Treiteren

Femke Halsema
Correspondent Samenleving & cultuur

De ambassadeur van de Verenigde Arabische Emiraten ontbood mij. Als ik met een cameraploeg in de hoofdstad Dubai wilde komen filmen voor een tv-serie over vrouwen in de islam, dan was het hem een eer om kennis te maken. Graag wilde hij wat nuttige culturele tips geven. Dus toog ik in mijn zondagse kleding naar Den Haag, praatte een ochtend met hem over ditjes en datjes en reed daarna met een paar indrukwekkende fotoboeken weer naar huis (waarvoor nogmaals dank).

Ik had hem de reden van ons bezoek verteld: wij wilden de Saoedische mensenrechtenactiviste interviewen en vijf dagen lang volgen. Zij beschouwt Dubai als haar tweede thuis en één van de weinige plaatsen waar zij zich veilig kan voelen. Saoedi-Arabië is voor ons als filmploeg - die geheel uit vrouwen bestaat - off limits, hoewel wij geduldig (en tot we een ons wegen) wachten op een visum.

Een week later, vlak voor ons geplande vertrek, belde de ambassadeur. Hij had Google ontdekt en deze mevrouw Al Shammary eens verkend. Ahum. Wij moesten het zeker niet verkeerd begrijpen. Als Nederlanders waren wij heel erg welkom in zijn mooie land. Met genoegen mochten wij alle culturele trofeeën van Dubai filmen of er heerlijk vakantie komen vieren. Alleen, als wij ons plan wilden doorzetten om mevrouw Al Shammary te interviewen, dan zag hij zich genoodzaakt om onze filmvergunning te weigeren. Wat de ambassadeur niet zei, was dat mevrouw Al Shammary te invloedrijk is en dat grote broer Saoedi-Arabië boos wordt als de Emiraten een platform bieden aan een eigenzinnige vrouw die haar rechten opeist en het (ongesluierde) gezicht is van liberale Saoedi’s.

Noodgedwongen zijn wij met Souad naar Caïro in Egypte verkast, waar vorige week alsnog de opnames plaatsvonden. Eigenlijk was ik van plan om de weigering van de Emiraten te negeren als één van de bekende "ongemakken" van de Arabische wereld, die voor mij misschien nieuw zijn, maar die (oorlogs)correspondenten vaak genoeg ondervinden. 

Totdat wij in Egypte een patroon ontdekken. Onze filmvergunningen komen niet rond. Overal en nergens duiken agenten op die ons het filmen willen beletten. Cafés, pleinen, allerlei historische plaatsen van Egyptische vrouwenstrijd blijken ontoegankelijk zodra wij ons vertonen. De eerste dagen wijten wij de belemmeringen aan de algemene, politieke spanningen en aan de gebrekkige persvrijheid en zoeken we alternatieve locaties. 

Dan besluiten we om Souad in haar eigen hotelkamer te filmen als zij ’s ochtends haar toilet maakt. Haar kamer heeft ze omgetoverd in een boudoir van overal slingerende kleding, schalen met snoepgoed en make-upspullen en alles ademt opgetogen vrijmoedigheid uit. Het levert onschuldige beelden op die wij kunnen gebruiken als decor bij het interview. Totdat er wordt geklopt. Voor de deur staan vijf employees van het hotel. Ze verbieden ons in harde, dreigende bewoordingen om te filmen. Wat volgt is een snel oplopende, ruzieachtige discussie en een scheldkanonnade door Souad, totdat wij gefrustreerd en machteloos onze spullen inpakken en vertrekken.

Bewijzen kunnen wij het natuurlijk niet, dat de lange arm van Saoedi-Arabie ook werkelijk tot in Souads hotelkamer in Caïro reikt. Misschien hadden we gewoon pech, troffen we de verkeerde, overijverige bureaucraten of verbeelden we het ons. Alleen, ik denk het niet. Een staat die zijn politiemacht inzet om vrouwen die te arresteren, wier ambtenaren controleren of Souads veel jongere broer haar wel toestemming heeft gegeven om te reizen, is tot veel in staat. Dat is ook de staat die wegkomt met het insluiten van ongesluierde schoolmeisjes in een brandende school. Er is olie, geld en daardoor grote internationale macht. Of, zoals de geweldige persvoorlichter van president Bartlet uit ooit cynisch opmerkte: ‘That’s Saudi Arabia, our partners in peace’

In dat licht van internationale handjeklap kunnen ook de kleine en grote treiterijen niet vaak genoeg worden genoemd en beschreven.