Zo maak je van je pasgeboren baby een intensive care-patiënt
Een jonge moeder kijkt naar buiten. Het is prachtig weer. Ze neemt zich voor om met haar pasgeboren baby naar het park te gaan. Maar eerst een flesje.
Ze stopt met voeden als haar smartphone begint te piepen: de sensor in de slimme fles stuurt een signaal naar een app dat haar kindje genoeg heeft gegeten. Na de fles volgt de speen. De sensor in deze smart pacifier meet het aantal bacteriën en de temperatuur van het speeksel. De jonge moeder ontvangt een bericht op haar smartphone dat haar eraan herinnert dat haar baby vorige week verkouden was en nog steeds niet helemaal beter is. Enigszins bezorgd opent ze een interactieve kaart en ziet dat er veel baby’s in de omgeving ziek zijn.
Ze besluit toch maar niet naar het park te gaan en laat haar vrolijke baby in de box liggen, de speen in de mond.
Deze scène komt uit een interessant project van drie Zweedse designstudenten die wilden onderzoeken wat de zogenoemde ‘quantified baby’-trend doet met jonge ouders en de relatie met hun kindje. Wie denkt dat de quantified baby een bizar vergezicht is, heeft het mis: start-ups en marketeers storten zich en masse op apps en sensoren die baby’s meten, registreren en analyseren. Constante surveillance van pasgeborenen is een heuse groeimarkt.
Neem de Mimo Smart Baby Monitor. Dit is een rompertje met verschillende sensoren erin. Informatie wordt via de cloud naar je smartphone gestuurd. Zo kun je als ouder niet alleen zien of je kindje wakker is of slaapt, hoe het ademt en in welke positie het ligt; ook kun je luisteren welke geluidjes het maakt. Ook te koop: de Owlet Smart Sock, een schattig mintgroen sokje met sensoren die de hartslag en zuurstofopname van je kindje meten. ‘Owlet silently checks on your little one and notifies you of potential problems,’ belooft de site, ‘giving you peace of mind and maybe even a full night’s sleep.’
Het project van de Zweedse studenten laat prachtig zien hoe de quantified baby-beweging appelleert aan de onzekerheid van iedere beginnende ouder. Ademt mijn slapende baby nog wel? Heeft hij genoeg gegeten? Zijn het krampjes, of is er meer aan de hand? De apps beloven met harde data die onmeetbare angsten weg te nemen. En welke ouder wil dat nu niet?
De ervaren verpleegsters hadden ons al gewaarschuwd: vergeet het scherm. Kijk naar háár
Nou, ik niet.
Ik weet uit ervaring hoe het is als je kind continu gemonitord wordt. Mijn pasgeboren dochtertje heeft de eerste tweeënhalve maand van haar leven in het ziekenhuis gelegen. Op haar lichaam zaten snoertjes en bandjes die vierentwintig uur per dag haar hartslag, ademhaling en zuurstofopname maten. Boven haar couveuse hing een scherm, een soort scorebord van haar lichaampje. Als ze stopte met ademen, dan ging direct een alarm af, zodat een verpleegster bij haar kon gaan kijken.
Die constante monitoring heeft waarschijnlijk het leven van mijn dochtertje gered. Het bepaalde haar medicatie en informeerde de artsen over haar ontwikkeling. En als het monitoringssysteem weer eens begon te loeien, gebeurde het regelmatig dat een verpleegster haar stevig over haar rug moest aaien zodat ze zich herinnerde hoe dat ook alweer moest: ademen.
Voor ons, als ouders, was het scherm een belangrijke houvast. Onze gemoedsrust liep gelijk op met de curves op het beeldscherm. Ademde ze regelmatig en niet oppervlakkig, dan bleven ook wij rustig. Was haar zuurstofsniveau stabiel, dan stemde dat ons tevreden. En als haar hartslag tussen de 140 en 180 lag, zagen wij dat het goed was.
Wij bouwden die eerste weken een relatie met onze dochter op via dat scherm. Natuurlijk, er was veel liefde, angst, vertedering en stress, maar we leerden haar óók kennen aan de hand van die kwantificeerbare waarden. We konden haar niet oppakken en knuffelen op de momenten dat wij dat wilden, maar aan het staren naar de grafiekjes op het scherm zat geen beperking. Dat mocht altijd.
Later, toen ze groeide en steeds meer zelf kon, wreekte de rol van de monitor zich. De ervaren verpleegsters hadden ons al gewaarschuwd: vergeet het scherm. Kijk naar háár. Als haar ademhaling stokt, worden haar lipjes blauw, daar heb je de monitor niet meer voor nodig. Als er iets begint te piepen maar zij ziet er blakend uit, dan is er waarschijnlijk niets aan de hand. We luisterden aandachtig naar hun goedbedoelde adviezen, maar altijd met een schuin oog naar boven, naar de monitor.
Was het scherm in de eerste weken een kwestie van leven en dood, daarna werd het meer een routinecheck. Vergelijkbaar met een quantified baby-app: handig om te weten, maar niet echt nodig. Ondertussen waren wij wel afhankelijk geworden van dat ding. Ja, verslaafd zelfs. In die tweeënhalve maand ziekenhuis liep ons dochtertje een hersenvliesontsteking en een hardnekkige e.colibacterie op. Toch was de meest angstige dag, de dag dat het laatste snoertje van haar lichaam werd gehaald en de monitor werd uitgeschakeld.
Natuurlijk is mijn ervaring niet één op één te vergelijken met de wens van quantified baby-adepten om lijf en leden van kinderen te monitoren. Maar ik weet wél hoe het voelt om je ouderinstinct voor een belangrijk deel uit te besteden aan technologie en wat een verlossing het is als je - cold turkey van de monitor - echt naar je kind hebt leren kijken.
Dat de binnenkant van haar dij ook een goede thermometer is. Dat ze zelf heus wel stopt met eten als ze genoeg heeft. Dat een paar keer per nacht naast haar bed staan om te kijken of ze nog ademt erg vermoeiend is, maar zoveel keer beter dan staren naar een ziekenhuisscherm.
Intensive care is alleen de beste zorg voor je kind als het echt niet anders kan.