Terwijl 25.000 Duitsers vorige week maandag de straat opgingen voor weer een protestmars van verliet Khaled Idris Bahray zijn flat in Zuid-Dresden om sigaretten te halen. Hij zou maar even weg zijn; het was slechts 100 meter lopen.

De twintigjarige Eritreeër werd de volgende ochtend gevonden in de binnentuin van zijn flat. Hij was al uren dood. De politie deed het voorval aanvankelijk af als een ongelukkig lotgeval, maar moest na van een lokale journalist toegeven dat er ‘zonder twijfel’ sprake was van een misdrijf.

Khaled was middels messteken om het leven gebracht, zo concludeerde de recherche. Slechts een paar weken na zijn aankomst vanuit Eritrea, liet hij het leven.

Is er een verband tussen deze moord en de demonstratie die op hetzelfde moment plaatsvond? Dat weten we niet. De moordenaar is vooralsnog onbekend en over de toedracht weten we vrijwel niets. En dat er geregeld hakenkruizen op zijn flat zijn aangebracht in de weken voor de moord, bewijst op zichzelf ook niets.

De directe oorzaak van de moordaanslag zal voorlopig gissen blijven, maar over wordt intussen steeds meer duidelijk. De moord en de marsen door het centrum van grote Duitse steden maken bijzonder angstig, zo valt in veel verslagen te lezen.

Minderheden die maar liever binnenblijven, voor hun eigen veiligheid. Je hoeft geen groot historicus te zijn om te begrijpen hoezeer dat schrijnt in Dresden, bijna zeventig jaar nadat een allesvernietigend bombardement daar het einde van het nazibewind aankondigde.

De ene groep is, zo bekeken, niet verlichter dan de ander. Het is een strijd tussen het ene en het andere heethoofd aan het worden

De verontwaardiging was dan ook groot. In de week na Khaleds dood werden overal in Duitsland herdenkingsmarsen georganiseerd.

Khaled werd van een tragisch slachtoffer direct een symbool. Van de strijd tegen en xenofobie. Van de onverschilligheid die bij de politie zou bestaan om de moord op een asielzoeker Van alles waar links zoal tegen strijdt, kortom.

Precies zo is de redactie van Charlie Hebdo in de weken ervoor een symbool geworden. Voor de waarden van het Westen, voor zulke verheven zaken als een vrije pers en vrijheid van meningsuiting. Et cetera.

En zo is het overal op aarde symboolpolitiek dat de klok slaat.

Gelovigen in Niger staken dit weekend maar liefst 45 kerken in brand, als vergelding voor de cartoons van Charlie Hebdo. Dat ze een ronduit atheïstisch blad wilden wreken door het op christenen te munten, is natuurlijk ironie van het wreedste soort. Maar wie de foto’s van boze Afrikanen met bordjes met ‘je ne suis pas Charlie’ zag, zag vooral hoe het ene symbool krampachtig werd verdedigd door het symbool van de ander te bespotten.

Al die duizenden demonstranten maken samen namelijk één ding duidelijk: we leven in tijden vol symboolstrijd en symboolnijd. Van Mohammed versus Charlie en van Khaled versus Bachmann.

Ich bin Khaled, Je suis Charlie, Hoe nadrukkelijker we ons solidair verklaren met allerlei symbolen, hoe verder de personen die we symbool laten staan voor onze verontwaardiging, zelf uit het zicht raken.

Want, is Khaled niet in de eerste plaats het slachtoffer van een vooralsnog onopgehelderde tragedie? Is de onthoofding van de voltallige redactie van Charlie Hebdo niet vooral het diep droevige einde van twaalf nog lang niet voltooide levens? En zijn de tekeningen van de Profeet in een slechtgelezen blaadje nu zo grievend voor zijn volgelingen, of is het de graagte waarmee die tekeningen worden gebruikt om met hun geloof de spot te drijven?

Door van mensen symbolen te maken, raakt de mens achter dat symbool uit zicht. En niet alleen dat: een symboolstrijd geeft vaak een veel te simpele voorstelling van zaken.

De aanslagen in Parijs maakten dat goed duidelijk: ook de politieman die Charlie Hebdo moest beschermen was een moslim die zich door hun cartoons gekrenkt voelde. Ook de Malinees die vier personen het leven redde in de koelcel onder een joodse supermarkt was een gelovig moslim. De werkelijkheid onttrekt zich aan het simplisme van een strijd tussen het ene symbool en het andere.

Je kunt je ten slotte ook nog afvragen of al deze rallies around the flag, hoe begrijpelijk ook, wel het juiste antwoord zijn op de grote uitdagingen waar we ons in deze tijd voor gesteld zien.

Want door van je slachtoffers symbolen te maken, maak je van je belagers automatisch heiligschenners, die niet alleen je lichaam maar ook je ziel willen vernietigen. Of, zoals Friedrich Nietzsche het puntig zei: wie tegen monsters vecht, wordt onherroepelijk zelf een monster.

Misschien was dat ook wel de reden dat verlichtingsfilosoof Immanuel Kant erop hamerde om ieder mens als een doel op zichzelf, in een ‘rijk van doelen,’ te zien. Dit in plaats van als een middel tot een doel, of een symbool voor iets anders dan zichzelf.

Want zodra je een individu voor een collectief wagentje spant, verval je in tribalisme. De bedreigingen aan het adres van Pegidaleider Lutz Bachmann, die hem gister het recht op marcheren ontnamen, laten zien waar zo’n symboolstrijd toe kan leiden.

Update, 24 januari 2015: Intussen is bekend geworden dat een Eritrese huisgenoot de vermoedelijke dader is van de moordaanslag op Khaled Idris Bahray. De aanleiding zou een uit de hand gelopen ruzie over geld zijn. De verdachte heeft bekend, en is intussen aangeklaagd vanwege moord.

Geen mening? Geen optie Dag in dag uit worden we geconfronteerd met de verschrikkelijkste gebeurtenissen. Gebeurtenissen die te erg zijn om uit je bewustzijn te verbannen, maar ook te complex om een plek te geven. Zou toegeven dat we het allemaal niet weten niet wat vaker de uitkomst van een peiling moeten zijn? Lees de column van Rob Wijnberg hier terug De les van de bruusk uit de lucht geschoten teddybeer Het was een onvergetelijk beeld: de Oekraïense separatist die een knuffel van een slachtoffer van de aanslag op vlucht MH17 omhooghield. Toen ik de foto zag, drong tot me door: het zijn de kinderen die de rekening van de strijd van hun ouders betalen. We zouden een top moeten organiseren waar wereldleiders uitsluitend over kinderen mogen praten. Lees de column hier terug