Als zelfs de hoofdredactie van De Telegraaf er genoeg van heeft, dan weet je dat het Hele sectoren – van de kinderopvang tot de zorg, van het onderwijs tot de publieke omroep – zijn in de afgelopen jaren gefixeerd geraakt op Het Rendement. Lees: op het aantal diploma’s, op de kijkcijfers, op de winst, op het precieze aantal minuten dat een slechtbetaalde verpleger met een tijdelijk contract nodig heeft voor het wassen van een demente oudere.

Maar toen waren een paar honderd studenten in Amsterdam het zat. En ineens was iederéén het zat. Weg met het rendementsdenken, hoorde je overal, weg met de technocraten die van alles de prijs kennen maar van niets de waarde. We zouden op een keerpunt staan: kiezen we voor een strak georganiseerde B.V. Nederland? Of kiezen we voor een zorgzame en ontspannen samenleving die – zo werd schoorvoetend toegegeven – misschien een tikje duurder uitvalt?

Het is een vals dilemma.

Het grootste probleem met ‘het rendementsdenken’ is namelijk dat het nauwelijks rendement oplevert. Neem alleen al onze universiteiten: het aantal studenten explodeerde in de afgelopen twintig jaar, de overhead groeide, er was minder tijd voor onderwijs en wonder boven wonder haalden die studenten tóch steeds sneller hun diploma. Van Dale definieert ‘rendement’ als ‘nuttig effect van iets’ (in dit geval: beter opgeleide mensen) maar daar is dus geen sprake van. Het kan niet lang meer duren of Nederland heeft de meeste ‘hoogopgeleiden’ ter wereld – een beetje zoals de Sovjet-Unie zichzelf als het rijkste land ooit beschouwde.

Het grootste probleem met ‘het rendementsdenken’ is dat het nauwelijks rendement oplevert

Maar ook in andere sectoren heeft het rendementsdenken het daadwerkelijke rendement de nek omgedraaid. ‘Marktwerking’ in de zorg werd verkocht onder het mom van ‘efficiency’ en even later bleken artsen de helft van hun tijd kwijt te zijn aan het invullen van formulieren. De armoedebestrijding werd gekort onder het mom van ‘een slanke overheid’ en even later bleek dat de (zorg, politie en verspild talent) veel groter zijn. De ‘vastgeroeste arbeidsmarkt’ werd hervormd onder het mom van ‘meer flexibiliteit’ en even later bleek dat al die tijdelijke werknemers een stuk minder productief zijn.

Het is ‘De IJzeren Wet van het Liberalisme,’ de Amerikaanse antropoloog David Graeber: keer op keer blijken de hervormingen die worden uitgedacht door de talloze plan- en adviesbureau’s (om de kosten omlaag te brengen en de bureaucratie te verminderen) te resulteren in meer papierwerk, hogere kosten, slechtere dienstverlening en meer bureaucraten op de loonlijst van Vadertje Staat.

Dit wordt een stuk begrijpelijker als je aanneemt dat rendement eigenlijk nooit het doel is geweest. Werknemers met een tijdelijk contract zijn niet productiever, maar ze liggen wel minder dwars. ‘Marktwerking’ in de gezondheidszorg is niet efficiënter, maar je kunt er als manager of consultant wel een leuke boterham aan verdienen. Daklozen op straat en kinderen onder de armoedegrens zijn peperduur, maar het alternatief is dat er steeds meer mondige burgers aan je kop zeuren.

In de Volkskrant werd Lucebert maar weer eens aangehaald: ‘Alles van waarde is weerloos.’ Ik heb het altijd een onzinnige dichtregel gevonden.

Want hoezo is een universiteit die zich richt op creativiteit, nieuwsgierigheid en Bildung weerloos? Waarom zou een club als Buurtzorg, die in kleine teams goede én goedkope zorg levert, geen deuk in een pakje boter slaan? Wat is er weerloos aan onze rechtstaat, onze wetten tegen armoede en onze bescherming tegen ontslag? En wat is er zo slap aan dat oude verlichtingsideaal: de bevrijding van de onmondigheid?

Het antwoord is eenvoudig: ‘alles van waarde’ is helemaal niet weerloos. Van bovenaf bekeken zijn de waardescheppers juist gevaarlijk. Een organisatie als Buurtzorg is een klap in het gezicht van menig manager of consultant. Het doet het vermoeden rijzen dat er nog heel wat lucht zit in de Nederlandse gezondheidszorg. En dan niet onder de mensen die het echte werk doen (en er als eerste uitvliegen bij de zoveelste reorganisatie), maar onder de mensen die hun boterham verdienen aan het circus eromheen.

Die laatste groep is er alles aan gelegen om de leraren, de verplegers, de fabrieksmedewerkers en noem maar op koest te houden. Daar is een beproefde stategie voor: tijdelijke contracten, lage lonen en heel veel papierwerk. Je zag het in de afgelopen weken nog aan de Universiteit van Amsterdam: veel docenten durfden niet mee te doen aan de protesten uit angst voor hun baan. Anderen konden niet meedoen omdat hun werkdruk te hoog is geworden.

Zo staat de bezetting van het Maagdenhuis, van journalist Casper Thomas, ‘model voor de grote ideologische strijd van deze tijd.’ Het gaat niet meer over markt versus staat, kapitalisme versus communisme of harde efficiëntie versus zachte waarden. Het gaat om de vraag hoe we meer tijd, energie en geld kunnen vrijmaken voor wat we echt van waarde vinden. En hoe we kunnen afrekenen met het inefficiënte, geldverslindende en mensonterende ‘rendementsdenken’ van de afgelopen dertig jaar.