Hoe wil Syriza haar beloften waarmaken?
Nu Griekenland zijn schulden niet kwijtgescholden krijgt, lopen alle sociale plannen van Syriza gevaar. Hoe gaat de partij om met de ‘humanitaire Griekse crisis,’ waarbij één derde van de Grieken in armoede verkeert? Ik sprak de verantwoordelijke parlementariër en schetste een beeld van een land in nood.
Sinds een tijdje schuift Nasos Manetaki het meubilair tegen de voordeur wanneer er een schuldeiser in aantocht is. Eerst was de stroom afgesloten, daarna het water. Maar zijn vader is handig en wekte beide weer tot leven. ‘En nu laten we ze niet meer binnen. Die drieduizend euro kunnen ze vergeten.’
De familie Manetaki is er een uit honderdduizenden. Kwade wil is er hier niet bij, geldgebrek des te meer – het is sjoemelen om te overleven. De laatste jaren wijst Syriza steeds nadrukkelijker op de groeiende armoede, premier Alexis Tsípras stelt dat inmiddels één derde van de Grieken in nood verkeert. Volgens hem is dat op een ‘humanitaire crisis’ uitgedraaid.
Wekenlang vestigde alle aandacht zich op het politieke theater. Op de onderhandelingen over staatsschuld en steunfondsen, over begroting en belastingontduiking. Maar elke toespraak begint Tsípras met de misère die zijn landgenoten is overvallen, dáár is het hem ten diepste om te doen. Om de winkelier die belasting na belasting kreeg opgediend, in een economie die een kwart kromp door de besparingspolitiek, en die nooit weet of de zaak volgende maand nog open is.
‘De Grieken verlangen een boodschap van hoop,’ zei Tsípras onlangs. ‘Ze moeten niet alleen horen: bezuinig, bezuinig, bezuinig.’ De consequentie daarvan ziet hij in iedere straat: elk jaar ogen ze groezeliger, elk jaar zijn de bewoners er moedelozer. Zicht op verlichting werd nooit geboden, dat is wat Syriza de trojka en de vorige regeringen verwijt: een uitgewrongen land achter te laten.
Daarom pleit Syriza zo intens voor schuldkwijtschelding. Nu keren alle geleende miljarden meteen terug naar Berlijn en Parijs en het IMF, om lening en rente af te betalen. Om Syriza te begrijpen, is het goed naar de mensen te kijken die de nieuwe regering ten einde raad verkozen.
In korte tijd lost Syriza zoveel tekorten niet op. Tot de zomer kijkt de trojka mee en is de bestedingsruimte vrijwel nihil. Daarna is het afwachten of Griekenland voldoende geld ophaalt uit corruptiebestrijding en belastingontduiking om sociale uitgaven te verrekenen. Maar het eerste kleine ‘reddingspakket’ van de regering is onderweg. Beetje bij beetje de sociale zekerheid herbouwen, dat is het idee.
De sociale plannen van Syriza
Op een steenworp afstand van Meropi Tzoufi’s kantoor ligt het Griekse parlement. Tzoufi verruilde afgelopen januari de gezondheidszorg voor de politiek, nu geeft ze daar Syriza’s sociale beleid mede vorm. Daaronder vallen: het tegengaan van de honger en de huisuitzettingen, het aanreiken van elektriciteit en gratis eerste hulp. Laatst sprak ze in het parlement over de almaar toenemende babysterfte, wat haar als voormalig kinderarts het meest verontrust. ‘Ondervoede moeders die van goede zorg zijn buitengesloten, kleuters die níets meer dan gekookte aardappelen of spaghetti met ketchup eten, het stemt me treurig.’
Wij plaatsen de mensen weer op de voorgrond – al denkt mijnheer Schäuble daar anders over
Dat Syriza’s eerste wetsvoorstel de ‘buitensporige armoede’ wil terugdringen, is dan ook niet toevallig. ‘Dit gaat ons aan het hart, hier regeren we voor. Wij plaatsen de mensen weer op de voorgrond – al denkt mijnheer Schäuble daar anders over.’
Die verzuchting laat zich voelen in het gewicht van de wet: terwijl Syriza eerst ongeveer een miljard euro wilde vrijmaken voor de armoedebestrijding, blijkt tweehonderd miljoen momenteel de bovengrens. ‘De Brusselse besprekingen verlopen zo moeizaam, dat we gedwongen zijn onze verwachtingen te temperen. Terwijl het lijden gewoon doorgaat.’
Toch wil Syriza hiermee de honderdvijftigduizend allerarmste gezinnen – die leven van twee- à driehonderd euro per maand – voorzien van voedselbonnen en elektriciteit. Huursubsidie is er voor hen die anders hun huis worden uitgezet. ‘Gratis medische zorg moeten we uitstellen, daar is nog geen geld voor. Alle drie à vier miljoen armen hopen we later in het jaar tegemoet te komen. Maar daar is absoluut kwijtschelding van de schuld voor nodig.’
Als je leven afhangt van solidariteit
De avond valt in Elliniko, een verlaten buurt in Athene, dicht bij de zee. Nasos Manetaki, een twintiger met vlasbaard en capuchon, tuurt naar de bergen en de rood-witte watertoren in de verte. Hij begrijpt ook nauwelijks hoe zijn familie elke maand weer doorkomt. ‘Het lekkende dak van mijn zolderkamer is nog het minste,’ zegt hij sardonisch. Grootmoeder, ouders en vier kinderen leven van een pensioen van tweehonderd euro per maand en van wat vader als taxichauffeur binnenbrengt: twintig à dertig euro per dag. Iedere ochtend, voor hij vijftien uur zal rondrijden, betaalt hij zijn baas eerst honderd euro voor huur en verzekering, voor benzine, soms voor een reparatie. Op een kwade dag draait hij verlies.
‘De schaamte zijn we al lang voorbij,’ mompelt Aspasia Manetaki, Nasos’ moeder. Ze is volumineus, haar tanden vergeeld. Hier haalt ze, bij de gemeenschapskliniek van Elliniko, haar medicijnen af. Ze lijdt aan diabetes en tal van andere kwalen, iedere maand ontvangt ze voor vierhonderd euro aan insuline en pillen. Dit is haar ‘laatste redding,’ want verzekerd is ze niet meer, evenals anderhalf miljoen andere Grieken. Raakt ze érg ziek, dan is er zelfs geen geld om een dokter in het ziekenhuis stilletjes toe te schuiven.
In de loop van drie, vier jaar zijn er in Griekenland uit nood tientallen klinieken als deze verschenen, leunend op donaties van burgers en bedrijven, op vrijwilligerswerk van artsen en verplegers, van psychologen en apothekers.
In de wachtruimte van wit, lila en zalmroze huilen de kinderen bedeesd – eentje is lijkbleek, een ander mist een schoen. Sinds Thanasis Yiannopoulos tweeënhalf jaar geleden ontslagen werd, staat hij hier de zieken bij zoveel hij kan. ‘Stel je voor: je werkt een kwart eeuw, betaalt al je belastingen en dan volgt er een massaontslag. Een jaar later kijkt niemand meer naar je om. Raak je door de stress en onzekerheid ziek, doodziek wellicht, dan hangt je leven van solidariteit af. Krankzinnig is het.’
‘We zullen de mensen af en toe teleurstellen’
Parlementslid Meropi Tzoufi zag de vorige regeringen de begroting van ziekenhuizen halveren, terwijl de vraag om zorg aldoor toeneemt. Op gifsproeivliegtuigjes is bezuinigd: na veertig jaar is de malariamug weergekeerd in Griekenland. Schone naalden bleken te duur: het aantal hiv-besmettingen verveelvoudigde. Tuberculose zwelt aan. En dat had niet zo hoeven zijn, ‘het is een politieke keuze,’ aldus Tzoufi.
Het kan lang duren, maar om de miserie wezenlijk te bedwingen moeten we de wortel ervan te lijf gaan: de werkloosheid
Bij Syriza zegt men: het trojkabeleid, ingefluisterd door Berlijn, bracht ons enkel ellende. Het zo geprezen primaire begrotingsoverschot is waardeloos als je er de ontstane armoede tegenover plaatst. De economie zakte ineen, werkloosheid is een epidemie, de staatsschuld is toegenomen. En tegelijkertijd ging de vorige regering enkel voor het eigenbelang, gedompeld in corruptie. In de zorg is er gebrek aan alles, maar het defensiebudget behoort tot de hoogste van Europa, vanwege de profijtelijke steekpenningen en de vrees voor NAVO-genoot Turkije.
‘De mensen verlangen en verwachten veel, heel veel van Syriza – en we zullen ze af en toe teleurstellen, dat is onvermijdelijk. Het kan lang duren, maar om de miserie wezenlijk te bedwingen moeten we de wortel ervan te lijf gaan: de werkloosheid.’
Bij baanverlies is er nog één jaar van uitkering en zorgverzekering, daarna volgt het ongewisse. ‘Wederom geldt: alleen zonder schuldenlast kunnen we weer groeien, banen creëren, waardigheid herwinnen.’
‘Nooit had ik dit verwacht, maar ik zal buiten onder een dekentje liggen’
Hoe je waardigheid verliezen voelt, weet Christoforos Kasdaglis als geen ander. Toen hij zijn baan verloor, besefte de journalist dat hij enkel over werklozen hoorde spreken; nooit stonden ze zelf in de krant. ‘De nieuwe onderklasse bestaat niet uit mensen, maar uit getallen,’ daagde hem ineens. Op televisie vermeldden Griekse presentatoren en politici de percentages: 26, 27, 28 procent. ‘Maar hoe ál die mede-Grieken leven, dat hoorden we nooit, behalve van vrienden of familie,’ vertelt Kasdaglis vanuit zijn oude chesterfieldstoel, bij espresso en sigaretten.
‘Het is een allergie, hier voelt men het leed liever niet, uit onbeholpenheid. En onder de werklozen zelf leek lange tijd een zwijgplicht te gelden; ze verscholen zich in huis, weggedoken, uit schaamte en schuldgevoel. Terwijl: hoe moeilijker het is, hoe groter de drang om te delen – om troost te vinden bij mensen met dezelfde levens.’
En zo, om de stilte te doorbreken, zette Kasdaglis twee jaar geleden de website To imerologio enos anergou op, Dagboek van een werkloze. Duizenden Grieken schreven een bekentenis, veelal anoniem. Kasdaglis bundelde er 155 in een gelijknamig boek. ‘Het zijn verborgen waarheden,’ zegt hij, ‘maar de zwartgalligste hoofdstukken zijn niet geschreven – die gedachtes en sentimenten kun je niet opbiechten, verwoorden.’ Ze verhalen over diepe vrees en lethargie, over woede en een wankel gemoed. Zoals:
‘Ik besta slechts in mijn ouderlijk huis. En soms loop ik een rondje door de binnenstad.’
Of: ‘Doet zich geen wonder voor, dan staan mijn 24-jarige zusje en ik over drie maanden op straat, want haar uitkering loopt dan af en werk vonden we niet. Alleen de aalmoezen uit de kerk zijn voor ons overgebleven. Nooit had ik dit verwacht, maar ik zal buiten onder een dekentje liggen.’
Of: ‘Ik heb gehuild toen ze mijn contract niet verlengden. Vervolgens ontsloegen ze achthonderd anderen en voelde ik me even tevreden, want ik was niet alleen. En nu verdrink ik weer langzaam, in mismoedigheid.’
Of: ‘Je naam was Yiorgos, je was 48 jaar en vader van twee kinderen. Je stond beneden, het was ‘dringend’; je bracht me je cv – je wist maar nooit. Tijd verstreek en niemand belde je. Je vrouw stuurde je een laatste bericht: ‘Vind je geen baan, vertrek dan maar.’ Je dwong jezelf, hoorde ik, om naar de voedselbank te gaan. Er was een vacature, ik belde je, maar hoorde niets. Ik ving op dat je een dubbele hartaanval had gehad. Er was een poos geen plaats op de intensieve zorg. Na de coma heb je het vandaag opgegeven, Yiorgos.’
De tragiek is: zelfs werk is vaak verkapte werkloosheid. ‘Er is een onmetelijk schemergebied,’ zegt Kasdaglis, ‘en de ware cijfers zijn nog veel somberder.’ Repareer je als dagloner één etmaal een boot, dan heb je voor de statistieken een baan. Salarissen arriveren maanden te laat, of nooit. Je kunt twee masterdiploma’s bezitten, een jaar lang onbetaald stagelopen bij een bedrijf dat je toch niet aanneemt en voor twee à drie euro per uur in een café gaan werken. Of lange dagen die voor werk doorgaan, maar leegte zijn: de Bengaalse winkelier die weken van 116 uur draait; van acht uur ’s ochtends tot middernacht, en in het weekeinde twee uur langer. Hij slaapt en zit op een krukje voor de zaak, zo is zijn bestaan, en af en toe rekent hij twee euro af. Sluit hij eerder, dan mist hij een onmisbare klant.
Desillusie betekent het einde
Terug in Elliniko, bij de kliniek. ‘Terneergeslagen, radeloos, zo was de sfeer hier lange tijd,’ vertelt Thanasis Yiannopoulos bij een rondgang door de zalen. ‘Tot daar ineens Syriza was en na al die uitzichtloze jaren verwachtingen schiep, een zicht op de toekomst. De ideeën zijn hoopvol, maar blijkt de realiteit te weerbarstig en het geld te weinig, dan is de vertwijfeling vlug weer terug – dat zou ellendig zijn. Desillusie betekent het einde van deze mensen.’
In een zijkamer werkt Katerina Mourtzopoulou eenmaal per week als kinderarts. Toen de winter vijf jaar geleden naderde, gebood ze haar eigen kinderen de vingertoppen van hun handschoenen af te knippen. Terwijl ze de verwarming dichtdraaide, ter besparing, konden zij door met hun huiswerk, met spelletjes.
‘Jarenlang leeft haast iedereen onder immense druk, er is veel te verliezen en veel gáát verloren – lijf en geest verwelken een beetje.’ Maar dezer dagen bespeurt ook Mourtzopoulou een aarzelend optimisme, een broos verlangen. ‘Waar ik wel voor vrees: we onthalen Tsipras als de Messias, maar over een poosje nagelen we hem mogelijk alweer aan het kruis.’