Asielzoekers die in groten getale de EU binnenstromen - het nieuws wordt bijna vermoeiend. Uit Syrië komen ze, uit Libië, of uit Eritrea. Met gammele bootjes of met de voet door de bossen van Oost-Europa. We hebben er al zo vaak over gelezen.

Maar de afgelopen twee maanden is er in die bossen iets vreemds gaande. Want de vluchtelingen die er ‘s nachts de grens oversteken, komen niet uit het Midden-Oosten of Afrika, maar uit een land hier heel vlakbij: Het waren er in de eerste twee maanden van 2015 volgens schattingen al vijftig- tot honderdduizend.

Maar er vallen geen bommen op hoofdstad Pristina en er is geen hongersnood. Toch is er een ware exodus van Kosovaren richting Europa op gang gekomen.

Hoe kan dat? En hoe komen ze zo makkelijk de grens over?

Daar weet de Hongaarse boswachter Zoltan Saringer alles van. Met één hand zet hij de verrekijker aan zijn ogen. Met zijn andere hand wijst hij naar de overkant van het water. ‘Dat daar is Servië,’ zegt hij stoïcijns, terwijl hij in de verte tuurt.

Het is een koude vrijdagmorgen in februari. We zijn in de Hongaarse gemeente Ásotthalom, aan de landsgrens met Servië. Zoltan trekt zijn donkergroene muts tot over zijn wenkbrauwen. Hij heeft de Lada Niva, waarmee we vanuit het dorp naar de grens zijn gereden, langs de beek geparkeerd. We staan aan de rand van het bos, in een open veld aan een stromende beek die de groene grens tussen Servië en Hongarije markeert.

‘Dit is de plek waar de meesten zijn overgestoken,’ vertelt Zoltan. ‘Je ziet de spullen die ze hebben achtergelaten.’ Aan de oever ligt een kapotte paraplu en wat kledingstukken.

Hier heeft Zoltan de afgelopen twee maanden in totaal, schat hij, wel een paar duizend Kosovaren uit het water zien komen. Maar vandaag is het stil. Aan de overkant zien we in de verte een Servische patrouillewagen wegrijden. ‘De Servische grenspolitie probeert ze nu te pakken,’ verklaart Zoltan. ‘Ze verstoppen zich.’

Een boswachter die de grens bewaakt

Zoltan is niet van de grenspolitie, hij is zelfs geen politieagent. Toch is hij verantwoordelijk voor de beveiliging van de twintig kilometer lange grensstrook van de gemeente Ásotthalom. Hij stelt zichzelf voor als ‘field ranger.’ Een soort boswachter met extra bevoegdheden. Hij kan aanhoudingen verrichten, maar mag niemand arresteren.

De gemeente Ásotthalom heeft drie field rangers in dienst, ze rijden dag en nacht langs de grens. Er is maar één jeep, de stevige Lada Niva. ‘Als die kapotgaat?’ lacht Zoltan, ‘dan bewaakt niemand de grens meer.’

‘Als die jeep kapotgaat? Dan bewaakt niemand de grens meer’

Sinds 2008 is er geen grenspolitiemacht meer in Hongarije; die is wegens bezuinigingen opgegaan in het gewone politiekorps. Omdat Servië geen lid is van de Europese Unie, is Hongarije’s zuidgrens meteen ook de buitengrens van de EU en daarmee een populaire bestemming voor vluchtelingen en migranten die hun heil zoeken in Europa.

Zoltan kwam hier altijd al vluchtelingen tegen. Vluchtelingen uit Afrikaanse landen vooral. Een jaar of vier geleden waren het de Afghanen en de Syriërs die via de Balkan en Hongarije de Europese Unie probeerden te bereiken.

Maar het was niets vergeleken met wat hij de afgelopen twee maanden zag gebeuren.

‘Opeens liepen elke dag honderden mensen door onze straten,’ vertelt hij terwijl hij de motor van de jeep weer start. ‘Allemaal uit Kosovo.’

Achtergelaten kleding in de bossen bij Ásotthalom. Foto: Darko Bandic/HH

Waarom nu?

Niemand weet precies hoeveel mensen Kosovo hebben verlaten dit jaar. De schattingen lopen uiteen van 50.000 tot 100.000. Veel voor een land met een populatie van nog geen twee miljoen. Ze zijn Hongarije binnengelopen en vervolgens verdwenen in EU’s grenzeloze Schengenzone, waar Hongarije deel van uitmaakt. Eind januari wandelden soms wel duizend Kosovaren door de straten van Ásotthalom.

De laatste keer dat Kosovo zoveel mensen zag vertrekken, was tijdens de oorlog in 1998-1999, toen het nog een provincie van Servië was. Duizenden Kosovaarse Albanezen vertrokken naar alle uithoeken van de wereld, op de vlucht voor gruweldaden van de Servische president

Bijna de helft van de Kosovaren (45 procent) is werkloos en eenderde leeft onder de armoedegrens

Maar deze vluchtelingen zijn economische vluchtelingen. Ze zien geen toekomst in hun thuisland en hopen asiel te krijgen in een EU-land.

Want bijna de helft van de Kosovaren (45 procent) is werkloos en eenderde leeft onder de armoedegrens. Kosovo is daarmee een van de armste landen van Europa. Dat is het echter niet van de ene op de andere dag geworden. Het verklaart dus nog niet waarom al deze Kosovaren zo plotseling, in een bestek van twee maanden, de biezen pakken.

Die plotse uitstroom is te verklaren door een op het eerste oog simpele administratieve kwestie. Kosovo, dat zich in 2008 eenzijdig onafhankelijk heeft verklaard, en Servië onderhandelen al jaren onder leiding van de Europese Unie over de ‘normalisatie van hun relatie.’

Een van de akkoorden die vorig jaar werden gesloten, is het versoepelen van reisrestricties voor Kosovaren. Kosovaren konden voorheen niet door Servië reizen op een Kosovaarse identiteitskaart omdat Servië Kosovo niet erkent als onafhankelijk land. Maar Servië ging akkoord met het schrappen van deze regel. Nu kunnen vluchtelingen dus vrij door Servië naar Hongarije.

Duitsland, veruit de populairste bestemming, kreeg in 2015 zodoende al 20.000 Kosovaarse asielverzoeken en is nu bezig de asielprocedures te versnellen. Slechts 0,3 procent van de Kosovaarse asielaanvragen wordt ingewilligd, zeggen Duitse autoriteiten. Duitsland heeft ook twintig politieagenten naar Servië gestuurd om de Servische grenspolitie te assisteren.

Oostenrijk zag in de eerste twee maanden van dit jaar 1.800 Kosovaren komen, vergeleken met 1.900 in heel 2014. De Oostenrijkse minister van Binnenlandse Zaken heeft de Kosovaren via een advertentie in een Kosovaarse krant laten weten: bespaar moeite en geld, we zetten je meteen op het vliegtuig terug

Een uurtje lopen

Terug naar de grens. Zoltan heeft onlangs bijstand gekregen van politieagenten uit de nabijgelegen stad Szeged. Nadat internationale media begonnen te berichten over de opmerkelijke massamigratie van Kosovaren, werd de grensbewaking aan beide kanten, in Servië en Hongarije, opgeschroefd.

Een team van 26 agenten heeft net het enige hotel van Ásotthalom betrokken en helpt met patrouilleren. Ze hebben zojuist een groep van twaalf Kosovaren aangehouden. Veertig anderen zijn eerder die ochtend opgepakt, vertelt een agent.

‘Serviërs in Subotica hebben ons verteld hoe we moesten lopen. En ik heb de gps op mijn telefoon gebruikt om niet te verdwalen’

Een jongeman staat met de handen in zijn zakken naast het politiebusje dat hem en de andere gearresteerde Kosovaren naar het politiebureau moet brengen. Hij draagt een hippe zonnebril met donkere glazen en glimlacht breed. Hij stelt zich voor als Yll Xhaliu, 24 jaar oud, uit Kosovo’s hoofdstad Pristina. Hij vertelt dat het maar een uurtje lopen was, de grens over. En dat hij geen politie is tegengekomen in Servië.

‘Serviërs in Subotica hebben ons verteld hoe we moesten lopen,’ zegt hij. ‘En ik heb de gps op mijn telefoon gebruikt om niet te verdwalen.’

Yll zegt dat hij net een paar dagen geleden is afgestudeerd, rechten aan de universiteit van Pristina, maar dat hij geen toekomst ziet in Kosovo. ‘Er is geen werk, geen respect, er is niks in Kosovo.’

Een week later laat Yll Xhaliu via Facebook van zich horen. We hebben afgesproken contact te houden. ‘Ik ben in Duitsland,’ schrijft hij, gevolgd door een lachend smiley. Na drie dagen in een Hongaars vluchtelingenkamp werd hij vrijgelaten in afwachting van zijn asielprocedure in Hongarije.

Hoe hij naar Duitsland is gekomen? ‘Met een auto,’ vertelt hij. 800 euro betaalde hij aan de chauffeur. Yll is nu bij familie in Baden-Württemberg, maar de kans is groot dat ook hij zal worden teruggestuurd naar Kosovo.

Migranten rusten in een verlaten fabriek vlakbij Subotica. Foto: Darko Vojinovic/HH

Totdat het lukt

‘Hier is het,’ zegt Alan, een taxichauffeur uit Subotica. ‘Palić.’

Alan rijdt over een weg met aan weerszijden hotels, restaurants en pensions. In de zomer een populaire vakantiebestemming, ’s winters uitgestorven. Aan de linkerkant achter de hotels zien we Hongarije liggen. Hier ging Yll de grens over.

Alan heeft de komst van de Kosovaren vanaf het begin meegemaakt. Hij reed ze zelf talloze keren van het busstation in Subotica naar Palić. ‘Gewoon op de meter hoor!’ roept hij boven de ronkende motor uit.

De meeste Kosovaren hebben cash op zak. Ze hebben vaak huis en haard verkocht om hun reis naar Europa te kunnen bekostigen. In Subotica betalen ze 200 tot 300 euro om naar een veilige plek langs de grens te worden gebracht.

Net als in Hongarije, is ook aan de Servische kant van de grens de politiemacht aangescherpt. ‘Iedereen is nu wat voorzichtiger, want Europa kijkt mee,’ grinnikt Alan. Volgens de Servische politie wordt er twee keer zoveel gepatrouilleerd als voorheen, en arresteren ze gemiddeld vijftig Kosovaren per dag.

Als een Kosovaar in Servië wordt gearresteerd, wordt hij direct berecht. Vaak wordt hij nog dezelfde dag vrijgelaten met een boete.

Maar Alan weet wel wat er daarna gebeurt: ‘Ze zullen het opnieuw proberen,’ zegt hij. ‘Ze zullen het nog tien keer proberen, tot het lukt.’

De bange burgemeester

Aan de Hongaarse kant van de grens loopt de burgemeester van Ásotthalom, László Toroczkai, zenuwachtig over zijn landgoed, dat diep in de bossen verstopt ligt.

‘Ik heb de media hiernaartoe gehaald,’ zegt hij. ‘Alle Europeanen moeten weten wat de situatie is aan de grens van de Europese Unie.’

Laszlo Toroczkai is een controversieel figuur in Hongarije. Hoewel hij in 2010 als onafhankelijke kandidaat burgemeester werd, is hij het geen geheim dat hij is verbonden aan de extreemrechtse partij

‘We weten niet wie deze illegale migranten zijn. Het kunnen mensen van de Islamitische Staat zijn, die naar West-Europa gaan om een aanslag te plegen’

Hij houdt eerst een relaas over de gevaren die de vluchtelingen met zich meebrengen. Niet alleen de Kosovaren, maar ook vluchtelingen uit Afrika en het Midden-Oosten.

‘We weten niet wie deze illegale migranten zijn. Het kunnen mensen van de Islamitische Staat zijn, die naar West-Europa gaan om een aanslag te plegen,’ zegt hij fronsend.

Hij is blij met de verscherpte politiecontrole, maar heeft er weinig vertrouwen in dat het probleem daarmee is opgelost. ‘Ik vrees dat de extra politie zal vertrekken zodra de media weg zijn en de situatie weer wordt zoals een maand geleden. Dat er weer honderden illegale migranten door ons dorp lopen.’

De oplossing volgens de burgemeester? ‘Ik denk dat een grenshek een goede oplossing is,’ zegt hij ferm. ‘Er is al een hek in Bulgarije [op de grens met Turkije, MN] en in de Verenigde Staten op de Mexicaanse grens. Dus waarom niet hier?’ Daarbij vindt hij dat Hongarije weer een grenspolitiemacht moet aanstellen. ‘Het is niet normaal dat niemand onze grens bewaakt, dit is nota bene de grens van de Europese Unie.’

Achtergelaten schoenen in de bossen bij Ásotthalom. Foto: Darko Bandic/HH

Ze komen toch wel

De avond is gevallen in Ásotthalom en Zoltans dienst zit er bijna op. We rijden nog een rondje, maar we vinden geen Kosovaren meer. Wel overal sporen van hun tocht. Een blouse en een paar natte gympen. Zoltan legt uit dat de Kosovaren zich omkleden nadat ze uit het water komen en hun natte kleding in het bos achterlaten.

Hij had het wel met ze te doen, in het begin, vooral omdat er veel jonge kinderen bij waren. Maar nu heeft hij er genoeg van. ‘Ze laten afval achter, maken overal vuur en breken in bij leegstaande boerderijen.’

In tegenstelling tot zijn burgemeester, denkt Zoltan dat een grenshek niet de oplossing is. ‘Als ze willen komen, dan komen ze toch wel,’ zegt hij. ‘Al staat er een muur, dan klimmen ze er wel overheen. Of ze vinden een andere route. Je kunt geen hek om heel Europa heen zetten. Dat is belachelijk.’

Maar bovenal hoopt Zoltan dat de rust snel wederkeert en dat hij zich gauw weer kan bezighouden met het werk waarvoor hij is aangesteld: het toezicht houden op de bossen in en rondom Asotthalom. ‘En zorgen dat de gewassen van de boeren niet worden gestolen,’ zegt hij tot besluit. ‘Want dat is mijn taak.’

Twintig jaar na dato vallen er in Bosnië nog steeds doden door de oorlog In Bosnië vielen sinds het einde van de burgeroorlog 8.000 gewonden te betreuren - 600 Bosniërs vonden de dood. De reden? Landmijnen die daar twintig jaar geleden zijn neergelegd en die dit voorjaar zijn losgespoeld door overstromingen. Mijn reportage vanuit een regio waar elke stap je laatste kan zijn. Lees de reportage hier terug Quizvraag: waar ligt dit vluchtelingenkamp? A) De Derde Wereld B) Ver van mijn bed C) Timboektoe D) In onze achtertuin. Lees het stuk hier terug