Zo worden de slachtoffers van de tsunami van 2040 geholpen

Maite Vermeulen
Correspondent Globalisering
Het oefenterrein van Artsen zonder Grenzen in Brussel. Foto: Pieter van den Boogert

Rampen en oorlogen zullen er altijd wel zijn. Het enige wat we kunnen veranderen is onze hulp aan de mensen die onder het puin dreigen te raken. Aan innovatieve plannen geen gebrek. Ik zet er vier op een rij en vraag me af: lukt het de helpers om zichzelf in de toekomst overbodig te maken?

In Brussel staat een huisje, gebouwd van hout, bamboe, stro, bakstenen, blokken cement, plastic, golfplaat en stukken container. De scharnieren zijn van autoband, de handgrepen op de cellofaanramen van flesdoppen.

In dit huisje – en op het braakliggende terrein eromheen – onderzoekt noodhulporganisatie Artsen zonder Grenzen welke materialen het handigst zijn in een crisissituatie. Wat is makkelijk op- en af te bouwen? Wat levert het minste afval op? Welke materialen zijn overal ter wereld altijd verkrijgbaar?

Er wordt op dit Brusselse terrein vol absurde bouwsels nagedacht over innovatie in de noodhulp.

Op dit terrein onderzoekt hulporganisatie Artsen zonder Grenzen welke innovaties bruikbaar zijn in een crisissituatie. Foto’s: Pieter van den Boogert

Tijdens mijn onderzoek naar noodhulp, vroeg ik onderweg tientallen mensen naar dit onderwerp. Welke innovaties gaan de komende jaren de manier waarop we slachtoffers van (natuur)geweld helpen, veranderen – en hopelijk: verbeteren?

Een viertal hoopgevende ontwikkelingen sprong eruit. Toch blijft de vraag hangen: ziet noodhulp er over tien jaar echt anders uit dan nu?

1. Geef geld in plaats van goederen

Grote woorden worden niet geschuwd als het over de eerste innovatie gaat. Ik tekende op: ‘ongetwijfeld een revolutie’ en ‘een absolute game-changer.’ Het gaat hier over wat cash and vouchers wordt genoemd. Het idee is zo simpel dat je je afvraagt waarom het niet eerder bedacht is: geef slachtoffers van een ramp geen voedsel, tenten of dekens, maar geld om die spullen zelf te kopen. Het scheelt een hoop geld, geeft slachtoffers meer keuzevrijheid en kan lokale markten herstellen na een ramp.

Vaak ligt voedsel wel in de winkels, maar is het voor de meeste mensen onbetaalbaar

Het Wereldvoedselprogramma (WFP) is een voorloper op dit gebied. In 2008 begon de VN-organisatie ermee, inmiddels is de aanpak in landen waar de organisatie actief is onderdeel van het hulpprogramma. Annalisa Conte, hoofd van de innovatie-afdeling van het WFP, vertelt op kantoor in Rome: ‘Vaak ligt voedsel wel in de winkels, maar is het voor de meeste mensen onbetaalbaar.Als je in zo’n situatie de honger gaat stillen door meer voedsel op de markt te brengen, maak je het probleem alleen maar groter. De winkeliers verliezen dan namelijk hun baan. Cash and vouchers is dan de perfecte oplossing.’

Het wordt in één adem genoemd – cash én vouchers – maar er is wel degelijk een groot verschil. Want met vouchers, die je bij voorafgesproken winkels kunt inleveren voor bepaalde producten, houden de hulporganisaties veel meer grip op waar hun donatie aan wordt uitgegeven. Conte: ‘Als er een markt is met vooral rijst en cassave, willen wij daar ook linzen, eieren en groenten op zien. Dan spreken we met groothandels, verkopers, leveranciers. Als we vervolgens meer vouchers invoeren, dwingen we de markt te groeien en meer producten aan te bieden.’

Inmiddels experimenteren meerdere hulporganisaties met het geven van geld. Unicef bijvoorbeeld, nadat tyfoon Haiyan eind 2013 over de Filipijnen trok. De meest kwetsbare moeders kregen van Unicef een klein bedrag overgemaakt. ‘Niemand wordt daar rijk van, maar het is voldoende voor voeding voor moeder en kinderen,’ zegt Carmen van Heesen, van Unicef. ‘Het belangrijkste is dat de getroffen personen zelf beslissingen kunnen nemen. De ene moeder geeft het geld uit aan vitamine A-supplementen, de ander gaat studeren, weer een ander stuurt de kinderen naar school.’

Controlekamer van het Humanitaire Coördinatiecentrum van de EU in Brussel. Foto: Pieter van den Boogert

Natuurlijk zitten er ook aan deze vorm van hulp de nodige haken en ogen. Zo weet je nooit wat voor effect ‘gratis geld’ heeft op lokale markten. Gelukkig zijn er slimme systemen ontwikkeld om de lokale markt in de gaten te houden. Zoals , de Emerging Market Mapping and Analysis Toolkit.

Maar uiteindelijk staat het argument voor cash en vouchers als een huis: laat de besteding van het hulpgeld aan de mensen die het beste weten wat zij zelf nodig hebben. ‘In Libanon vragen vrouwen ons bijvoorbeeld expliciet om vouchers in plaats van cash’, vertelt Hans Van den Hoogen van Oxfam Novib: ‘Vrouwen hebben daar minder zeggenschap over de besteding van het geld, en met vouchers is het gemakkelijker voor hen om eten, water, maandverband en zeep te kopen.’

2. Breng een conflict gericht in kaart

Een van de grootste problemen voor noodhulp is het gebrek aan over het rampgebied. Hoeveel mensen zijn er getroffen, hoe groot is de schade, hoe is het gesteld met de infrastructuur, wat hebben de overlevenden vooral nodig?

Tienduizenden tweets, Facebookberichten, sms’jes en satellietbeelden uit het rampgebied kunnen helpen om die vragen snel en accuraat te beantwoorden. Deze worden letterlijk in kaart gebracht op zogenoemde real timecrisis maps. Die kaarten kunnen allerlei relevantie informatie over een rampgebied bevatten: de locaties van evacuatiecentra, wegen, ziekenhuizen en ook: slachtoffers.

Als je bedenkt dat er na de tsunami in Japan 5.000 tweets per seconde vanuit het rampgebied werden verstuurd, kan de humanitaire moed je makkelijk in de schoenen zakken

De eerste natuurramp waarbij zo’n kaart werd gebruikt was de aardbeving in Haïti. Via de radio werd een noodnummer verspreid, waarna duizenden Haïtianen per sms lieten weten waar zij vastzaten. Vrijwilligers zetten deze berichten op een kaart, zodat hulptroepen heel gericht te werk konden gaan om overlevenden te redden.

Het klinkt mooi, maar er zijn wel wat complicaties. Het grootste probleem voor hulporganisaties is de hoeveelheid data. Als je bedenkt dat er na de tsunami in Japan in 2011 5.000 tweets per seconde vanuit het rampgebied werden verstuurd, kan de humanitaire moed je makkelijk in de schoenen zakken.

Vorige week nog kwam het uit van een toonaangevende op dit gebied, Patrick Meijer, onder de titel Digital Humanitarians, How Big Data is Changing the Face of Humanitarian Response. Het boek gaat over nerds die hulporganisaties vrijwillig helpen de Big Data te ontcijferen. Dat doen ze deels met algoritmen en software, maar vooral nog handmatig. En daar ligt volgens Meijer nu nog de beperking: in een situatie waar snelheid geboden is, gaat het verwerken van grote hoeveelheden informatie nog te traag.

Linksboven: controlekamer van de Federatie van het Rode Kruis in Genève. Rechtsboven en linksonder: Crisiskamer van de Wereldgezondheidsorganisatie in Genève. Rechtsonder: controlekamer van het Humanitaire Coördinatiecentrum van de EU in Brussel.

Hetzelfde probleem dient zich aan bij het verifiëren van de data. In een Indiase studie werden 35 miljoen tweets van ruim acht miljoen twitteraars over geanalyseerd. De conclusie: slechts 17 procent van de tweets bevatte betrouwbare en bruikbare informatie. De VN maken momenteel gebruik van een groep vrijwilligers om te kijken welke tweets betrouwbaar en bruikbaar zijn – maar ook dat gaat dus

Misschien nog wel de meest interessante toepassing van Big Data in noodhulp, is het voorspellen van rampen, zodat je tijdig kunt reageren. Een uit 2012 toonde aan dat het monitoren van Twitterberichten in Haïti de uitbraak van cholera in 2010 twee weken eerder had kunnen detecteren dan daadwerkelijk gebeurde. De Twitterberichten lieten namelijk al lang zien dat de bevolking in beweging kwam door de ziekte.

3. Sms met slachtoffers

Hulporganisaties kunnen niet alleen digitale informatie van slachtoffers ontvangen voor hun crisis maps, ze kunnen dezelfde technologie ook gebruiken om informatie naar de slachtoffers te versturen. Slachtoffers van een ramp kunnen via een sms razendsnel bereikt worden. 97 procent van de sms’jes wordt binnen vijf seconden gelezen.

Ook hier was Haïti een proeftuin. Er werden op grote schaal sms’jes verstuurd om mensen te waarschuwen voor cholera, om onder andere te communiceren waar hulpgoederen werden uitgedeeld. Dat gebeurt nu steeds meer, bijvoorbeeld in West-Afrika, om mensen voor te lichten over

Bovendien kunnen mobiele telefoons fraude tegengaan. In Libanon en Zuid-Soedan experimenteert noondhulporganisatie Medair bijvoorbeeld met het Last Mile Mobile Solutionssysteem. Klasien Hoeve, logistiek manager bij Medair, vertelt: ‘Je registreert in dat systeem dat een gezin vijf kinderen heeft, één gehandicapte, en een vader zonder baan. En op welk nummer ze te bereiken zijn. Vervolgens krijgt het gezin een id-kaart met foto. Als de hulpgoederen voor dit gezin gearriveerd zijn, krijgen ze een sms met daarin de plek waar ze de spullen kunnen halen. Bij het ophalen scan je hun kaart. Zo kun je precies bijhouden of mensen niet twee keer komen, of helemaal niet. Nu gaat dit meestal nog met klemborden, handmatig aftekenen en enorme Excelbestanden.’

Op de logistieke afdeling van het World Food Program (WFP) in Rome. Foto: Pieter van den Boogert

Naast mobiel, kan ook GPS helpen. Hoeve: ‘We leggen met GPS vast waar onze benificiaries wonen. Zeker in bijvoorbeeld Libanon, waar geen vluchtelingenkampen zijn, kunnen we vluchtelingen zo veel makkelijker terugvinden in een huisje, op een stukje grond, of in sloppenwijken.’

Combineer deze snelle vorm van communicatie met de in veel ontwikkelingslanden, en de cashandvoucher-aanpak, en zie daar de nieuwe noodhulp: hulporganisaties die direct geld op de telefoon van een slachtoffer storten.

4. Ontwikkel nieuwe gadgets

En zijn er dan ook nog coole nieuwe gadgets die de noodhulpmachine op z’n kop gaan zetten? De meeste nieuwe gadgets die recent op grote schaal door hulporganisaties zijn afgenomen, zijn klein van stuk. Lampjes op zonne-energie (waar je ook je telefoon mee kunt opladen) worden bijvoorbeeld steeds vaker toegevoegd aan noodhulppakketten. Een stuk veiliger en milieuvriendelijker dan de traditionele stormlamp, en toch betaalbaar. Of: brandveilige zeilen. Of: een klein geel dekseltje met een gaatje in het midden. Je monteert het op een leeg blikje en kan zo veilig injectienaalden weggooien.

Maar ook grote ideeën zijn er genoeg. die je zo in rampgebieden neer kunt zetten bijvoorbeeld. Of een met een voltallig ziekenhuis erin. Of een dat van het puin van een aardbeving nieuwe bouwstenen maakt.

Maar echt doorbreken willen deze grote ideeën nog niet. En dat ligt niet aan de ideeën, maar aan het systeem.

Is het systeem er klaar voor?

Innoveren in de noodhulp is als de koers van een groot schip veranderen. Het gaat per definitie traag. Annalisa Conte van het WFP: ‘Onze hele organisatie is gericht op het fysiek uitdelen van voedsel. Ga dan maar eens omschakelen naar cash and vouchers – dat is een enorme omslag.’

Daar komt de werkdruk van een noodsituatie nog eens bij: nieuwe producten moeten direct, in groten getale beschikbaar zijn. Arie van Roon is logistiek manager bij International Procurement Agency, een bedrijfje dat de logistiek voor hulporganisaties regelt. ‘Als ik op een beurs vol nieuwe gadgets loop, zie ik al dat tachtig procent van de toepassingen nooit gaat werken,’ zegt Van Roon. ‘Leuk dat je een geweldig geavanceerd toilet hebt bedacht, maar als ik er niet in één keer duizend van de plank kan trekken, heeft het geen zin. Het probleem ligt dus meer bij de productie, dan bij de uitvinder.’

Boven: Crisiskamer van het San Fransisco Department of Emergency Management. Onder: Controlekamer van het Humanitaire Coördinatiecentrum van de EU in Brussel. Foto’s: Pieter van den Boogert

Dat probleem herkent ook water- en sanitairexpert bij William Carter (‘Ja, mijn initialen zijn WC.’). Hij krijgt vaak genoeg nieuwe ideeën voor toiletten opgestuurd, die beter zijn dan de crisistoiletten die het Rode Kruis nu gebruikt. ‘Maar de kosten om een nieuw product op grote schaal te gaan produceren zijn heel hoog. Dan moet het wel héél veel beter zijn dan onze huidige oplossingen. Vaak zijn de kleine verbeteringen de kosten toch niet waard.’

Veel hulporganisaties zijn bovendien te klein om grote investeringen te doen. En zelfs grote investeerders worden gemakkelijk afgeschrokken door het financiële systeem van de hulporganisaties: elk jaar opnieuw lopen subsidierondes af. Voor een bedrijf dat iets nieuws gaat ontwikkelen is dat veel te kort.

Jezelf overbodig maken

Al deze innovaties blijven binnen de kaders van het huidige noodhulpsysteem. Écht radicaal anders denken over hoe je slachtoffers kunt helpen, gebeurt nauwelijks. Maar dat is broodnodig. Want misschien zit de échte innovatie wel niet in het verbeteren van het huidige systeem, maar in een heel nieuw systeem. Gericht op preventie, op verzekeren, op – cru gezegd – het overbodig maken van de noodhulp.

Dit klinkt misschien als een utopie, maar in Rome wordt er al voorzichtig mee geëxperimenteerd bij de African Risk Capacity afdeling van het WFP, in samenwerking met de Afrikaanse Unie. Het idee: verzeker een land tegen een mogelijke ramp.

Dat zou als volgt gaan: je stelt duidelijke richtlijnen op wanneer de verzekering wordt uitgekeerd – niet als een ramp al plaatsvindt, maar als indicatoren wijzen op een aanstaande ramp (bijvoorbeeld: een X aantal dagen aanhoudende droogte of regenval). Keer de verzekering dan uit aan het land in kwestie en laat de overheid dat geld verdelen onder de bevolking die getroffen dreigt te worden. De potentiële slachtoffers kunnen zich vervolgens wapenen tegen honger, overstroming, et cetera. Door bijvoorbeeld voedsel te kopen, vervoer naar hoger gelegen gebieden te regelen, of hun huizen te verstevigen. Zo voorkom je dat er slachtoffers vallen en maak je noodhulp overbodig.

Het is een gewaagd experiment, want een dergelijk model betekent dat het noodhulpsysteem zoals we dat nu kennen nog maar heel zelden in actie zou hoeven komen. En dat staat haaks op de drang die veel hulporganisaties voelen om – naast slachtoffers helpen – ook de eigen organisatie in stand te houden. Een heel menselijke drang natuurlijk (wie wil nu zijn baan verliezen), maar ook een drang die echte innovatie in de weg staat.

Natuurlijk zijn er altijd rampen die niemand kan voorzien. En verzekeren tegen oorlogen is een stuk moeilijker dan tegen droogte. Maar toch: de inherente impuls om jezelf overbodig te maken zou wat mij betreft de échte innovatie in de noodhulpmachine zijn. En misschien betekent dat dan helemaal niet minder werk voor hulpmedewerkers, maar vooral ander werk.

En heel soms is die verandering ook helemaal niet nodig. Terug op het Brusselse oefenterrein van Artsen Zonder Grenzen staat een antiek uitziende generator. De nieuwere modellen slaan automatisch aan als er geen stroom meer is – scheelt een paar minuten in het donker naar de juiste knoppen zoeken. Maar wat als het automatische aanslaan niet werkt? Dan wil je gewoon een ouderwetse aan- en uitknop, die degelijk en betrouwbaar is.

Lees hier wat voorafging in deze serie over noodhulp

Deze serie wordt mede mogelijk gemaakt door het en het