Deze man is als eerste ter plaatse bij een grote natuurramp

Maite Vermeulen
Correspondent Migratie
De overstroming bij Chokwe in Mozambique in januari 2013. Foto: Ussene Mamudo/Getty Images

Mozambique en Malawi zijn getroffen door heftige overstromingen. De vorige keer dat dat gebeurde, was Rode Kruismedewerker Michel Becks als een van de eersten ter plaatse. Maar als je nog geen idee hebt van de omvang van de ramp, hoe ga je dan te werk? Een interview.

In januari 2013 trad de Limpoporivier in het zuiden van Mozambique buiten haar oevers. Enorme gebieden overstroomden. Bijna een kwart miljoen mensen moest hun huizen verlaten. In de haastig opgezette kampen was een tekort aan alles, vooral schoon drinkwater.

Stel je voor: je vliegt als internationaal hulpverlener dit rampgebied in, één dag na de overstroming. Je bent een van de eersten. Wegen zijn weggespoeld, overal waar je kijkt zie je mensen die alleen hebben meegenomen wat ze konden dragen. Lokale hulpverleners doen wat ze kunnen, maar hebben simpelweg niet de middelen om zoveel mensen in nood te helpen. Wat doe je?

Het allereerste radertje in de internationale noodhulpmachine zijn de assessment teams, die in de eerste dagen na een ramp vaststellen wat er aan de hand is. Vrijwel elke grote hulporganisatie heeft Bij de worden ze genoemd.

Michel Becks werkt voor het Nederlandse Rode Kruis als hoofd van de afdeling Resilience (‘Veerkracht’). Als kan hij worden opgeroepen voor een FACT-team. Zijn laatste missie ging naar Mozambique. Een gesprek over snelheid, gebrek aan informatie en stille rampen.

De sms

Op 26 januari werd de noodtoestand uitgeroepen in Mozambique. Hoe snel ben jij dan ter plaatse?

‘Ik liep op 29 januari in Den Bosch over straat en kreeg een sms’je: ‘FACT ALERT.’ Zo’n sms wordt door de Federatie van het Rode Kruis verzonden naar een database van een paar honderd mensen die de hebben gevolgd. Vervolgens besluit ik: kan ik en wil ik nu gaan. Ik heb een afspraak met mijn leidinggevende dat ik elk jaar één keer op missie ga – dan laat ik al mijn lopende werk uit mijn handen vallen.’

‘In dit geval dacht ik: ik spreek Portugees, ik heb in Mozambique gewoond, ik moet gaan. Ik meld me dan bij de Federatie, die het team samenstelt. Dit team telde uiteindelijk twaalf personen, elk met een eigen expertise: WASH, gezondheid, voedselzekerheid, onderdak, et cetera. Tickets en visa regel je zelf. De 31ste zat ik op de eerste vlucht.’

Wat is het eerste wat je doet als je aankomt?

‘Het FACT-team wordt ingeroepen als het lokale Rode Kruis een ramp niet alleen aankan. Het eerste wat we in dit geval dus deden, was overleggen met het Mozambikaanse Rode Kruis: wat is er aan de hand, wat is er nodig, wat kunnen we van hen verwachten. Er moet een glasheldere taakverdeling zijn.’

‘Daarna is het rondrijden, kijken, mensen aanspreken. Mensen verplaatsen zich bij overstromingen, dus je wilt weten waar ze heen zijn gegaan, wat ze mee hebben kunnen nemen, welke hulp al geboden is. Dezelfde dag nog maak je een eerste inschatting van waar de gaten in de lokale hulpverlening zitten. Dat is de basis voor het aan alle Rode Kruisverenigingen wereldwijd: dit hebben we nodig.’

De waterputten

Is iedereen het er dan over eens wat er precies nodig is?

‘Met het FACT-team heb je elke ochtend en avond een vergadering. Je hebt natuurlijk verschillende expertises, dus ja, er zijn wel discussies over wat je voorrang moet geven. Vooral bij zo’n stille ramp als in Mozambique: het bleek al snel dat er weinig fondsen beschikbaar kwamen, er was namelijk heel weinig media-aandacht voor de ramp. Dan ga je met je team zitten om onderdelen te schrappen.’

‘WASH – mijn expertise – was duidelijk een van de grootste problemen. In de kampen bij Chokwe waren waterputten waar 24 uur per dag rijen stonden. Een heleboel mensen hadden geen jerrycans kunnen meenemen. Ik schatte dat men maar twee liter schoon water per persoon per dag had – het minimum om te overleven is vijf. En dus gingen mensen ook uit de rivier water halen, met alle gezondheidsrisico’s van dien.’

Het bleek al snel dat er weinig fondsen beschikbaar kwamen, er was heel weinig media-aandacht voor de ramp. Dan ga je met je team zitten om onderdelen te schrappen

‘Wat ik ook direct zag, was het probleem van de wc’s in de kampen. Er stonden voor 5000 man zo’n twintig wc’s. Dat is veel te weinig natuurlijk, maar er lag ook niks in de wc’s. Ik liep de bosjes in, ligt het daar helemaal vol met poep. Mensen gebruiken die wc’s dus niet! Hoe kan dat? Ze werden niet schoongemaakt.’

‘Zo’n probleem is in principe eenvoudig op te lossen. Desnoods betaal je mensen om de wc’s schoon te houden. Als er risico is op ziektes, mag je best wat interventionistisch zijn vind ik. Ik heb toen dus een ingeroepen, die voor 40.000 mensen wc’s kan bouwen. Het klinkt misschien wat overdadig om zo’n hele unit in te vliegen, maar liever iets te veel materiaal, dan te weinig.’

Hoe overleg je met andere hulporganisaties?

‘Als er eenmaal meer hulpverleners komen, zijn er dagelijks van de zowel in de hoofdstad Maputo als in het veld. Soms gaan die bijeenkomsten te veel over output (hoeveel wc’s hebben we gebouwd?) en niet over impact (worden die wc’s wel gebruikt?). Maar het is belangrijk te horen wat anderen doen.’

‘Ik ging op en neer tussen Maputo en de kampen, en de informatie bleek soms compleet te verschillen. Dan zei een organisatie in een clusterbijeenkomst in Maputo: wij hebben honderd werkende wc’s in het kamp neergezet. En dan zei ik: wij hebben ze geteld en het zijn er 27. Dat vonden zij niet leuk natuurlijk, maar dat mis ik wel een beetje in de clusters: dat je elkaar aanspreekt op verantwoordelijkheden.’

De terugkeer

Hoe kan het beter?

‘Het is makkelijk om in zo’n situatie gewoon achter je computer te kruipen. Er komen allerlei e-mails van buiten, de logistiek moet geregeld worden, de materialen ingekocht. Maar dat heeft geen zin, dan mis je wat er echt aan de hand is.’

‘Het risico is dan ook dat je donaties gaat accepteren die helemaal niet handig zijn. Zo zaten we ineens met een enorme lading flesjes water uit Zuid-Afrika. Dat water hadden we best op de lokale markt kunnen kopen en die flesjes zijn weer onnodig afval.’

Wanneer is je taak af?

‘Dat is een moeilijke vraag. Het doel van de FACT-missie is om de systemen zodanig in te richten dat mensen terug kunnen naar waar ze vandaan kwamen. Maar het is een dunne scheidslijn tussen herstel en wederopbouw. Toen het water ging zakken, trokken mensen terug naar huis. Alles, maar dan ook echt alles lag op straat, onder de modder. Zo’n puinzooi, vol bedorven voedsel, is ook weer een gezondheidsrisico. Overheidsfunctionarissen mochten het gebied zelfs nog niet in, dus er was totale wetteloosheid. Dan is er ook nog een taak voor ons.’

‘In principe blijft een FACT-missie nooit langer dan drie maanden. Na een tijdje zei het Mozambikaanse Rode Kruis: nu kunnen wij het zelf weer. En dan dragen wij onze taak over. En ga ik weer terug naar mijn bureau in Nederland.’

Lees hier wat voorafging in deze serie over noodhulp