Waarom leuke mensen altijd ontkennen dat ze links zijn
Het blijft een fascinerende vraag: waarom is er zo weinig veranderd sinds 2008?
Even ter herinnering: er brak een bankencrisis uit van wereldhistorische proporties, die vooral te maken had met een blind vertrouwen in de wijsheid van ‘de markt’ en een totaal gebrek aan visie op de publieke zaak. De partijen die daar vervolgens van profiteerden waren – redelijk bizar – de VVD (die de kiezer wijs wist te maken dat het allemaal aan de overheidsschuld lag), de PVV (die scoort met onvervalst racisme en allerlei leuke dingen voor de mensen) en D66 (die de politiek nog het liefst zou uitbesteden aan een consultancybureau).
De vraag is dan: wat voor geestvernauwende middelen zitten er in de watervoorziening van het Binnenhof dat er zo weinig alternatieven worden geopperd? Natuurlijk, je kunt boeken volschrijven over dit mysterie, maar ik zou een simpele verklaring willen opperen:
De eeuwige terugkeer van het verliezerssocialisme.
We hebben het hier over een fenomeen dat zich vooral voordoet bij linkse en progressieve partijen, van de Partij voor de Dieren tot de PvdA, van GroenLinks tot de SP. Het wereldbeeld van de verliezerssocialist is eenvoudig samen te vatten. Rechts heeft de ratio, de cijfertjes en de verkiezingsprogramma’s die zijn goedgekeurd door het Centraal Planbureau; links heeft de emotie, het gevoel en de moraal die is goedgekeurd door Marcel van Dam.
‘En nu vooruit’ werd de slogan van D66, die de politiek nog het liefst zou uitbesteden aan een consultancybureau
De verliezerssocialist staat altijd met de rug tegen de muur. Hij ziet de neoliberalen, de multinationals en de eurocraten oprukken en kan weinig meer uitbrengen dan: ‘Jongens, doe dit nou niet.’ De verliezerssocialist loopt over van medelijden en vindt het gevoerde beleid vooral niet éérlijk. Hij ziet de verworvenheden van de twintigste eeuw voor zijn ogen verkruimelen en probeert te redden wat er te redden valt.
Maar als het erop aankomt, dat is het wonderlijke, gaat de verliezerssocialist gewoon mee in het verhaal van de tegenpartij:
‘De overheidsschuld loopt inderdaad uit de hand, maar laten we dan tenminste nog de zorgpremie inkomensafhankelijk maken.’
‘Armoedebestrijding is inderdaad erg duur, maar het is ook een kwestie van beschaving.’
‘De belastingen zijn misschien wat hoog in Nederland, maar de sterkste schouders moeten nu eenmaal de zwaarste lasten dragen.’
Neem het laatste manifest van de Wiardi Beckman Stichting (het wetenschappelijk bureau van de PvdA). ‘De politiek moet niet alleen sturen op kosten en efficiency,’ lezen we. ‘Beteugelen en breidelen, dat is wat de sociaaldemocratie altijd heeft gedaan ten aanzien van die maatschappelijke en economische dynamiek.’
De verliezerssocialist is als het kind dat zich heeft vastgeklampt aan ’s moeders been. Vertraging en uitstel, dat is het hoogst haalbare.
Keer op keer identificeert de verliezerssocialist zich met de verliezers: de armen, de laagopgeleiden, de gehandicapten, de gediscrimineerden, de asielzoekers. Vandaar dat hij zo geobsedeerd is met alle ‘kloven’ die Nederland rijk is, tussen laag- en hoogopgeleid, tussen arm en rijk, tussen burger en politiek. En vandaar dat hij wanhopig ‘het contact’ probeert te herstellen met een achterban die al lang de benen heeft genomen.
Maar het grootste probleem van de verliezerssocialist is niet dat hij ongelijk heeft. Zijn grootste probleem is dat hij suf is. Dodelijk suf. Hij heeft geen eigen verhaal en geen eigen taal. Hij stond erbij te kijken toen ‘hervormen’ een conservatieve term werd. Hij liet het gebeuren dat ‘En nu vooruit’ de slogan werd van die consultancypartij. Hij stond te suffen toen een premier optimisme gelijkstelde aan het consumentenvertrouwen.
De meeste columns over het probleem van alles wat links, progressief en authentiek liberaal is, eindigen hier, als de 700 woorden op zijn. Maar laat ik eens een voorzetje geven van hoe het misschien anders kan. Volgens mij begint het met het heroveren van de taal van de vooruitgang:
- Hervormen? Ja, eindelijk, wezenlijke hervormingen! Laten we de financiële sector eens werkelijk hervormen (veel hogere buffers, banken in stukken breken, het belastingparadijs kortwieken, enzovoorts). Laten we de sociale zekerheid eens op zijn kop zetten en armoede uitroeien – we zijn er meer dan rijk genoeg voor. Het is de hoogste tijd voor structurele hervormingen die onze collectieve problemen – van werkloosheid tot depressie, van armoede tot criminaliteit - bij de wortel aanpakken.
- Marktwerking? Geweldig idee. Laten we het eens proberen. Dan zullen de roekeloze bankiers zelf opdraaien voor hun roekeloze gedrag. Dan zal de staat fiks verdienen aan alle innovaties die hij zelf heeft gefinancierd. Dan stoppen we met het subsidiëren van de fossiele energie-industrie. Dan breken we de macht van de zorgverzekeraar. Dan...
- Innovatie? Helemaal voor. Laat de grootste durfkapitalist uit de geschiedenis maar vooropgaan: Vadertje Staat. Bijna alle baanbrekende innovaties zijn immers publiek gefinancierd. Laat die windmolens dus maar vrolijk draaien op subsidies in plaats van wind – zo is Silicon Valley ook groot geworden.
- Meritocratie? Daar kunnen we nooit genoeg van krijgen. Laten we mensen eindelijk eens belonen aan de hand van hun reële bijdrage. Dan zouden de salarissen van veel vuilnismannen, politieagenten en leraren flink omhoog moeten en die van heel wat lobbyisten, advocaten en bankiers negatief moeten worden. Wie met zijn werk maatschappelijke schade aanricht, zou immers moeten betalen om zijn beroep te mogen uitoefenen.
- Efficiency? Dit is precies waar het om draait. Iedere euro die je in een dakloze investeert, krijg je drie keer terug in besparingen op zorg, politie en justitie. Kun je nagaan wat het uitroeien van de kinderarmoede wel niet zal opleveren. Het is veel efficiënter op dit soort problemen op te lossen dan om ze te managen.
- Minder betutteling? Spot on! Laten we de bezem halen door al die onzinnige werkloosheidscursussen, laten we ophouden met het dresseren en vernederen van bijstandsgerechtigden en laten we afrekenen met de grootste papiermachine van het westelijk halfrond: de zogenaamde ‘marktwerking’ in de gezondheidszorg.
Maar laat de verliezerssocialist vooral ophouden met het zwelgen in zijn morele superioriteit. Eenieder die links, progressief of authentiek liberaal is, zou zich moeten onderscheiden met zijn energie én met zijn ideeën, zijn woede én zijn optimisme, zijn moraal én zijn taal. Als het erop aankomt mist de verliezerssocialist het belangrijkste ingrediënt van politieke verandering. Dan heb ik het niet over een goed hart, maar over de overtuiging dat het werkelijk anders kan.