Moet je om te mogen stemmen het Wilhelmus uit je hoofd kennen?
Volgende week mogen "we" weer naar de stembus. Iedereen, behalve migranten die nog niet zijn ingeburgerd en genaturaliseerd tot Nederlander. Dat klinkt voor velen volstrekt logisch, maar is het dat ook? Aangespoord door Slavoj Žižek betoog ik dat wat nu ondenkbaar lijkt, dat niet voor altijd hoeft te blijven.
‘Tijdens de millenniumwisseling had de mensheid de vereisten van de democratie al redelijk in de smiezen,’ zal de geschiedenisleraar van de toekomst aan onze nakomelingen vertellen. ‘Mensen zonder huizenbezit hadden al lang burgerrechten en vrouwen inmiddels ook. Dat was wel anders in het oude Athene, daar waar onze democratie ooit begon!’ Dan zal de leraar zijn wenkbrauwen fronsen en zeggen: ‘Maar als het aankwam op stemrecht en staatsburgerschap voor migranten, daar zagen ze het nog niet zoals wij het nu zien.’
Het laat zien op welke wijze vooruitgang wordt geboekt in ons politieke denken. Antwoorden op politieke vragen kunnen uiteindelijk niet bewezen worden, maar zijn het resultaat van nieuwe inzichten. Maatschappelijke veranderingen komen vaak voort uit een besef dat een bepaald onrecht niet langer genegeerd kan worden. Kort gezegd verschuift de collectieve opinie over een onderwerp van een onverschillig ‘Dat is toch gewoon zo?,’ via een opstandig ‘Dit kan niet langer zo,’ naar een verbaasd ‘Dat het ooit zo was!’
Wat zijn de oogkleppen van nu?
Neem het algemeen vrouwenkiesrecht. Vroeger was het – zelfs in de ogen van rechtschapen democraten – ondenkbaar dat vrouwen zouden mogen stemmen. Als een politicus nu die mening zou uitdragen, zou dit worden afgedaan als een gotspe.
Migranten krijgen het staatsburgerschap dus niet na verloop van tijd, maar blijven politiek buitengesloten tot ze naturalisatie verdienen
Toch hebben we ook nu nog oogkleppen op. Zo mogen veel migranten die hier al lange tijd verblijven, nog altijd niet stemmen. Dat klinkt logisch in de oren van velen, maar: is dat het ook?
In Nederland moeten migranten voor hun naturalisatie en stemrecht aan een reeks vereisten voldoen, zoals slagen voor testen over de Nederlandse taal en cultuur. Sterker nog: sinds 2013 moeten migranten de voorbereidingen van deze vereisten en testen zelf regelen, halen en betalen.
Migranten krijgen het staatsburgerschap dus niet na verloop van tijd, maar blijven politiek buitengesloten tot ze naturalisatie verdienen. En de voorwaarden en de kosten om naturalisatie te verdienen, gaan al twintig jaar omhoog. Als we de precieze juridische details over migratiestromen even terzijde schuiven, is er één vastgeroest denkpatroon dat aan deze ontwikkeling ten grondslag ligt.
Namelijk: dat het redelijk is bij migranten een verband te leggen tussen het demonstreren van bepaalde kennis en de erkenning van hun democratische grondrechten.
Opmerkelijk genoeg geldt deze bewijslast alleen voor migranten. Zo verliezen Nederlanders die het eerste couplet van het Wilhelmus niet kennen of het jaar van de watersnoodramp niet weten hun staatsburgerschap en stemrecht nooit.
Stemrecht: privilege of plicht van de democratie aan zichzelf?
Hoe zit dit? Om dit te begrijpen moeten we terug naar de basis: ‘democratie’ betekent letterlijk ‘volksheerschappij’.
In een notendop houdt dit in dat een regime moet luisteren naar over wie het heerst. Oftewel, in een democratie moeten alle personen die permanent onder haar wetgeving leven, de mogelijkheid hebben medeauteur te zijn van deze wetgeving.
Daarom ontvangt iedereen die feitelijk het volk vormt, staatsburgerschap en stemrecht. Gebeurt dit niet, dan raakt de rechtvaardigheidsgrond van de democratie – de volkssoevereiniteit – ondermijnd.
De verandering die zich vandaag de dag nog moet voltrekken zit hem volgens mij in het volgende.
Het gaat er niet om wat migranten aan de democratie verplicht zijn om burgerrechten te mogen ontvangen (met stemrecht als privilege). De relevante vraag is wat de democratie aan zichzelf verplicht is met betrekking tot het ongelijk behandelen van personen die permanent onder haar wetgeving leven.
Het antwoord op deze vraag, dát is het laatste ondenkbare bastion in relatie tot het toekennen van stemrecht aan mensen in de samenleving. Migranten die langdurig in Nederland verblijven moeten na - pak ‘m beet - vijf jaar het staatsburgerschap en stemrecht ontvangen. Anders worden zij (net als de vrouwen, etnische en andere sociale minderheden vroeger) buitengesloten. Klassenvorming moet worden bestreden en de volledige populatie moet mee kunnen doen aan verkiezingen in een democratie, ongeacht hun sekse, sociaaleconomische achtergrond of toevallige geboorteland.
Hoe lang blijft dit nog ondenkbaar?
Voor de duidelijkheid: dit betekent niet dat migranten niets moeten leren over de Nederlandse taal en samenleving. Net als bij de rest van de bevolking, is (taal)scholing belangrijk. De democratische staat heeft dan ook alle recht, en zelfs de plicht en de taak, zulk onderwijs aan te bieden (en onder voorwaarden te verplichten).
Maar de cruciale vraag is: wat heeft dit te maken met de erkenning van de democratische grondrechten van mensen binnen onze bevolking?
Het onthouden van burgerrechten aan lang verblijvende migranten vanwege het zakken voor een integratietest, is net zoiets als het onthouden van burgerrechten voor Nederlanders die gezakt zijn voor hun eindexamen.
Dat zien we als ongeoorloofd. Niet omdat we onderwijs onbelangrijk vinden, maar omdat we vinden dat het hebben van democratische grondrechten voorafgaat aan wie je bent, wat voor leven je kiest of welke examens je hebt gehaald.
Tegelijkertijd is het onmogelijk in het huidige politieke klimaat te beweren, of slechts te opperen, dat dit principe ook voor migranten zou moeten gelden. Het is ondenkbaar. Maar hoe lang nog?