In dit spookbos ontdek je: kleurenblindheid is een sprookje

Arjen van Veelen
Correspondent Natuur
Screenshot van Google Earth.

Zestig jaar geleden verrees in het centrum van St. Louis, Missouri een gigantisch socialehuurwoningencomplex. Het zou utopia moeten worden voor bewoners van voormalige sloppenwijken. Nu groeit op die plek een mysterieus bos. Ik ging er kijken en vond er spoken uit het verleden en lessen voor het heden.

Naast het centrum van St. Louis ligt een merkwaardig loofbos. Het is zo’n 600 bij 400 meter groot en er staan roestige hekken omheen. Geen natuur bedoeld om even fijn in te wandelen. De belangrijkste bezoekers bestaan uit konijnen en uilen. Volgens de verhalen komen er ook coyotes.

Wacht, het hek is niet helemaal dicht. Je kunt het bos gewoon in lopen. Heel spectaculair ziet het er daar niet uit, in het vroege voorjaar. De bodem is nog zompig van de net gesmolten sneeuw; het struweel een grauwe wirwar van kale takken.

Zonder het groen kun je wel diep het woud in turen. Wat ligt daar bijvoorbeeld? Dat lijkt wel een stel sportschoenen. En daar: een beschimmelde bank. Hé, een achtergelaten koepeltentje en een waslijntje.

Zijn we dan toch niet de enigen hier?

Als je verder de jungle in gaat, kom je nog meer merkwaardigs tegen: menselijke sporen van een verder verleden. Gebarsten straatklinkers. Bemoste wegen. Een overwoekerde, verroeste lantaarnpaal. Een waterkraan voor de brandweer, midden in een struik. Een stuk weg met ‘St. Louis Water’ in een putdeksel gegraveerd. Dit lijken wel de overwoekerde ruïnes van een antieke stad.

Een halve eeuw geleden was hier inderdaad een ‘stadje.’ Hier stond het socialewoningbouwcomplex Pruitt-Igoe. Drieëndertig flats van elf verdiepingen hoog, waar in de bloeitijd liefst 15.000 mensen woonden.

Links het Pruitt-Igoe complex in de jaren vijftig, rechts dezelfde plek nu.

Dit complex kwam op en ging weer onder in een tijdspanne van twintig jaar. Sommige bomen die hier groeien, zijn twee keer zo oud als de flats ooit werden. En ze vertellen over de spoken van Pruitt-Igoe die nog rondwaren in St. Louis.

Een van de grootste volksverhuizingen ooit

We gaan er zo een wandeling maken. Onze gids is professor Bob Hansman (67). Hij is architectuurdocent aan de prestigieuze Washington University in St. Louis. Maar ook kunstenaar en activist.

St. Louis is een van de gesegregeerdste steden van Amerika. En Hansman probeert die tweedeling al decennia te overbruggen. Hij woont bijvoorbeeld in een achterstandswijk. Daar geeft hij tekenles, maar eigenlijk ‘levensles,’ aan kinderen. Een van die kinderen heeft hij geadopteerd.

‘Dit wordt geen cool little outdoor adventure,’ waarschuwt Hansman bij het hek, ‘dit gaat over leven en dood.’

En voor we het bos ingaan, geeft hij geschiedenisles. Zijn verhaal begint bij een van de grootste volksverhuizingen uit de geschiedenis van de mensheid: The Great Migration.

Tussen 1910 en 1970 trokken zo’n zes miljoen zwarte Amerikanen vanuit het platteland in het zuiden van het land naar noordelijke steden als Chicago en St. Louis. Ze vluchtten voor racisme in het zuiden, en werden aangetrokken door banen in de industrie van het noorden.

Daar werden ze niet met open armen ontvangen. Veel witten waren bijvoorbeeld bang dat de zwarten hun banen zouden inpikken. En ze weerden de zwarten met racistische regelgeving uit hun wijken. Berucht zijn de kaarten van woningcorporaties, hypotheekverstrekkers en andere instanties die risicovolle wijken (lees: wijken waar zwarten naartoe trokken) rood arceerden. Zoals de kaart rechtsonder, uit 1937.

In St. Louis ontstonden grote zwarte sloppenwijken waar de omstandigheden erbarmelijk waren. Denk aan overbevolkte huizen zonder riolering en toilet, maar met ratten. Die getto’s groeiden razendsnel, door de instroom van meer arme zwarten uit het zuiden. En die groei boezemde angst in: straks raakte het centrum ook ‘besmet.’

Het stadsbestuur zag één oplossing: de sloppen met de grond gelijkmaken en opnieuw beginnen. Sinds 1949 was er federaal geld beschikbaar voor het opruimen en opnieuw ontwikkelen van getto’s. Op de plek van een voormalige sloppenwijk verrees een gigantisch socialewoningbouwproject: De ene helft van het complex was bedoeld voor witten, de andere helft voor zwarten. In totaal drieëndertig moderne flats, voor meer dan 15.000 bewoners. De dichtheid was hoger dan de sloppen die ze vervingen. Maar het waren droomhuizen, vergeleken met de sloppen.

De eerste bewoners kwamen in 1954. En die eerste jaren was het leven er goed; velen bewaren er warme herinneringen aan. Men sprak van ‘poor man’s penthouses.’

Maar de flats verloederden binnen enkele jaren. In 1958 begon de bezettingsgraad al te dalen. Witte bewoners waren er sowieso nauwelijks komen wonen. Reparaties werden wegens geldgebrek niet verricht; bewoners kampten met kapotte verlichting, ruiten, liften, waterleidingen. Criminelen konden er ongehinderd hun slag slaan. Utopia bleek al na enkele jaren een nachtmerrie. De problemen van de sloppen leken gewoon meeverhuisd: de flats werden ‘verticale sloppen.’

Met de grond gelijk

De toestand was zo dramatisch, dat de stad begin jaren zeventig niets anders kon bedenken dan de flats weer met de grond gelijk te maken. Over een periode van enkele jaren werden de flats één voor één met dynamiet opgeblazen. Het werd op televisie uitgezonden.

Het opblazen van een van de 33 Pruitt-Igoe flats in 1972. Foto’s: United States Department of Housing and Urban Development

De voormalige bewoners van Pruitt-Igoe kwamen in de suburbs terecht. Suburbs vergelijkbaar met Ferguson, in de eerste ring om het centrum. De witte bewoners daar, sloegen opnieuw op de vlucht, naar suburbs in een tweede ring, nog verder weg van het stadscentrum.

Ironie van de geschiedenis: Pruitt-Igoe is ontworpen door Minoru Yamasaki, dezelfde architect als die van het World Trade Center in New York. Beide bouwwerken zijn vernietigd. Op de plek van het WTC is nieuwbouw verrezen, Pruitt-Igoe is anno 2015 nog een open wond.

Er waren ooit plannen om op het terrein een gevangenis te maken. Of een golfbaan. Of om een nieuwe woonwijk. Maar er gebeurde niets.

Dat wil zeggen, er groeide een bos. Laten we er gaan kijken.

Vimeo plaatst cookies bij het bekijken van deze video Vimeo
Rondleiding door Pruitt-Igoe door Bob Hansman. Video: Stef Arends.

De fouten van Pruitt-Igoe

De fouten van Pruitt-Igoe worden nog steeds gemaakt - maar wat waren die fouten?

Eerst kreeg vooral de architect de schuld. Het moment dat Pruitt-Igoe werd opgeblazen, was volgens de Amerikaanse architectuurtheoreticus Charles Jenck symbolisch voor ‘the death of modern architecture.’

Nu had het ontwerp inderdaad beter gekund. De liften in de flats sloegen steeds verdiepingen over. Op de tekentafel leek dat slim: dan zouden de flatbewoners van verschillende verdiepingen mengen. In praktijk bleek het vooral handig voor berovingen in trappenhuizen.

De liften in de flats sloegen verdiepingen over: dan zouden de flatbewoners mengen. In praktijk bleek het vooral handig voor berovingen in trappenhuizen

Maar een architectuurstudent maakte in 1991 gehakt van de mythe dat slechte architectuur het kernprobleem was van Pruitt-Igoe. Het debacle kwam niet door ontwerpfouten, maar door blunders van de volkshuisvesters en vooral door een politiek van racisme en segregatie, schreef Katharine G. Bristol in haar invloedrijke paper

Het was de opdrachtgever, de St. Louis Housing Authority, die van de architect een zo goedkoop mogelijk bouwwerk verlangde. Die Housing Authority zag ook belangrijke demografische trends over het hoofd. Toen Pruitt-Igoe werd bedacht, begon de industrie al uit St. Louis weg te trekken, en daarmee de banen. Ook verlieten veel witten de stad, richting de suburbs, uit angst voor zwarte immigranten.

Tussen 1950 en 1970 verloor St. Louis liefst de helft van de bevolking. En daarmee dus ook veel belastinginkomsten. Bovendien was er door de leegloop in de stad al snel nauwelijks vraag naar appartementen.

Die lage bezettingsgraad zette een vicieuze cirkel in gang. De corporatie had namelijk besloten dat het geld van het onderhoud van de huren moest komen, in plaats van een vast bedrag te reserveren. Hoe minder huurders, hoe minder huurinkomsten, hoe minder onderhoud, hoe minder bewoners. Kapotte lampen werden niet meer vervangen en er was soms geen stromend water. De bewoners konden in hun sop gaar koken.

Wie dat waren? De laagste sociale klassen. Werk was er nauwelijks. En de stad ‘vergat’ te investeren in sociale voorzieningen en goede scholen. Of speelpleintjes. Ook een perfect ontworpen complex had het onder dit gesternte niet makkelijk gered.​

Verloederd Pruitt-Igoe. Filmstill uit The Pruitt-Igoe Myth.

Bristol gaat in haar paper nog een stap verder. De motieven voor de bouw van Pruitt-Igoe deugen niet. Het project was niet puur bedoeld om armen te huisvesten; het was ook een efficiënte manier om de armen uit het zicht te houden, om ze net over de rand van het centrum weg te stoppen. De flats moesten een buffer vormen tegen het oprukkende getto. Ze waren symbolisch voor segregatie en

Hebben we ervan geleerd?

Maar dit is meer dan een geschiedenisles. Dat gedachtegoed van segregatie verdween niet toen de flats met dynamiet werden opgeblazen. Sterker: de segregatie heerst nog steeds in deze stad. En om dat te zien gaan we het bos uit, naar de prairie eromheen.

Daar vind je een van de merkwaardigste stadslandschappen van Amerika. Ooit woonde hier de blanke middenklasse, in prachtige laagbouw en vrijstaande huizen met zuilen en veranda’s, gebouwd rond 1900. Die bewoners vluchtten weg halverwege de vorige eeuw. Nu wonen er voornamelijk zwarten. Maar de prairie is dunbevolkt: van sommige straten staan nog maar enkele huizen overeind, al dan niet bewoond. Ertussen groeit gras. Soms ook maïs: restanten van een mislukt stadslandbouwproject.

Schrik niet als je er een bermmonumentje ziet: knuffels vastgebonden aan een lantaarnpaal, ter nagedachtenis aan een slachtoffer van een schietpartij. Af en toe kom je een zwerfhond tegen.

En af en toe lopen er mensen. Want dat is het wonderlijkste: er wonen gewoon mensen hier, ze leven hun leven, gaan naar scholen, kerken en bedrijven, allemaal in dit ogenschijnlijke niemandsland.

Net zoals de stad niet investeerde in Pruitt-Igoe, heeft de stad decennia niet geïnvesteerd in dit gebied. Zo hoog als de bomen in het bos, haast zo lang al. Zelfs Hansman schrikt soms nog van het verval.

Vimeo plaatst cookies bij het bekijken van deze video Vimeo
De ‘urban prairie’ rondom Pruitt-Igoe. Video: Stef Arends. Muziek: Koos Zuilhof.

Deze prairie is een horizontaal Pruitt-Igoe. Drie keer raden wat de gemeentelijke plannen zijn?

Precies, platgooien en opnieuw bouwen.

Begin dit jaar ging de gemeenteraad van St. Louis akkoord met een voorstel om de mensen en bedrijven op de ‘prairie’ ten noorden van het bos te kunnen onteigenen. De gemeente wil de grond verkopen aan een defensie-instelling, de National Geospatial-Intelligence Agency, die hier zijn nieuwe hoofdkwartier wil bouwen. Of dat doorgaat is nog lang niet zeker.

‘We vinden steeds weer nieuwe manieren om oude fouten te herhalen,’ zegt Bob Hansman aan het eind van zijn rondleiding. Hij is de laatste jaren bozer geworden. Vooral omdat zijn stad, ondanks de mooie verhalen en beloften, per saldo nog steeds gesegregeerd is en ongelijk.

Kom bij hem niet aan met verhalen dat we in een postraciale wereld leven met gelijke kansen voor iedereen - niet zolang St. Louis wijken heeft waar de levensverwachting even laag is als in Bangladesh. Zolang de ene helft van de stad niet in de andere komt. Met de mond is men progressief, met de voeten racistisch.

Kom bij hem niet aan met verhalen dat je ‘kleurenblind’ bent - niet zolang niemand in je omgeving überhaupt een kleur heeft. Niet als je woont, werkt en winkelt bij je eigen kleur.

Kom bij hem ook niet aan met vrijblijvende boswandelingen. Want dit verhaal gaat niet over een bos in St. Louis. Het gaat over de nu volgende test - die net zo goed in Nederland relevant is: stel dat je niet kon praten, zouden mensen dan puur aan je daden kunnen aflezen wat je opvattingen zijn?

Vimeo plaatst cookies bij het bekijken van deze video Vimeo
‘We zeggen dat we kleurenblind zijn, maar we leven als racisten.’ Video: Stef Arends.