Bij de Sociaal-Economische Raad (SER), het voornaamste polderinstituut van Nederland, is iets opmerkelijks gebeurd. In januari van dit jaar zijn ruim tachtig onderhandelaars van in totaal veertig partijen met elkaar om de tafel gaan zitten om afspraken te maken over de verduurzaming van de energiehuishouding. Vertegenwoordigers van de overheid, de milieubeweging en het bedrijfsleven kwamen samen om een einde maken aan een tijdperk van stilstand.

De afgelopen tien jaar heeft de Nederlandse regering met drie opeenvolgende subsidieregelingen de verduurzaming op gang proberen te helpen. Dat werkte niet, de subsidiepotten waren binnen de kortste keren leeg en het beleid wisselde zo vaak – dan was het weer slim om in zon te investeren, dan weer in wind - dat bijna niemand in Nederland meer geld durfde te steken in de vergroening van de energie.

Vastberaden om daar verandering in te brengen sluiten de onderhandelaars van de milieubeweging, overheid en bedrijfsleven zich in januari op bij de SER. Begin september, na acht maanden van moeizame onderhandelingen, presenteren ze hun plannen om grote windparken op zee te bouwen, vijf oude kolencentrales te sluiten en woningcorporaties geld te geven om energiebesparing te bevorderen.

Het is een akkoord in de beste traditie van de Nederlandse overlegeconomie: als het de politiek niet lukt om goed beleid te maken, dan doet het maatschappelijk middenveld het wel. Bij de presentatie van het akkoord spreken de onderhandelaars eensgezind over ‘het maximaal haalbare,’ het ‘Nederlandse antwoord op het klimaatprobleem’ en ‘een historische omslag van kolen- naar windenergie.’

‘Greenpeace en Milieudefensie zijn definitief onderdeel geworden van het establishment’

Klopt dat eigenlijk wel? Volgens Marjan Minnesma, directeur van de actieorganisatie Urgenda, is het een krachteloos compromis zonder visie en urgentie. Jan Rotmans, hoogleraar Duurzame Transities aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, vindt dat het energieakoord tot onvoldoende energiebesparing, onvoldoende CO2-reductie en onvoldoende duurzame energie leidt. Volgens hem heeft de milieubeweging een cruciale inschattingsfout gemaakt door te gaan polderen over de toekomst. ‘Greenpeace en Milieudefensie zijn definitief onderdeel geworden van het establishment,’ aldus Rotmans in een van zijn vlammende tweets.

Wie heeft er gelijk? Tijd om de balans op te maken door de "groene polder" en de kritiek achteraf naast elkaar te zetten. Hebben Greenpeace en andere milieuorganisaties er goed aan gedaan om acht maanden te over verduurzaming, of hebben ze zich laten inpakken, zoals Rotmans en Minnesma beweren?

Greenpeace op oorlogspad

Actieorganisatie Greenpeace was zonder meer de opvallendste nieuwkomer bij de SER. ‘We proberen al heel lang te zorgen dat Nederland overgaat op schone, duurzame energie,’ zegt Greenpeace-directeur Sylvia Borren in een achtergrondgesprek op haar kantoor. ‘Bij de SER konden we meedenken over de invulling van de ambitieuze kabinetsdoelstelling van 16 procent duurzame energieproductie in 2020. Wij vonden die doelstelling voldoende ambitieus om mee te gaan praten en onze stempel op het akkoord te drukken.’

Greenpeace wil dat er geïnvesteerd wordt in nieuwe technologieën die een duurzame economie dichterbij brengen. Concreet: stevige investeringen voor windparken op zee en een beperking van de bijstook van biomassa zoals houtsnippers in kolencentrales. Het bijstoken van biomassa lijkt nu een goedkope manier om groene stroom op te wekken, waarschuwt de milieubeweging, maar het levert geen structurele duurzaamheid op en is daarom geen goed idee.

‘Wij hebben ook bij de SER gezegd: als de milieubeweging hiermee doorgaat kunnen wij dit proces niet tot een goed einde brengen’

Als de milieubeweging op deze punten wil scoren, zal vooral werkgeversvereniging die bij de SER het bedrijfsleven vertegenwoordigt, mee moeten werken. Bij VNO zijn bedrijven aangesloten die belang hebben bij de huidige fossiele energievoorziening, zoals staalfabrikant Tata Steel en aluminiumsmelter Aldel. Deze bedrijven willen goedkope en betrouwbare stroom, wat neerkomt op stroom uit kolen- of kerncentrales. De milieubeweging wil juist van die centrales af en zal nu moeten zorgen dat bedrijven, die zelf ook streven naar duurzaamheid, zich binnen VNO inzetten voor een goed energieakkoord.

Om steun van deze bedrijven te regelen gaat Borren vanaf maart 2013 op bezoek bij de verlichte Hollandse captains of industry. Ze spreekt met de CEO’s van onder meer Unilever, Philips en DSM. Haar verzoek is simpel: bemoei je binnen VNO met het energieakkoord. De implicatie is even eenvoudig: als je dat niet doet, dan zullen we de Nederlandse bevolking fijntjes uitleggen dat jullie je wel profileren op duurzaamheid, maar daar niet voor vechten als het erop aankomt.

De campagne is tegen het zere been van VNO en levert lange tijd weinig op. De VNO-onderhandelaars aan tafel schuiven geen centimeter op en raken geïrriteerd. ‘De belangenafweging binnen VNO-NCW werd hierdoor echt niet beïnvloed,’ zegt onderhandelaar Cees Oudshoorn, directeur beleid bij VNO-NCW in een achtergrondgesprek. ‘Wij hebben bij de SER wel gezegd: dit werkt averechts. Het irriteert de bedrijven. Als de milieubeweging hiermee doorgaat kunnen wij dit proces niet tot een goed einde brengen.’

Foto: Kim Boske (uit de serie ‘I go walking in your landscape’)

Eten met Wientjes

Op zaterdag 18 mei 2013 krijgt Greenpeace-directeur Sylvia Borren een sms’je van Bernard Wientjes, voorzitter van werkgeversvereniging VNO-NCW. ‘Wil je me bellen?’, vraagt hij. Gisteren hebben ze elkaar voor het eerst gezien om over het energieakkoord te praten. Borren, het boegbeeld van de milieubeweging, Wientjes de belichaming van de Hollandse ondernemersgeest. Hij werkte meer dan dertig jaar in het bedrijfsleven en vertegenwoordigt dat sinds 2005 als voorzitter van VNO. Zijn slagzin: ‘Laat ons ondernemen.’

Ze spraken elkaar op aandringen van Borren. Haar lobbycampagne heeft nog weinig opgeleverd en Borren vermoedt dat de werkgevers het akkoord willen laten mislukken. Achteraf vertelt Borren in NRC Handelsblad wat ze Wientjes heeft gezegd, tijdens hun eerste gesprek: ‘Je bent niet verantwoordelijk bezig, niet voor Nederland en niet voor je eigen achterban. Jij snapt niet wat hier aan het gebeuren is. Het is allang bewezen wat klimaatverandering doet met onze aarde. Toen ik directeur was van Oxfam Novib heb ik hongersnoden gezien en overstromingen die het gevolg waren van klimaatverandering. Mensen en kinderen die gras aten. Dit gaat niet over later, dit gaat over nu!’.


Tijdens een diner komen de tegenpolen dichter bij elkaar


Borrens woorden hebben Wientjes kennelijk aan het denken gezet, want nu ze hem heeft opgebeld vraagt hij haar mee uit eten. Tijdens een diner komen de tegenpolen dichter bij elkaar. Ze spreken af dat ze allebei tot het uiterste zullen gaan om de onderhandelingen tot een goed einde te brengen. Omdat ze er zo openhartig over heeft verteld, komt het ingrijpen van Borren al snel bekend te staan als kantelpunt in de onderhandelingen.

De groene coalitie

Als je er van een afstandje naar kijkt, lijken het misschien lukrake acties om de boel in beweging te brengen. Een campagne hier, een etentje daar. Het tegendeel is waar. De strategie van Greenpeace wordt heel precies afgestemd in wat ‘de groene coalitie’ is gaan heten.

Tijdens de onderhandelingen over het energieakkoord trekt Greenpeace gezamenlijk op met het groene bedrijfsleven en de duurzame energiebedrijven. Naast Greenpeace doen ook Milieudefensie, Stichting Natuur & Milieu, De Duurzame Energiekoepel (groene energiebedrijven) en De Groene Zaak (een groene ondernemersvereniging) mee aan de gesprekken bij de SER. Tijdens het hele proces stemmen zij hun strategie onderling af.

Dat is een unicum. De afgelopen tien jaar vochten de groene clubs elkaar in wisselende formaties de tent uit omdat ze het niet met elkaar eens konden worden over strategieën en prioriteiten. Tjerk Wagenaar was een van de mensen die zich vanaf zijn aantreden als directeur van Stichting Natuur & Milieu in 2010 inzette om dat te veranderen. Hij heeft een achtergrond in het bedrijfsleven én de non-profit-sector en is van nature iemand die de afstand tussen verschillende kampen probeert te verkleinen. Om het SER-proces te ondersteunen organiseert Wagenaar een overleg voor de directeuren van de natuur- en milieuorganisaties, elke dinsdagochtend van 9 tot 10 uur in de High Speed Lounge van Amsterdam Centraal.

Tijdens de onderhandelingen profiteert Wagenaar van contacten die hij eerder heeft opgebouwd

Tijdens de onderhandelingen profiteert Wagenaar van contacten die hij eerder heeft opgebouwd. Al in 2011 zoekt hij aansluiting bij het ministerie van Economische Zaken (EZ) en bij werkgeversvereniging VNO. Hij besluit mee te doen aan de "Green Deals" die EZ organiseert, pogingen om innovatie en vergroening in het bedrijfsleven aan te moedigen. Die deals leveren weinig op, maar Wagenaar krijgt wat hij wil: contact met de hoogste regionen van het ministerie en VNO. Zijn motto in die dagen: ‘Overal aanhaken waar beweging inzit.’

Net als bij de actie van Greenpeace blijven de toenaderingen van Wagenaar lange tijd zonder zichtbaar resultaat. Maar als de onderhandelingen in een moeizame fase belanden omdat de milieubeweging en VNO weer eens met elkaar in de clinch liggen, kan Wagenaar Wientjes bellen om op het hoogste niveau nieuwe toezeggingen af te dwingen en de onrust te sussen. Zo kan het dat Wagenaar, als hij op een zondagochtend thuis aan het ontbijten is, een telefoontje krijgt van minister Henk Kamp. Een uur lang praten ze met elkaar om te kijken waar de mogelijkheden liggen voor een akkoord. Dat de milieubeweging door Wagenaar nu korte lijntjes heeft met zowel EZ als met VNO, brengt ze in de positie om serieuze invloed uit te oefenen.

Samen tegen kolen

Onzichtbaar, op de achtergrond, smeedt een van de belangrijkste groene onderhandelaars bovendien een cruciale alliantie met een van de belangrijkste bedrijven binnen VNO-NCW. Het is Ron Wit, die net als Wagenaar werkt voor Stichting Natuur & Milieu. Sinds begin 2012 zoekt hij toenadering tot Dick Benschop, president-directeur van olie- en gasgigant Shell Nederland met een verleden als PvdA-politicus.

Wit en Benschop vinden elkaar in het verlangen de opmars van kolen in de electriciteitsvoorziening een halt toe te roepen. Er zijn de afgelopen jaren drie grote nieuwe kolencentrales gebouwd, terwijl de kolenprijs relatief laag is. Het resultaat: we verstoken sinds 2011 méér kolen, terwijl juist kolenstook het klimaat zwaar belast. Voor Wit is het beperken hiervan een belangrijk punt vanwege de grote CO2-uitstoot, voor Benschop gaat het om economische winst: hoe minder kolen worden verbruikt voor het opwekken van elektriciteit, hoe meer gas er nodig is – en toevallig verkoopt Shell dat.

Hoe minder kolen worden verbruikt voor het opwekken van elektriciteit, hoe meer gas er nodig is – en toevallig verkoopt Shell dat

Vlak voordat het akkoord gesloten moet worden, eind juni, blijkt dat de strategie van het groene kamp heeft gewerkt. Op 27 juni is er een bestuursvergadering van VNO-NCW, in het hoofdkantoor in de Malietoren in Den Haag. ‘Daar zijn harde woorden gevallen aan het adres van de VNO-onderhandelaars,’ zegt een Greenpeace-campaigner achteraf. ‘Bedrijven als DSM en Philips eisten daar ronduit een akkoord, een gegeven dat ons ter ore kwam en erg behulpzaam was bij de verdere gesprekken met VNO.’

Korte tijd later is het akkoord op hoofdlijnen een feit. Na de zomer worden de afspraken uitgewerkt en begin september, na bijna negen maanden van moeizame onderhandelingen, presenteren milieubeweging, duurzame energiebedrijven, het bedrijfsleven en de overheid het gezamenlijke energieakkoord. ‘Het is een omslag van kolen- naar windenergie,’ aldus Tjerk Wagenaar. En een prestatie van formaat van "de groene polder". ‘We moesten wel vuile handen maken’, zegt hij achteraf in gesprek met het magazine van de SER over de concessies die de groenen hebben gedaan. ‘Ik denk dat we eruit hebben gesleept wat maximaal haalbaar was.’

Foto: Kim Boske (uit de serie ‘I go walking in your landscape’)

Boemerang

Maar als het energieakkoord er eenmaal ligt, komen de goedbedoelde lobbypogingen als een boemerang in het gezicht van de groene coalitie. Op 3 september 2013 verzamelt de crème de la crème van de Nederlandse duurzaamheidsbeweging zich in de Oude Zaal aan het Binnenhof in Den Haag. Het is Duurzame Dinsdag, een initiatief uit de groene sector. Er worden lintjes opgespeld en toespraken gehouden. Marjan Minnesma, de Urgenda-directeur en invloedrijke spreekbuis van de groene zaak, is gevraagd om een ‘duurzame troonrede’ te houden.

Ze maakt gehakt van het energieakkoord. Het is een krachteloos compromis, volgens Minnesma, zonder visie en zonder urgentie. ‘Dit is wat je krijgt als partijen van Greenpeace tot de fossiele industrie het eens moeten zien te worden over het nationale energiebeleid. Er is niet meer onderhandeld over wat nodig is; er is onderhandeld over een consensus. Alle juichverhalen over het energie-akkoord gaan over het feit dat er consensus is bereikt, maar niemand juicht over het eindresultaat. En niemand zegt dat het toereikend is voor wat nodig is. Iets is beter dan niets. Dat soort argumenten. Maar dat kan toch gewoon niet meer in 2013?’

‘Er is niet meer onderhandeld over wat nodig is; er is negen maanden onderhandeld over een consensus’

Ook als Tjerk Wagenaar en Sylvia Borren op 28 augustus een meeting voor criticasters organiseren, krijgen ze de wind van voren. Het akkoord is te slap en er zijn geen radicale ingrepen gedaan om verduurzaming dichterbij te brengen.

Slappe compromissen

Klopt die kritiek? Het is duidelijk dat de groene coalitie winstpunten heeft gehaald. In het energieakkoord zijn grote investeringen in wind op zee vastgelegd: tot 2023 moet er voor 4.450 Megawatt aan windvermogen op zee worden bijgebouwd. Ter vergelijk: het grootste windmolenpark dat nu in zee staat wekt 120 Megawatt op. Kosten van de investeringen tot 2020: 13,6 miljard euro. Ook is afgesproken dat er vijf oude kolencentrales dicht gaan, een duidelijke wens van de milieubeweging. De bijstook van biomassa zoals houtsnippers in kolencentrales wordt beperkt: in 2020 mag er in kolencentrales maximaal tweemaal zoveel biomassa bijgestookt worden als in 2012. Het Rijk wilde aanvankelijk veel meer investeren in biomassa, en veel minder in windmolens op zee.

Maar er staan ook slappe compromissen in het akkoord. De ambitie van 16 procent duurzame energieproductie die het kabinet had gesteld, wordt in het akkoord bijgesteld naar 14 procent in 2020. Het is een manier om de investeringen in groene energie over een langere periode uit te smeren, zodat ‘de energietransitie’ minder geld kost (een wens van het bedrijfsleven en de betrokken ministeries). In ruil voor sluiting van de vijf oude kolencentrales, heeft de milieubeweging de kolenbelasting, die de winstgevendheid van kolenstook drukte, opgegeven. De drie grote, nieuwe kolencentrales die binnenkort in productie gaan, kunnen nu zonder hinder van die belasting doorkachelen. Dat scheelt de energiebedrijven met kolencentrales tot 2020 bijna een miljard euro. Er komt een regeling waarmee burgers en coöperaties een deel van hun investeringen in windmolens en zonnepanelen van de energiebelasting kunnen aftrekken, maar die is te beperkt om de benodigde revolutie op gang te brengen.

Borren zegt achteraf dat deze compromissen niet te vermijden waren. ‘Als je gaat polderen, weet je dat je niet de enige bent aan tafel. Voor nu was dit het maximaal haalbare.’ Een andere groene polderaar, Milieudefensie, verdedigt het compromis in een persbericht: ‘Wij nemen liever wat meer tijd te voor het benutten van zinvolle technieken, die ook na 2020 goed blijven bijdragen aan de verduurzaming van onze energieopwekking dan om het percentage koste wat kost te halen via het gesubsidieerd opstoken van bomen.’

De visie van Rotmans

Jan Rotmans vindt dat niet goed genoeg. Volgens hem moet de overstap naar een duurzame samenleving radicaler en sneller. Hij wil dat vernieuwing van onderop komt. Hij schreef een boek, In het oog van de orkaan (de titel bedacht hij in bad), waarin hij stelt dat onze samenleving zich op ‘een kantelpunt’ bevindt. Nog maar weinigen hebben het door, maar de de is aan burgers en coöperaties – bewegingen van onderop.

Een werkelijke transitie, een omwenteling naar een duurzame toekomst, gaat niet via de polder, beweert Rotmans al in maart 2013 in een Polderen leidt tot incrementele aanpassingen en niet tot de radicale ingrepen die nodig zijn. Nederland verstookt nu hoofdzakelijk kolen en gas om elektricitieit op te wekken en volgens Rotmans zal dat voorlopig zo blijven. ‘De voorspelbare uitkomst van het SER-proces: tot 2030 blijven gas en kolen dominant en pas daarna is er ruimte voor een radicale omslag.’

En inderdaad: ondanks de inspanningen bij de SER is de opmars van kolen in de elektriciteitsvoorziening niet gestopt. Met de drie grote nieuwe kolencentrales, die door het akkoord geen strobreed in de weg zijn gelegd, blijft het aandeel van vervuilende kolen in de energiemix naar alle waarschijnlijkheid toenemen. Over de omvangrijke Nederlandse gassector rept het akkoord niet.

De energie-intensieve bewerking van olie in de raffinaderijen van Shell, de lucratieve doorvoer ervan in Rotterdam – fossiele business as usual, is door het energieakkoord ongemoeid gelaten. ‘Ik kan daar bijna niet bij,’ zegt Rotmans in een gesprek in de nondescripte lobby van een Van der Valk-hotel in Haarlem, tussen twee lezingen door (de transitiedenker is populair). ‘Driekwart van al ons energieverbruik zit bij de industrie, landbouw en vervoer. Hoe kun je nou bijna driekwart jaar onderhandelen over energie en dan driekwart van de energievoorziening ongemoeid laten?’

De verklaring? De milieubeweging kon niet opboksen tegen de ervaren onderhandelaars van VNO-NCW. Rotmans: ‘Ik denk dat de milieubeweging te naïef is geweest. Je ziet dat veel mensen uit de milieubeweging inhoudelijk over energie nadenken. Maar dit is een schaakspel. En daarbij staat VNO altijd voor. De mensen uit de milieubeweging schaken maar op één bord, terwijl VNO schaakt op vijf borden tegelijk!’

Daar heeft Rotmans een punt. Toen het kabinet in juni 2013 op zoek ging naar 6 miljard euro aan extra bezuinigingen, waren de werkgevers er als de kippen bij met een simpele boodschap: als het bedrijfsleven wordt aangepakt in de nieuwe bezuinigingsronde, sneuvelt het energieakkoord. Het is het soort uitspraak dat de groene coalitie nooit kon doen. En VNO dreigde tijdens het akkoord erg vaak met opstappen. Bijvoorbeeld als de energie-intensieve industrie, die leunt op de fossiele energievoorziening, te veel zou worden aangepakt. Ook als de plannen volgens VNO te duur waren, ging het feest niet door. Rotmans vindt het onvergeeflijk dat partijen als Greenpeace desondanks aan tafel zijn blijven zitten. Ze zijn doorgeschoten in hun pragmatisme. ‘Als je merkt dat de doelstelling van 16 procent duurzame energie in 2020 al niet gehaald wordt – stap dan op.’

De werkgevers vinden overigens dat ze constructief hebben onderhandeld, net als de andere partijen. Volgens VNO is een duurzame energietransitie alleen haalbaar als die ook betaalbaar is. De onderhandelaars moeten op de centen letten en zetten tijdens de onderhandelingen af en toe de boel op scherp. Ze kregen precies wat ze wilden.

Foto: Kim Boske (uit de serie ‘I go walking in your landscape’)

Was er een alternatief?

Als je het akkoord bekijkt ontkom je er niet aan: de kritiek van Minnesma en Rotmans is terecht. Veel van de gemaakte afspraken zijn vaag. ‘Rijk en gemeenten jagen projecten voor verduurzamen van de energievoorziening in maatschappelijk vastgoed aan,’ staat er bijvoorbeeld. Het zijn intentieverklaringen waar niemand op afgerekend kan worden. Uit de doorrekeningen blijkt dan ook dat de sprong van 4,4 procent duurzame energie nu naar 14 procent in 2020 alleen gehaald wordt als alles goed gaat. Dat is in de energiesector nog nooit gebeurd. Bovendien: als je wil omschakelen naar "een groene economie", dan moet je de hele economie aanpakken – ook de energie-intensieve industrie en ook de gasvoorziening.

Maar de vraag blijft: waren we dan beter af zonder energieakkoord? In Nederland, waar de economie voor een belangrijk deel leunt op de fossiele energievoorziening, was dit kennelijk het maximaal haalbare. Misschien is dit inderdaad ‘het Nederlandse antwoord op klimaatverandering’: niet radicaal, wel een breed gedragen plan. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) oordeelde begin oktober dat de afspraak over sluiting van de oude kolencentrales in feite een kartelafspraak is en dus verboden.

‘Je voelt je misschien moreel beter als je buiten staat te krijsen dat iets niet deugt, maar ik ben altijd die kamer binnengestapt en zaken gaan doen’

Het akkoord had direct kunnen sneuvelen, maar het tegendeel gebeurde; alle betrokken organisaties kwamen binnen de kortste keren met persberichten waarin ze zich opnieuw achter het akkoord scharen. En dat in een sector die de afgelopen tien jaar zo goed als stilstond omdat de gevestigde belangen continu botsten met die van de groene vernieuwers.

Eén ding is zeker: als de ‘groene coalitie’ niet aan tafel had gezeten, zouden overheid en bedrijfsleven op de korte termijn hebben gekozen voor de goedkoopste oplossingen. Er zou minder worden geïnvesteerd in windmolenparken op zee en meer in het verstoken van biomassa in fossiele kolencentrales. Structurele verduurzaming van de economie zou daarmee niet dichterbij komen. Het is een tastbaar resultaat van het moeizame polderproces. Borren in NRC Handelsblad: ‘Je voelt je misschien moreel beter als je buiten staat te krijsen dat iets niet deugt, maar ik ben altijd die kamer binnengestapt en zaken gaan doen. Als je vecht voor kinderrechten, vrouwenrechten, milieurechten, komt er ook een moment dat je aan tafel moet gaan en iets moet regelen.’

Het onderzoek voor dit artikel is gedaan door De Energiegroep, de auteur is Jelmer Mommers. Lees ook een uitgebreide reconstructie van het energie-akkoord in De Groene Amsterdammer.

De gelaagde beelden van Kim Boske De beelden bij dit verhaal zijn afkomstig uit het project ‘I go walking in your landscape’ van Kim Boske (1978). In haar werk onderzoekt ze de relatie tussen tijd en ruimte. Ze portretteert de gelaagdheid van het nu, waarbinnen altijd de geschiedenis en beweging aanwezig is. Door meerdere foto’s van dezelfde plek over elkaar heen te leggen, wordt het individuele perspectief vervangen door een meer gelaagd perspectief van de werkelijkheid. Van haar project "Mapping", waarin zij bomen heeft geportretteerd door alle zijaanzichten over elkaar heen te plaatsen, is een fotoboek verschenen. Bekijk hier meer van haar werk