Als je vanuit St. Louis de Mississippi oversteekt, kom je in een andere wereld: een roestig landschap vol fabrieken, rangeerterreinen en verlaten grindvlaktes. Te midden van deze industriële woestenij bevindt zich het stadje Brooklyn.

Brooklyn, Illinois lijkt in niets op het beroemde Brooklyn in New York. Hipsters zul je er niet vinden, toeristen ook niet. Als je erlangs rijdt zie je bergen puin en afval. En een rijtje verweerde seksclubs, met namen als Bottoms Up, Pink Slip en Roxy’s.

Het stadje telt nog geen 750 inwoners. De helft daarvan leeft onder de armoedegrens. Behalve die seksclubs zijn er liefst tien kerkjes – alsof God en de duivel hier een vete uitvechten.

Maar een supermarkt is er dan weer niet. De postbode bezorgt niet aan huis. Een enkeling heeft internet. Wandel door het stadje en je ziet lege, overwoekerde percelen en ingestorte woningen. Het stratenplan lijkt ruim, maar dat is omdat zoveel huizen zijn verdwenen. Een urban prairie resteert, waar soms een hond naar eten zoekt.

Ooit was het Utopia

President Barack Obama laatst dat de crisis voorbij is, maar de president komt kennelijk nooit in Brooklyn, Illinois. En wat zou je hier ook zoeken? Het is alleen dankzij die stripclubs dat Brooklyn lokaal nog enige bekendheid geniet. Dat is tragisch, want Brooklyn zou om een heel andere reden beroemd moeten zijn: het was ooit Utopia. En als je goed kijkt, is het dat nog steeds.

Daarvoor moeten we eerst terug naar begin negentiende eeuw. In St. Louis woonde toen een slavin met de naam Priscilla Baltimore. Ze was bij een slavin, verwekt door een witte slavenhouder. Die slavenhouder verkocht haar, zijn dochter dus, als slavin. Weer later wist ze zich vrij te kopen.

Deze mevrouw Baltimore stak met een tiental zwarte families per boot de Mississippi over, naar Illinois. Volgens de mondelinge overlevering stichtte ze daar in de jaren twintig van de negentiende eeuw het stadje Brooklyn. Het werd een zogeheten ‘freedom village,’ een toevluchtsoord voor voormalige slaven.

Zo’n nederzetting was illegaal. Want in Illinois was de slavernij misschien afgeschaft, er waren wel ‘black codes.’ Die kwamen erop neer dat zwarten geen rechten hadden. Het helpen van gevluchte slaven was al helemaal verboden.

Dat laatste was precies wat Baltimore deed. Haar stadje, en de zwarte die er zat, waren een knooppunt in de zogenoemde ‘underground railroad’: het netwerk van vluchtplekken waarlangs slaven vanuit het zuiden naar het noorden trokken.

Tussen 1800 en 1900 zijn er in Amerika zo’n honderd van zulke freedom villages ontstaan, schrijft Sundiata Keita Cha-Jua in zijn studie America’s First Black Town. Brooklyn, Illinois, 1830-1915. Vrijhavens: weg van het racisme. En ze lieten tegelijk zien dat zwarten niet alleen slaaf konden zijn, maar ook leiding konden geven. Het waren zwarte Utopia’s.

De ellende bleef Brooklyn bespaard

De meeste van die droomstadjes zijn verdwenen. Maar Brooklyn bestaat nog. En het is nog steeds honderd procent zwart. Het noemt zichzelf nu ‘America’s oldest black incorporated community.

Het stadje was ook na de slaventijd een veilige haven. In 1917 waren er bijvoorbeeld gruwelijke slachtpartijen in het naastgelegen East St. Louis. Daar lynchten blanken de zwarte minderheid.

Zulke ellende bleef Brooklyn bespaard. ‘Er was nooit raciale onrust in Brooklyn, want er was maar één ras,’ schreef Elin Schoen in Tales of an All-Night Town (1979), een journalistiek boek over een moord in het stadje.

Begin jaren vijftig telde Brooklyn ongeveer 4000 inwoners. Er waren winkels, scholen, dokters; er was werk in de industrie in omliggende steden, bijvoorbeeld de vleesverwerkingsfabrieken in East St. Louis.

Toen begin jaren zestig veel fabrieken dichtgingen, raakte de hele regio in verval. Maar Brooklyn werd extra zwaar getroffen: er was geen ander werk.

Hier wreekte zich het feit dat het zwarte stadje Brooklyn steeds was overgeslagen, bij investeringen of vestiging van fabrieken. Het leverde alleen de arbeiders. Dat was geen toeval, schrijft Sundiata Keita Cha-Jua in America’s First Black Town. Geen enkel zwart stadje slaagde er bijvoorbeeld in een treinstation te verwerven. ‘Racial capitalism,’ oordeelt hij.

Bewoners trokken weg. En ergens eind jaren zestig sprongen de stripclubs in het gat. Het stadje werd een vrijplaats voor louche zaken. De clubs brachten belastinginkomsten, maar ook misdaad, drugshandel en prostitutie.

Ongeveer drie kwart van de belastinginkomsten komt via de clubs, becijferde de lokale krant St. Louis Post-Dispatch in 2007. Rondom de stad is industriële bedrijvigheid, maar net buiten de gemeentegrenzen. Symbolisch zijn de spoorlijnen die de stad soms wel een halfuur afsnijden van de buitenwereld, als er weer een trage trein passeert.

Een moedige mayor

FOUNDED BY CHANCE, SUSTAINED BY COURAGE’ luidt het stadsmotto van Brooklyn. ‘Opgericht door toeval, volgehouden door moed.’ Het indrukwekkende is: er zijn nog steeds mensen die die moed willen opbrengen. Bijvoorbeeld Vera Glasper-Banks (69). Zij is de nieuwe, trotse burgemeester van Brooklyn.

Ik ontmoette haar toevallig: ik belde het gemeentehuis, op zoek naar informatie over de geschiedenis. De burgemeester zelf nam op.

Glasper-Banks werd hier geboren. Ze verliet de stad op haar vijftiende, omdat ze zwanger was (en ongetrouwd, destijds een schande). Ze kwam in Seattle terecht, waar ze werkte in de Boeingfabriek. Op haar 55ste keerde ze terug naar Brooklyn, om voor haar zieke moeder te zorgen. Ze had een pensioen van Boeing, maar kon niet stilzitten, en ging in een bar aan de slag. Weer later rolde ze de politiek in. In 2013 deed ze mee aan de burgemeestersverkiezing.

Ik belde het gemeentehuis, op zoek naar informatie over de geschiedenis. De burgemeester zelf nam op

Together we can restore Brooklyn to what it once was,’ zei ze tijdens de campagne. Ze bedoelde: de gloriedagen uit haar jeugd, toen Brooklyn een volwaardig stadje was. Ze zei ook: we moeten beginnen met kleine dingen: Gaten in de weg repareren. Afval opruimen. Straatnaambordjes ophangen, zodat ambulances niet verdwalen.

Bij haar aantreden zat er 100 dollar in de gemeentekas.

De burgemeester ontvangt me in het gemeentehuis annex politiebureau. Ze raadt me af alleen door Brooklyn te wandelen. Een witte die door het stadje loopt: dat valt hier op, dat is onveilig. Dus lopen we samen door het stadje.

We lopen eerst naar ‘freedom village,’ het noorden van het stadje. Daar staat een oud kerkje uit 1839, herbouwd in 1878 – het oudste gebouw. Hier zaten gevluchte slaven ondergedoken, zegt ze. Ze wil hier een gedenkbord plaatsen, daar waar nu een ingestort woonhuis staat. De wereld moet weten dat Brooklyn meer is dan seksclubs.

Veel verleden is er niet meer. Het stadsarchief ging ooit in vlammen op. Waarom het Brooklyn heet, is onbekend (Brooklyn in New York komt van het Nederlandse Breukelen – die link is er hier in elk geval niet). Ook de oude begraafplaats aan de rand van het dorp is verwaarloosd; er liggen nog zerken uit de slaventijd.

Ook de sporen van het recentere verleden zijn al verdwenen. De burgemeester wijst op allerlei lege grasveldjes: hier was een wasserette, daar een kruidenier, daar de dokter, daar de bioscoop, daar het pompstation (ze werkte er als kind), daar trad Miles Davis ooit nog op.

Bij een het wrak van een woonwagen: hier woonde een veteraan uit de Tweede Wereldoorlog. Hij kreeg tien medailles voor zijn verdiensten; na zijn dood sloopten dieven het aluminium van zijn trailer.

Trots en optimisme

Het is om te huilen – en soms, als ze vertelt, raakt de burgemeester ook emotioneel – maar toch kwam ik veel vrolijker terug uit Brooklyn dan ik erheen reed. Dat komt door de trots en het optimisme van de burgers hier.

In het stadje groet iedereen de burgemeester. De politiechef. Een eigenaar van een stripclub. Een oude vrouw voor haar portiek. Twee werklieden, die bezig zijn rommel op te ruimen in opdracht van de burgemeester (ze vertellen over vluchttunnels die er onder het stadje zouden lopen – een legende, denkt de burgemeester).

Er rijdt een witte limousine langs. Een lijkwagen, die de 93-jarige eigenaar van de enige snoepwinkel van het stadje komt ophalen. Hij is vannacht overleden, zegt ze. We lopen het winkeltje binnen. De burgemeester troost de nabestaanden.

Achter de etalage van sekstenten blijkt Brooklyn een bijna gemoedelijk voorbeeld van klein Amerika.

Ja, er is weinig geld. Vroeger was er ook weinig geld, zegt de burgemeester. Maar je ging niet bij de pakken neerzitten. Haar vader had twee banen, plus een moestuin voor de groenten.

Closed mouths don’t get fed,’ zegt ze. Je moet je mond opentrekken. Dus schrijft ze brieven, om fondsen te werven, bijvoorbeeld om een bejaardenhuis te kunnen openen – haar bureau ligt er vol mee.

  • Ze liet overal in de stad vuilcontainers plaatsen.
  • Ze liet naamborden installeren.
  • Zo regelde ze een sneeuwschuiver voor haar stad. Zodat het stadje in de winter niet ingesneeuwd raakt.

Haar belangrijkste daad tot nu toe: ze installeerde parkeermeters rondom de seksshops. In Seattle, waar ze woonde, moest ze overal betalen om te parkeren. Als het daar kan, zegt ze, ‘then I can charge to park in the streets of Brooklyn.’

Elk weekend overspoelen honderden sekstoeristen het stadje. Mede dankzij de parkeermeters zit er inmiddels al bijna een ton in de kas.

Utopia is soms: parkeermeters plaatsen.

Dan laat ze me het parkje zien dat niet lang geleden is aangelegd. Er is een basketbalveldje. Er zijn sportvelden. Het lijkt hier een normale, gelukkige stad. Uit de verte klinken stemmen van spelende kinderen. Rondom het parkje staan bankjes, met namen van beroemde stadsgenoten. Zoals de vrijgevochten slavin Priscilla Baltimore.

Voelt ze zich verwant met haar? De burgemeester aarzelt. ‘Dit verhaal gaat toch niet over mij?’ Dan: ‘Er zijn meerdere soorten slavernij. Armoede kan ook slavernij betekenen.’ Soms kan ze overweldigd raken door die armoede.

Haar zoons zeiden: wat heeft het voor zin om hard te werken in de Boeingfabriek. Als zwarte kom je toch niet hogerop en mag je nooit leiding geven. Maar ze dacht: If I can conquer the crappy, the easy will be cakewalk. Vrij vertaald: als ik de rotzooi overwin, is de rest een eitje.

Ze werkte zich op tot opzichter, verantwoordelijk voor de laatste kwaliteitscontrole. Ze laat een foto zien: haar ploeg, voor een Boeing 737 van Czech Airlines. Zelf staat ze, nauwelijks zichtbaar, achter haar crew.

Waarom begon ze als bijna zeventigjarige een politieke carrière? Voor het geld hoeft ze het niet te doen; ze had al een goed pensioen van Boeing. Waarom wil iemand uit Seattle in vredesnaam terug naar Brooklyn, Illinois?

Omdat haar familie hier woont, zegt ze. Omdat ze hier vandaan komt. Omdat ze trots is op Brooklyn. Because this is home.

Toen ik de brug weer overstak, terug naar St. Louis, dacht ik: ja, en ook: omdat goede mensen bestaan.

Dat 1 op de 2.200 inwoners van St. Louis gedood wordt, is géén nieuws De door politiegeweld omgekomen Mike Brown en Eric Garner haalden het wereldnieuws. Veel andere slachtoffers van geweld in de Verenigde Staten halen nauwelijks de lokale krant. Waarom wordt de ene dode verkozen tot posterboy en kwijnt de andere in de vergetelheid? Lees het artikel hier terug Route 66 voert tegenwoordig vooral langs witte weemoed De Route 66 staat bekend als symbool voor vrijheid, avontuur, onafhankelijkheid – voor een bepaald Amerika kortom. Maar tijdens een wandeling langs de route zie je weinig van die mythe terug. Nog wel springlevend en overal zichtbaar is de economische nood, die de permanente achtergrond vormt van de straks weer vergeten rellen in Ferguson. Lees de reportage hier terug