Hoe de lelijkste stad ter wereld van een schrikbeeld in een voorbeeld transformeert
Charleroi geldt als het toonbeeld van wat er mis is in Wallonië, België en zelfs Europa. Maar de stad, die een onvermoede schoonheid en vitaliteit heeft, maakt een opmerkelijke revival door. Nog even, en we zien Charleroi als een voorbeeld van hoe Europese steden kunnen herleven.
Charleroi is door het Amerikaanse tijdschrift Forbes uitgeroepen tot de meest favoriete toeristische bestemming van de wereld. Het industriële erfgoed, de warmte van de Carolo’s (de inwoners van de stad) en het rijke culturele leven in de Waalse metropool trekken steeds meer toeristen naar ‘deze betere versie van Venetië.’
Ik zal het bekennen: even geloofde ik het bericht. Toen besefte ik dat het satire moest zijn. Want Charleroi is in 2008 bij een peiling van de Volkskrant verkozen tot de lelijkste stad ter wereld. Sinds de teloorgang van de staal- en koolindustrie heeft het verval hard toegeslagen in de Waalse stad, zestig kilometer onder Brussel. Jarenlang plaagden wanbestuur en corruptieschandalen het ‘Palermo aan de Samber’. De werkloosheid ligt er op Grieks niveau.
De Groene Amsterdammer schetste Charleroi eerder als een ‘allegorie voor de breekbaarheid van welvaart’ en ‘een waarschuwing voor Europa.’ Als ook elders overheden verzaken aan hun publieke taken, ‘biedt de desolate aanblik van Charleroi misschien een blik op de toekomst van andere steden in Europa,’ schreef het blad.
Het mag allemaal waar zijn, zeker enkele jaren geleden. Maar de somberaars die nog steeds op Charleroi alle Europese zonden projecteren, miskennen de vitaliteit van de stad en het herstel dat zich voorzichtig begint af te tekenen.
Hier is geen toekomst
Sinds de uitverkiezing tot lelijkste stad koesterde ik een vreemd verlangen dit oord eens met eigen ogen te aanschouwen. De recentelijk uitgekomen Nederlandse korte film Bienvenue à Charleroi en het fotoboek Souvenir de Charleroi wakkerden dat nog eens aan.
Bienvenue à Charleroi munt uit in de esthetiek van de lelijkheid. We zien prachtige beelden van vervallen industrie en troosteloze straten. Terwijl de tram piepend door een droevig stemmend stadsdecor rijdt, horen we de passagiers treurige teksten uitspreken. Een meisje zegt: ‘Ik houd er niet van hier te zijn, maar ik kan me niet voorstellen elders te leven, want ik heb hier mijn hele leven gewoond.’ Een man van middelbare leeftijd filosofeert: ‘Het is makkelijk om een huis te verwoesten. Maar een mentaliteit neerhalen om een nieuwe op te bouwen, dat is iets anders.’
Bijzonder aangrijpend is ook de man die in een café bier drinkt en nerveus op zijn vingers bijt. ‘Het is twaalf jaar geleden dat ik werk had,’ zegt hij. ‘Soms als ik alleen ben, huil ik als ik denk aan de vrienden die nog wel werk hebben. Het is hard, maar je moet het accepteren.’
In een andere scène zie je een verlopen man tegen een gevel plassen. Op een winkelruit even verderop is te lezen: ‘Van het heden naar de toekomst.’ Maar de film geeft je het gevoel: hier is geen toekomst. Hoogstens in de hoofden van de meisjes in de balletschool die tegen het eind van de film hun toekomstdromen vertellen. Maar hun dromen lijken eerder ondanks dan dankzij hun omgeving te ontstaan.
Eenzelfde sfeer spreekt uit het fotoboek Souvenir de Charleroi. Het is van de hand van fotograaf Derk Zijlker, die ook meewerkte aan Bienvenue à Charleroi. In al hun misère hebben zijn foto’s een grote, ongemakkelijke schoonheid. Zelfs bij een feestelijke optocht is in de blikken vooral een vermoeide triestheid te lezen.
‘Een vorm van klassenhaat’
Als ik in het donker vanuit station Charleroi-Sud het centrum in loop, op zoek naar mijn slaapplaats, zinkt me de moed in de schoenen. Overal staan winkels en cafés leeg. De deuren zijn provisorisch met planken dichtgetimmerd, de ruiten stuk. Een man in een vuile joggingbroek en met weinig tanden in zijn mond wenst me een goede avond. Ik voel me onbehaaglijk. Maar hij blijkt niet meer van me te willen dan een praatje maken over de kou.
Kort voor ik afreisde had ik het boek De omgekeerde wereld. Hoe we uit de crisis zullen raken van Paul Magnette gelezen. Magnette is sinds begin 2013 burgemeester van Charleroi. De oud-hoogleraar Europese studies en oud-minister geldt als de gedroomde opvolger van Elio Di Rupo als voorman van de Parti Socialiste.
In zijn boek maakt Magnette zich boos over de ‘clichéverkopers’ die almaar over de armoede, werkloosheid en onveiligheid in zijn stad schrijven. Hij verwijt ze Charleroi neer te zetten als ‘een metafoor voor alle kwalen van de moderne stad’ en de ogen te sluiten voor de culturele en economische herleving die volop aan de gang is. De ‘minachting voor Charleroi’ noemt hij ‘een vorm van klassenhaat.’
Welkom!
Ik dacht: laat hij maar eens uitleggen waarom het clichébeeld van zijn stad niet klopt en wat hij doet om Charleroi te laten herleven. Maar hij is – niet gek op zo’n korte termijn – niet beschikbaar. Het stadhuis raadt me aan contact op te nemen met Eric De Clercq. Hij is de baas van het Charleroise kantoor van AWEX, het agentschap dat buitenlandse investeerders naar Wallonië moet lokken en de export van lokale bedrijven bevorderen. Ook is hij de voorzitter van de Raad van Bestuur van het Palais des Beaux-Arts, de schouwburg van Charleroi.
Ik bel De Clercq de avond dat ik naar Charleroi reis. De volgende morgen, in alle vroegte, pikt hij me op om me de hele dag rond te leiden en me aan iedereen voor te stellen. Een cynicus zal zeggen: de man heeft een agenda. Maar ik heb het gevoel dat ik zelden zo hartelijk welkom ben geheten.
Terwijl we ronddwalen, herhaalt De Clercq als een mantra: ‘Ik wil niets verbergen.’ Hij gidst me door de troosteloze straten die ik de avond tevoren doorkruiste, maar neemt me ook mee naar plaatsen waar opeens de mooiste dingen te zien zijn. Zoals de Passage de la Bourse, een eind negentiende-eeuwse winkelgalerij die nog goeddeels intact is.
Bij de herontwikkeling van de stad wordt een groot accent gelegd op cultuur
In de straat bij de leegstaande Disneybioscoop waar hij als kleine jongen met zijn moeder heen ging, is het enige teken van leven een seksshop. Maar als we de hoek omslaan, stuiten we plotseling op enkele mooie muurschilderijen. Ze zijn er afgelopen jaar aangebracht tijdens Asphalte, de Urban Art Biennale Charleroi.
‘Bij de herontwikkeling van de stad wordt een groot accent gelegd op cultuur,’ zegt De Clercq. ‘Er is een zeer actieve underground in Charleroi en we hebben een rijkdom aan culturele instellingen.’
Cultuurstad Charleroi
De avond tevoren ben ik bij Le Vecteur geweest. In dat cultuurhuis discussiëren in het zwart gestoken hipsters in aanwezigheid van de regisseuse over de film Graffiti Dixit Art.
Achteraf spreek ik met Rémy Venant van Le Vecteur, een vriendelijke man met een rossige baard. Hij heeft Bienvenue à Charleroi ook gezien. ‘De film zet Charleroi neer als een miserabele stad,’ vindt hij. ‘Hij speelt zich te veel af in het verleden. Charleroi mag van buiten niet erg mooi lijken, maar van binnen is het prachtig. Er is een heel rijk cultureel leven. Dat hadden ze ook wel mogen laten zien.’
De volgende dag troont De Clercq me mee naar de Rockerill. Kilometers rijden we langs het immense terrein van de in november 2008 stilgevallen staalgigant Carsid. Tot we aankomen bij het gebouw met de mooie naam Forges de la Providence (ovens van de voorzienigheid). In die oude fabriek is nu een muziektempel gevestigd.
De entreehal van de Rockerill is een ruimte waar kunstenaars zich met industrieel afval kunnen uitleven. Het is een even surrealistisch als betoverend schouwspel. Liefhebbers van techno, acid house en andere elektronische muziek komen van heinde en verre voor de feesten in Rockerill.
‘Die jongens van de film zijn hier geweest,’ zegt coördinator Globul. ‘Ze vonden het prachtig.’ Hij snapt niet waarom ze er niet gefilmd hebben. ‘De oude stad is dood, wij bouwen een nieuwe.’
Ook Eric De Clercq laat doorschemeren – het is een voorzichtig man – dat hij zo zijn gedachten heeft over Bienvenue à Charleroi. ‘Alles in de film is waar. En de portretten van de mensen in de film vind ik echt ontroerend. Maar er zijn een miljard andere dingen. De realiteit van Charleroi is veel complexer.’
Net als alle andere Carolo’s die ik ontmoet, is hij trots op zijn stad. ‘In het noorden (De Clercq doelt op Vlaanderen) zien ze Charleroi als een toonbeeld van alles wat er mis is in Wallonië. Maar ze vergeten dat wij ooit de verschaffer van welvaart voor heel het land waren.’
Hij wijst me op het lied ‘Notre Ville’ van de zanger Mochélan (in deze artiestennaam is ‘lelijk’ én ‘élan’ te lezen). ‘In mijn ogen is het de mooiste tekst die over Charleroi is geschreven. Het geeft me kippenvel en de moed voor het te vechten.’ Mochélan zingt: ‘Hoe meer onze stad verwond is, hoe meer hij zijn eer hervindt.’
De Clercq neemt me mee maar de plek waar het hek stond met Bienvenue à Charleroi, dat in de film zo’n ironische lading kreeg. Intussen is het verdwenen. Het stond er omdat er werkzaamheden waren in verband met een groot bouwproject om de benedenstad op te knappen. Dat is nog in volle gang. Maar de eerste resultaten zijn al zichtbaar. Langs de rivier de Samber is een mooie wandelpromenade aangelegd. Even noordelijker moet in de woestenij die het daar nu is een nieuw winkelcentrum herrijzen.
Metropool Charleroi
Het is lastig voor te stellen dat dit ooit een oord zal zijn waar je graag wilt vertoeven. Maar op andere plekken heeft de stedelijke vernieuwing al tot verrassende resultaten geleid. Neem het gebied rond het net opgeleverde nieuwe politiekantoor. De bedrieglijk eenvoudige maar wonderschone toren in politieblauw is een nieuwe landmark voor de stad. Hij is ontworpen door Jean Nouvel, winnaar van de Pritzkerprijs, de hoogste onderscheiding voor architectuur.
Het is een van de vele projecten in ‘Charleroi Métropole.’ Dat klinkt wat ambitieus voor een stad die maar tweehonderdduizend inwoners telt, een half miljoen inclusief de randgemeenten. Maar het volumineuze projectenboek dat ze me in het kantoor van de stadsbouwmeester toestoppen, wekt grootse verwachtingen over hoe Charleroi het kloppende hart van Zuid-België kan worden. Talloze straten, pleinen, parken en gebouwen – van het voetbalstadion tot het Paleis voor Schone Kunsten – krijgen een opknapbeurt. Er komen nieuwe winkel-, congres- en designcentra bij. En een feestkalender moet de traditionele feestcultuur van de stad nieuwe dynamiek geven.
Er moet nog gruwelijk veel gebeuren in Charleroi. Maar als deze hele bijbel van de stadsvernieuwing werkelijk uitvoering krijgt, heeft de stad in 2025 mogelijk een compleet ander aangezicht.
In het voorwoord schrijft burgemeester Magnette trots dat het een van de grootste revitaliseringsprojecten van Europa is. Dat met tientallen Europese miljoenen tot stand komt. Al staat de geldkraan sinds het toetreden van arme landen als Bulgarije iets minder wijd open, Charleroi heeft als achterstandsgebied jarenlang rijkelijk kunnen profiteren van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Zo zijn de nieuwe kades langs de Samber mede gefinancierd met de 21 miljoen Europees geld uit het project-Phénix.
Technologiestad Charleroi
Ik hoor de sceptici al brommen: prestigieuze gebouwen en cultuurtempels voor hippe lieden zullen niets veranderen aan de grauwe en uitzichtloze situatie van de gewone man die zucht onder armoede en werkloosheid.
Zeker. Maar het verhaal dat Charleroi sinds de ondergang van de staal- en steenkolenindustrie reddeloos verloren is, is domweg niet waar. In de afgelopen tien jaar is aan de noordkant van de stad, dicht bij het vliegveld van Charleroi, een flinke industriële opleving aan de gang.
De Clercq voert me langs het hoofdkwartier van Sonaca. Bij dit bedrijf in vliegtuigtechnologie werken 1400 mensen. Sonaca levert onder meer de systemen die zorgen dat de vleugels van de Airbus niet bevriezen. Even verderop zit Europrinter, waar buitenlandse kranten als El Pais en The Times worden gedrukt. Ook farmagigant Johnson & Johnson en kledingbedrijf H&M hebben er grote distributiecentra.
Nogal logisch dat deze bedrijven voor Charleroi kiezen, vindt de man die buitenlandse investeerders moet lokken. ‘We liggen pal langs de snelweg van Frankrijk naar Duitsland, op een plek waar nog ruimte is en weinig filedruk.’
De Clercq begint pas echt te glimmen als we het met Europese steun ontwikkelde Biopark oprijden, waar ook zijn eigen kantoor is gevestigd. In 1999 besloot de Université libre de Bruxelles, tot groot protest van het personeel, zijn biotechnologielaboratoria naar Charleroi te verplaatsen. Sindsdien zijn de bedrijven er als paddenstoelen uit de grond geschoten.
Dat is geen reclamepraatje van De Clercq. In het weekend na mijn reis lees ik in de Belgische zakenkrant De Tijd een dossier over de Waalse farma- en biotechnologiesector. De kop: ‘Farma wordt het nieuwe Waalse staal.’ De slotzin: ‘Wallonië is vandaag the place to be.’
Charleroi speelt in het verhaal een glansrol. ‘ Bone Therapeutics schittert,’ is de kop boven een stuk over de beursgang afgelopen week van het op het Biopark gevestigde bedrijf dat celtherapie voor bij botbreuken ontwikkelt. Bij de vijf beloftevolle Waalse biotechbedrijven noemt De Tijd het Charleroise iTeos, dat in immunotherapie tegen kanker is gespecialiseerd.
De werkloosheid neemt af
Allemaal prachtig. Maar intussen is de werkloosheid in de stad nog steeds torenhoog. ‘Het zal een generatie kosten voor alle plannen impact hebben,’ zucht De Clercq. ‘Maar de eerste tekenen van herstel zijn aanwezig.’
De cijfers geven hem gelijk. Eind december 2014 lag de werkloosheid in Charleroi op 25,5 procent. Vijf jaar eerder was dat nog 27,6 procent.
Het probleem blijft dat de werknemers van de oude industrie niet geschoold zijn om in het nieuwe Charleroi van logistiek en biotech mee te draaien. Met behulp van Europese fondsen wordt een poging gedaan ze om te scholen. Zo trok de Europese Commissie onlangs bijna een miljoen uit om 752 oud-werknemers van staalfabriek Carsid te ondersteunen in scholing en het vinden van een nieuwe baan.
Goed. Het is dwaas te ontkennen dat verval, armoede en werkloosheid Charleroi tekenen. Maar het is even dwaas te negeren dat de stad met Europese steun met man en macht werkt om het tij te keren. Het culturele leven in de stad bloeit, stilaan komen er plekken met grootstedelijke allure en het economisch herstel tekent zich voorzichtig af. Wie weet haalt Charleroi op een mooie dag écht Forbes’ lijst van toeristische trekpleisters.