkring op te bouwen.

Ik denk dat dit geen onoverkomelijke problemen zijn. Het open karakter van de software en de steeds grote groep gebruikers en ontwikkelaars zorgen ervoor dat er telkens nieuwe toepassingen en verbeteringen worden ontwikkeld. En met name op het gebied van gedistribueerde netwerken gebeurt er veel spannends op dit moment (daarover in komende afleveringen van deze serie meer). Diaspora* is dan ook niet de Facebook-killer zoals dat twee jaar geleden met de nodige pathos werd aangekondigd, het platform is wel een interessante speeltuin voor pioniers die willen aantonen dat je een sociaal netwerk kan maken dat de gebruiker echt centraal stelt.