Iedereen houdt van liefde. Maar is dat wel terecht?
In Christopher Nolans spektakelfilm Interstellar probeert Cooper (Matthew McConaughey) de wereld te redden. Hij doet dit door via een wormhole op zoek te gaan naar een planeet die beter bewoonbaar is dan de aarde. Kwantummechanica en relativiteitstheorie spelen een grote rol in de film, maar de belangrijkste boodschap is toch dat de wereld uiteindelijk niet door raketgeleerdheid gered zal worden, maar door liefde. De liefde van Cooper voor zijn dochter maakt namelijk dat hij überhaupt bereid is om in een raket te stappen – niets zo motiverend voor de strijd voor een betere toekomst als het ouderschap.
Liefde is een van de weinige overgebleven fenomenen waar iedereen van houdt
Dat is misschien een onvermijdelijke conclusie voor een peperdure Hollywoodfilm als Interstellar – zonder de universele boodschap van liefde die alles overwint, zou al dat gepraat over zwarte gaten en wormholes voor veel mensen niet te verteren zijn. Maar het idee van liefde als een kracht die al het andere – ambitie, zelfbehoud, tijd en ruimte, et cetera – overtreft, vind je niet alleen in films terug. Ook religie (God is liefde), activisme (make love not war), en de populaire cultuur zijn ervan doordrongen. Liefde – en dan al helemaal die onvoorwaardelijke en allesovertreffende liefde tussen ouder en kind – is een van de weinige overgebleven fenomenen waar vrijwel iedereen van houdt.
Toch, sinds ik vorige week naar een aflevering van het nieuwe radioprogramma Invisibilia luisterde, vraag ik me af of we de liefde niet al te kritiekloos omarmen. Invisibilia gaat over de onzichtbare krachten die ons leven vormgeven, en deze aflevering was gewijd aan verwachtingen. Keer op keer wijst wetenschappelijk onderzoek namelijk uit dat de verwachtingen die een leraar van een leerling heeft de prestaties van die leerling beïnvloeden; dat de verwachtingen die onderzoekers van ratten hebben, bepalend zijn voor het gedrag van die ratten; dat de verwachtingen van militaire trainers bijdragen aan hoe hard soldaten kunnen rennen; enzovoorts.
De reden: onze verwachtingen beïnvloeden, op allerlei subtiele manieren, hoe we ons tegenover leerlingen, laboratoriumratten en soldaten gedragen – en onze onbewuste gedragingen zijn weer bepalend voor wat zij voor elkaar kunnen krijgen.
Dat klinkt misschien niet heel verrassend, maar Invisibilia gaat een stap verder. De uitzending draait namelijk om de vraag in hoeverre verwachtingen van invloed zijn op het gezichtsvermogen van een blinde.
Kan een blinde man zien?
Verslaggevers Alix Spiegel en Lulu Miller vertellen het verhaal van Daniel Kish, een Amerikaanse man die blind werd toen hij peuter was. Vanwege kanker moesten zijn oogballen uit hun kassen gehaald worden. Toch doet Kish al van kleins af aan allerlei dingen die vrij onwaarschijnlijk lijken voor een blinde, zoals in zijn eentje door het bos wandelen, een vreemde stad bezoeken, paardrijden en fietsen. Wanneer hij zich voortbeweegt, klikt Kish met zijn tong en op basis van de weerkaatsingen van dat geluid krijgt hij een beeld van de ruimte om hem heen: echolocatie heet dat. Vleermuizen doen het ook – vandaar dat Kish naar de bijnaam ‘the batman’ luistert.
Dat ‘beeld’ uit de vorige zin kun je tamelijk letterlijk opvatten – Kish beweert namelijk dat hij kan ‘zien’ en neurobiologisch onderzoek bevestigt dat. Je hebt niet per se ogen nodig om te zien, is de prikkelende conclusie van zowel de wetenschap als de radiomakers: de hersengebieden die verantwoordelijk zijn voor zicht kunnen ook door andere stimuli – zoals geluid – geactiveerd worden.
Bepalend voor of een blinde kan zien zijn de verwachtingen die diens omgeving van hem of haar heeft. Zo heeft Kish’ moeder hem altijd vrijgelaten om te klikken en op avontuur uit te gaan. Adam Schafer, een andere blinde man die in de aflevering aan het woord komt, kreeg juist vanaf jonge leeftijd te horen dat hij tot veel minder in staat was dan zienden – met als gevolg dat hij ook bijna niets kon.
Liefde als obstakel
Inmiddels traint Kish blinde kinderen in echolocatie om ze te ‘bevrijden’ van de beperkende werking van lage verwachtingen. Verslaggever Lulu Miller gaat mee met Brian, een (eveneens blinde) partnerdocent van Kish, en Nathan, een blind jongetje van vijf. Brian en Nathan lopen over een sportveld; Nathan moet klikken en zeggen wat hij ‘ziet’ – een doel, bosjes. Vervolgens lopen Brian en Nathan naar de rand van het veld, dat grenst aan een drukke weg. Miller beschrijft wat er gebeurt. Een klein blind jongetje met een klein wit stokje leidt een blinde man naar de weg. Het geluid van voorbijrazend verkeer zwelt aan. En dan wordt het stil.
De moeder van Nathan heeft haar zoon van de weg vandaan getrokken – vóór er een ongeluk kon gebeuren, maar ook vóór Nathan zelf kon bepalen of hij misschien halt moest houden.
Dat verhaal van die verwachtingen die onze prestaties beïnvloeden vond ik interessant, en het feit dat je welbeschouwd geen ogen nodig hebt om te kunnen zien, fascinerend. Maar de scène met Nathan vond ik eigenlijk de grootste – ahum – eyeopener van Invisibilia. Dat komt vooral door wat Brian te zeggen heeft over de reddingsactie van de moeder: namelijk, dat het precies dit soort gebeurtenissen zijn die opgroeiende blinden het cruciale zelfvertrouwen ontnemen dat ook zij over voetbalveldjes kunnen lopen, in steden kunnen navigeren, kunnen fietsen – kunnen ‘zien.’ Zelfs als de verwachtingen hartstikke hoog zijn, dan nog kan de neiging je kind te beschermen in de weg staan. Het belangrijkste obstakel voor de emancipatie van blinden is niet blindheid, maar liefde.
Liefde die in jaloezie omslaat, in manipulatie, in onderdrukking. Liefde die blind maakt
Na het beluisteren van Invisibilia zag ik de beperkende kracht van liefde plotseling overal. De moeder die, uit liefde voor haar kind, datzelfde kind klein houdt. De onmogelijke relatie tussen twee mensen in de bloei van hun leven, die elkaar uit liefde in een gekmakende houdgreep houden. De neiging van zoveel mensen om hun geliefde, uit liefde, van alles te verbieden. Liefde die in jaloezie omslaat, in manipulatie, in onderdrukking. Liefde, ook, die blind maakt: voor de tekortkomingen, de pijn, de hulpbehoefte van de ander.
Naar mijn idee wordt dat verhaal – van de keerzijde van liefde – veel minder vaak verteld dan de zoete boodschap van Interstellar, waarin het de liefde is, pure liefde, die ons uiteindelijk zal redden en beschermen – liefde die ‘alles overwint.’
Het verrassende – en rake – aan het verhaal van de ziende blinden is dan ook dat liefde eruit naar voren komt als iets wat verdacht veel lijkt op al het andere in de wereld. Iets wat nergens boven staat, dat ons net zo goed klein kan houden als groot kan maken, dat ons kan redden maar ook kan tegenwerken.
Dat het iets is waar je veel, maar lang niet alles, van moet verwachten.