Vier is niet zo’n lekker cijfer om te roepen. Je moet je boventanden op je onderlip zetten om de v uit te spreken, waardoor je mond gesloten is aan het begin van de kreet. En de r aan het eind is een probleem voor wie hem niet rollend uitspreekt, zoals de man in het fluorescerende NS-hesje, die vanaf de achterkant van het perron komt aangerend. Zijn handen om zijn mond als een toeter.

Met mijn inmiddels gevriesdroogde gezicht zo dicht mogelijk op de hittezuil hoor ik vanuit de verte in eerste instantie alleen iemand ‘jihaaa!’ roepen. De felgele man komt dichterbij en ik denk nu mijn naam te horen. Ik heb in de uren hiervoor al iemand gezien die zijn handen warmde in een tosti, en iemand die tegen haar paraplu zei dat het nog maar eventjes zou duren voor ze thuis zouden zijn, dus zo vreemd komt dat me niet voor.

Hij roept mijn naam niet. Als het nieuwe omroepsysteem van de NS me al bijna gepasseerd is, blijkt hij ‘VIER A’ te roepen: het eerste perron waar voor het eerst sinds bijna vijf uur weer een trein gaat vertrekken.

Vijf uur vast op Utrecht Centraal. Stroomstoring. Het grootste deel van de reizigers dat vanmorgen nog met me in de Siberisch koude hal stond is vertrokken. Met een bus, een taxi, een lang gezicht of een papieren beker vanwegedeomstandigheden-koffie. Onder een informatiebord tref ik de vent die vanmorgen naast me in de trein zat, voor die trein tot stilstand kwam vanwege ‘een storing, we weten niet hoelang het gaat duren.’ De man had zijn laptop opengeklapt maar typte niks. In plaats daarvan belde hij twintig minuten lang met een vrouw genaamd Sharon, die hem tot zijn grote verontwaardiging niet had verteld dat het ging sneeuwen vandaag. ‘Je hebt tijd genoeg gehad om even het weerbericht te checken, dacht ik zo.’

‘Advies: reizigers wordt geadviseerd om niet meer met de trein te reizen’

Ik vraag me af hoe vaak hij Sharon in de afgelopen uren gebeld heeft. Om haar te vertellen over de koffie die hij – maar waarschijnlijk iemand anders – over zijn blouse heeft geknoeid. Over de koude wind die door alle kieren en gaten van het station giert. Of over de band van zijn aktetas, die is geknapt toen hij iets te driftig zijn laptop eruit wilde halen. Sharon heeft genoeg tijd gehad om een degelijke tas voor hem te kopen.

Vier uur vast op Utrecht Centraal. Naast de Burger King zit een meisje op de grond, haar armen om haar knieën geslagen, haar telefoon tussen schouder en kaak geklemd. ‘Ja hoerenzooi. Ik wil naar huis. Je kunt me toch gewoon ophalen, of niet? Kutzooi. Nee. Mam!’

Drie uur vast. Op Nu.nl ik dat een Kamerlid uitleg eist over waarom de treinen er zo vaak uit liggen. Hij was onderweg naar het kantoor van de NS om dat te doen, maar strandde op Utrecht Centraal.

Twee uur vast op Utrecht Centraal. Ik sta met drie anderen onder de warme blazer bij de ingang van de Starbucks. Ik grinnik om een op Twitter, van een informatiebord op het station. ‘Advies: reizigers wordt geadviseerd om niet meer met de trein te reizen.’ De vrouw naast me kijkt hoopvol naar mijn scherm: ‘Rijdt er weer iets?’ Ik schud van nee, ze perst haar lippen op elkaar. Ze loopt richting de toiletten. De rij is zo lang dat de mensen die erin staan het de eerste drie kwartier nog met de geur van toilet moeten doen.

Een uur vast op Utrecht Centraal. Een jongen met een muts speelt piano in de stationshal. Mensen klappen. Een kleine jongen probeert een leeg colablikje hoog te houden, maar gaat op zijn gezicht omdat zijn ene been achter het andere blijft haken. Zijn vrienden klappen. De kiosk deelt gratis koffie en thee uit. De rij is zo lang dat de mensen die erin staan het de eerste drie kwartier nog met de geur van koffie moeten doen.

Aankomst op Utrecht Centraal. Een man in een fluorescerend geel NS-hesje begeleidt mij en de rest van de inhoud van de trein richting stationshal. Hij weet niet wat er aan de hand is, welke treinen nog wel rijden, of wanneer het is opgelost. Een man die naast me in de trein zat te zeuren tegen een vrouw genaamd Sharon klampt hem aan en klaagt. De man met het hesje glimlacht. ‘Zodra ik meer weet, zult u het horen.’

Iemand die ik niet ken: De Vuilnisman Elke twee weken schrijf ik over een moment dat ik deelde met iemand die ik niet ken. Een ontmoeting die de betovering verbrak, of het ongrijpbare verklaarde. Deze week: mijn ontmoeting met de vuilnisman. Lees het stuk hier terug