Als je dit leest, ben ik op weg naar Suriname. Misschien zit ik nog in het vliegtuig, in gedachten zeeslag te spelen met de boten op de Atlantische Oceaan onder me. Naast me zal mijn opa zitten, zijn knokige, tachtig jaar oude knieën tegen de stoel voor hem. Zonnebrand van de Etos en blikjes leverpastei in zijn koffer.

Het wordt zijn eerste reis naar Paramaribo zonder mijn oma sinds 1955. Hij voer in dat jaar als twintigjarige militair uit Groningen met een legerboot naar ‘De West’, om daar een deel van zijn diensttijd vol te maken. Hij ontmoette daar mijn oma, in die tijd nanny voor een rijke Joodse familie waar opa een pakketje moest afleveren.

Ze werden trokken in 1956 samen naar Nederland, bouwden hier een leven op en trokken in de afgelopen decennia nog tientallen keren samen terug naar het moederland van mijn oma. Altijd hield hij tijdens het opstijgen en dalen haar hand vast: ze had het niet op vliegen.

Oma maakte haar laatste reis afgelopen zomer, met haar mooiste jurk aan, achter in de Mercedes Vito van het uitvaartcentrum.

Waarom ik op reis ga

Mijn reis naar Suriname heeft twee doelen: ten eerste werk ik aan een boek over het onwaarschijnlijke liefdesverhaal van mijn opa en oma. Over hun liefde, hun strijd, en de generaties die zij samen voort- en grootbrachten. Ik ga daarvoor zowel in Suriname als in Nederland proberen te reconstrueren hoe mijn oma integreerde in Nederland, en wat culturele identiteit betekent. Voor de generatie van mijn oma, die als een van de eerste Surinamers naar Nederland trok. Maar ook voor de tweede, derde en vierde generatie Surinaamse immigranten – binnen mijn eigen familie, en daarbuiten.

Mijn moeder, die in de jaren zestig als half-Nederlands, half-Surinaams meisje in een volledig blank dorp woonde tussen kinderen die verbaasd waren dat het bloed dat uit haar bruine knie liep als ze was gevallen, ook gewoon rood was, reist met ons mee.

Welke verhalen ik wil schrijven

Verder ga ik schrijven over wat de afgelopen veertig jaar van onafhankelijkheid voor en met de republiek Suriname hebben gedaan. Er zal wekelijks een ‘Iemand die ik niet ken’ verschijnen over mijn ontmoetingen daar, aangevuld met korte en langere reportages en onderzoeksverhalen.

Over hoe het onafhankelijke Suriname en buurland Frans-Guyana, dat ervoor gekozen heeft bij Frankrijk te blijven, zich tot elkaar verhouden bijvoorbeeld. Over de aanstaande presidentsverkiezingen in mei, waarbij om de titel wordt gestreden door Desi Bouterse en zijn voormalig lijfwacht, maar nu tegenstander, Ronnie Brunswijk. Twee mannen wiens politiek bepalend is geweest in de manier waarop Suriname zich na de onafhankelijkheid heeft ontwikkeld.

En natuurlijk ga ik zoveel mogelijk spreken met de inwoners om hun verhalen over de onafhankelijkheid te ontdekken. Over hen die naar Nederland trokken, of juist in Suriname bleven. Over de binnenlandse oorlog van de jaren tachtig. Over onderdrukking, vechtlust en de liefde voor het land.

Als je dit leest, ben ik misschien al aangekomen in Paramaribo. Is de vliegtuigdeur opengegaan en heeft de tropische warmte me omhelsd. In Suriname heeft de hitte een geur. Vuur, knoflook, zoet fruit op natte aarde. Probeer die geur voor de geest te halen bij het lezen van de komende verhalen, ik neem jullie graag mee op reis.

Suriname en Nederland, het begin van een liefdesverhaal Dit jaar is Suriname veertig jaar onafhankelijk van Nederland. De komende maanden ga ik zowel in Nederland als in Suriname onderzoek doen naar wat dat betekent. Daarbij kwam ik een verslag tegen van een Nederlandse militair die vijftig jaar geleden naar Suriname ging. Ik las het samen met mijn opa, die eenzelfde reis ondernam en verliefd werd op mijn oma. Lees het verhaal hier terug