Thuis ben je waar de engelen het laten regenen
In de vroege herfst van 2013 nam ik deel aan het International Literature Festival in Berlijn. Alle deelnemende schrijvers hadden een beschermengel toegewezen gekregen, zo ook ik. De mijne heette Ankalina, wat een uitstekende naam is voor een engel. Op 4 september 2013, kort voor mijn aankomst in Berlijn, schreef zij mij: ‘Wie soll ich das wetter machen? (regnen kann ich am besten.)’
Dat engelen over het weer gingen wist ik niet, maar ik vond het een prettig idee dat mijn beschermengel er vooral goed in was om regen te produceren. Zoiets geeft houvast, je wilt weten waar jouw engel goed in is. Teleurstellingen dienen te worden voorkomen.
Een ontmoeting tussen de beschermengel en mij was niet gepland, zij regelde alles op afstand. Toch, op een van de avonden in Berlijn, het was laat, bleek zij achter een fles wijn te zitten in een restaurant dat als ik me niet vergis Florian heette en waar zo ongeveer het hele festival was neergestreken. De beschermengel bleek een groot liefhebber van wijn, die zij aanlengde met ijsblokjes en mineraalwater om de effecten ervan te verzachten.
De engel had twee kinderen, een au pair uit Nepal en ze schilderde
Ook na mijn vertrek uit Berlijn hield ik contact met haar, zij het sporadisch. Als het om menselijk contact gaat, ben ik pas echt een nomade. De engel had twee kinderen, een au pair uit Nepal en ze schilderde. Ook schreef ze korte verhalen.
Ik bezocht haar in december in haar atelier. Ze had werkelijk iets van een engel, ik bedoel, ze leek thuis te horen in een andere wereld, haar band met deze aarde was twijfelachtig.
Toen ik verleden week kort in Berlijn was – ik heb sinds januari een woning in Berlijn en je moet af en toe naar je woning, zo’n woning is eigenlijk net een huisdier, je moet ernaar omkijken – ging ik met Ankalina eten.
De au pair uit Nepal bleek een nichtje te zijn geworden. ‘Ik zeg nu tegen iedereen dat zij een nichtje is, dat is eigenlijk het beste,’ zei Ankalina.
Ankalina bestelde vis, voor ons allebei, en uit haar tas haalde ze rode pepertjes. ‘Ik heb wat pepertjes meegenomen van huis,’ zei ze vertrouwelijk. We sneden de pepertjes klein en strooiden ze uit over vis die daardoor iets Aziatisch kreeg. De engel vertelde over haar opa.
De avond vorderde en de moeheid kwam. De engel wilde nog naar de Paris Bar om daar de laatste wijn te drinken van de avond, maar ik kon niet meer. Het aanlengen van de wijn leek de effecten ervan niet te verzachten, maar juist te versterken, althans in mijn geval. Ze gaf me een pepertje om in New York te planten waardoor ik binnenkort een peperstruik of peperboom in mijn woonkamer zou hebben.
‘Hoeveel vrouwen heb je nodig om jou te troosten?’ vroeg ze. De vraag kwam onverwacht, maar daar zijn engelen natuurlijk in gespecialiseerd. ‘Zeven,’ stelde ze voor.
‘Negen,’ antwoordde ik.
Zeven vond ik een te mooi getal.
Ik zette de engel af bij de Paris Bar. Daar was nog volop leven.
Thuis ben je waar negen personen je troosten en de engelen ijsblokjes in hun wijn gooien.