In een van de rijkste landen ter wereld is het tentenkamp in opkomst
Hoeveel daklozen er in de Verenigde Staten precies zijn, is niet zeker (volgens officiële cijfers: 580.000). Maar op steeds meer plekken in het land verschijnen Tent Cities - tentenkampen voor daklozen. Sommige steden bulldozeren de kampen. Andere verbieden het de daklozen te eten te geven. Een verslag van boven en van dichtbij.
Ik doe even net alsof ik een helikopter gehuurd heb voor dit stukje. Ik wil jullie namelijk iets laten zien. Iets nieuws, dat eigenlijk ook heel oud is. Goed naar beneden kijken, naar dat lege veldje ingeklemd tussen de snelwegen. Daar zie je wat gekleurde spikkels.
Maar wacht, het is bijna niet te zien, laten we inzoomen. Kijk, zo zie je al meer.
Dat lijken wel koepeltentjes. Is dit een festival? Een stadscamping? Gestrande ufo’s? Laten we nog iets verder afdalen.
Inderdaad. Het is een camping. Het ruikt er prettig naar kampvuur. Komt goed uit, dat vuur, want het is vandaag zeven graden Celsius. Onder nul. Maar wie gaat er met dit weer nu kamperen?
Wacht, we lopen even naar de man die daar verderop in de weer is met een oliedrum. Hij probeert een vuurtje aan de praat te krijgen. Hij gebruikt verdord gras als aanmaakblokjes, maar het lukt niet echt.
Misschien kunnen we ergens mee helpen? ‘Ja, door je mond te houden’
Misschien kunnen we hem ergens mee helpen?
‘Ja, door je mond te houden,’ zegt hij, geconcentreerd.
Maar een minuut later wil het vuurtje nog steeds niet branden.
‘Ach, laat ook maar,’ zegt hij. En hij stelt zich voor als Jerry. Hij is de burgemeester van dit daklozendorpje in St. Louis, Missouri. Tegen wil en dank. De ‘echte’ burgemeester, Chad, is dit weekend opgepakt door de politie (waarvoor, dat weet hij niet).
Afgelopen zomer kwam hij hier als een van de eersten wonen. Nu staan er twintig koepeltentjes rond een vuurplaats, voor ongeveer evenzoveel bewoners.
Locoburgemeester Jerry laat zijn tent zien. Hij verontschuldigt zich voor de bierblikjes (hij had bezoek, zegt hij). En hij wijst op zijn twee knuffels van The Lion King, zijn favoriete Disneyfilm. Zijn andere trots: een klein zonnepaneeltje. ‘I went solar.’
Bij de vuurplaats staan drie oude sofa’s. Twee andere dorpsbewoners staan naast het vuur hun handen te warmen. Er ligt een flinke houtvoorraad. Verder heeft het kampement: een generator, een mobiele wc (maar geen douche) en een provisietent met eten.
De oudste inwoner is een Koreaveteraan van 87 jaar. Maar die is vandaag niet thuis.
Er zijn wel honderd daklozensteden in de VS
Een paar jaar terug had je ook tent cities in St. Louis, op een andere plek in de stad. Ze hadden namen als Dignity Harbor en Hopeville. Die kampementen werden gebulldozerd. Dit nieuwe stadje heet voorlopig gewoon Tent City.
Overal in Amerika zijn zulke pop-updorpjes te vinden. Sommige zelfs tien keer zo groot als deze. Dat zijn geen tentdorpen, maar tentsteden. Sommige van die daklozenstadjes zijn een soort communes; ze besturen en bedruipen zichzelf. De beroemdste is Dignity Village in Portland, Oregon.
Informele tentdorpjes voor daklozen zijn bepaald niet nieuw in Amerika. Ze bestaan al minstens vanaf eind jaren tachtig.
Maar soms duiken ze opeens weer op in het nieuws. Een paar jaar terug, bijvoorbeeld, op het hoogtepunt van de huizencrisis. Kranten schreven dat de ‘Hoovervilles’ weer terug zouden zijn – de sloppenwijken in de jaren dertig van de vorige eeuw (vernoemd naar president Herbert Hoover).
Maar die tentstadjes waren er al jaren vóór de crisis. En nu de crisis officieel voorbij is, zijn ze er nog steeds. Ze zijn zelfs in opkomst, volgens het rapport Welcome Home. The Rise of Tent Cities in the United States, van de Yale Law School. Het rapport uit 2014 telde honderd tentsteden in de VS.
Juist in bloeiende steden groeit het aantal daklozen. Niet zo raar, want daar stijgen ook de huizenprijzen. New York, bijvoorbeeld, telde vorig jaar meer daklozen dan ooit tevoren. Eén op de vijf daklozen in Amerika ‘woont’ in New York of in Los Angeles.
Gemiddeld daalde in Amerika het aantal daklozen vorig jaar licht. Er zouden er nu ongeveer 580.000 zijn, volgens de officiële cijfers in elk geval. De daling zou komen door het beschikbaar stellen van meer bedden en een actief beleid om huisvesting te vinden.
Maar het is de vraag of die cijfers kloppen. De methode waarmee daklozen geteld worden is onbetrouwbaar. Elk jaar, eind januari, gaan vrijwilligers de straat op om daklozen te tellen. De uitslag hangt onder meer af van het weer. Vriest het hard, dan zullen veel daklozen tijdelijk schuilen bij vrienden, bijvoorbeeld. En de verwerking van de cijfers lijkt een kwestie van creatief boekhouden.
Tegelijk hebben veel steden wetten tegen daklozen gemaakt. Dakloos zijn is nu in veel steden illegaal.
Verboden om eten uit te delen aan daklozen, uit compassie
Of nu ja, het is natuurlijk niet verboden om geen huis te hebben. Maar vaak zijn wel de typische gedragingen van daklozen verboden. Zoals: bedelen, op straat slapen, in je auto slapen. Ook hebben veel steden de laatste jaren een kampeerverbod ingevoerd. En in de helft van de Amerikaanse steden mogen daklozen inmiddels niet meer op de stoep zitten, aldus een onderzoek uit 2014.
In sommige steden is het zelfs verboden om eten uit te delen aan daklozen. Het idee is dat je de daklozen met die regels naar de reguliere opvang drijft. ‘Compassionate disruption,’ noemde de burgemeester van Honolulu dat laatst, ‘verstoring met mededogen.’ Het houdt de daklozen in elk geval uit het publieke zicht.
In sommige steden is het zelfs verboden om eten uit te delen aan daklozen. Het idee is dat je de daklozen met die regels naar de reguliere opvang drijft
In veel steden schieten de opvang en hulp echter tekort. En ook als er wel genoeg opvangbedden zijn, verkiezen veel daklozen een tentenkampje. Want die opvang is aan allerlei regels gebonden. Je mag er vaak geen alcohol drinken. Of stelletjes mogen niet samen slapen.
Tentstadjes zijn geen walhalla. Kamperen is nooit langer dan twee weken leuk, laat staan je hele leven, laat staan bij min zeven, of kouder. En met een groep mensen van wie velen psychiatrische hulp nodig hebben, of die oorlogstrauma’s met zich meedragen. Vechtpartijen, diefstal komen voor. Maar je hebt er een beetje vrijheid.
En samen kamperen is in elk geval beter dan in je eentje rondzwerven. En het biedt ietsje meer veiligheid. Daarom ontstaan steeds die pop-upcampings. Daar vind je wat saamhorigheid en ben je makkelijker te vinden voor hulpverleners en particuliere weldoeners.
Een soort oer-occupy’ers, die niet met politiek bezig zijn
In St. Louis moet het tentstadje verdwijnen, heeft de gemeente al aangekondigd. De voorzieningen voor daklozen zijn hier relatief goed, de stad wil de bewoners in echte huizen zien te krijgen.
Andere steden omarmen de tentjes als tijdelijke oplossing. De burgemeester van Seattle, bijvoorbeeld, kondigde vorige maand aan dat er drie tentsteden bij komen, onder toeziend oog van de stad.
Een soort tolerantiebeleid voor de sloppen, dus.
Die tentstadjes laten zien dat ook in een rijk land veel mensen alsnog de boot missen. De kleurige koepeltjes duiken op als puisten, daar waar het leven te hard is.
Je zou de bewoners kunnen zien als een hardnekkige activisten. Ze kamperen al decennia. En zullen dat ook blijven doen. Het zijn een soort oer-occupy’ers.
Niet dat Jerry, de locoburgemeester van Tent City St. Louis, met politiek bezig is, hoor. Hij denkt praktisch. ‘Hardware’ is zijn bijnaam, omdat hij altijd gereedschap bij zich draagt. Hij is de klusjesman. Op zijn baseballcap heeft hij een klein led-zaklantaarntje getaped. Hij wijst richting de Mississippi. Daar kampeerde hij eerst, tussen de waterkering en de oever. Dat was nog verder van de stad, in een kleiner kamp.
Hij was erbij toen daar die man levend verbrandde, een paar maanden terug, zegt hij. De man had gedronken, stootte een kaars om in zijn tent.
‘Ik probeerde het vuur nog te doven.’ Hij laat de brandplekken zien op de panden van zijn jas. ‘Maar misschien als we brandblussers hadden gehad, dan was het niet gebeurd.’
In dit nieuwe tentstadje zijn er tenminste brandblussers.