Een eend zonder kop, een pot chocopasta en een plastic dinosaurus. Ik laat de klep van de vriezer weer zakken: hier geen ijsblokjes. In de vrieskist ernaast ligt boterhamworst en vaseline. Een derde vrieskist kan niet open; het deksel is volgebouwd met zakken eieren, rijst en gedroogde vis.

Of de vis opzettelijk gedroogd is, weet ik niet. Ook de pakjes haarverf, doosjes wierook en plastic bloemen op een plank boven de vis zijn gerimpeld. Bleek en schilferig geworden door de zon die onophoudelijk door het open raam van de winkel naar binnen schijnt.

Als mijn opa hem vertelt dat mijn oma onlangs is overleden, schatert de kassaman

De kleine buurtsuper wordt gerund door een Chinees echtpaar. ’s Ochtends zit zij achter de kassa, ’s middags neemt hij het over. Zij kletst. Dat het mooi weer is hè, vandaag. Dat de zon wel brandt hè, vandaag. Dat het echt te warm is hè, vandaag. Haar man praat nooit uit zichzelf. Hij gaat af op de gezichtsuitdrukking van zijn klanten om te bepalen hoe te reageren.

Als ik naar de strakblauwe hemel wijs, steekt de kassaman zijn duim op en glimlacht hij. Als een klant hem vraagt of hij die mooie dame daar aan de overkant ziet, grinnikt hij. Als mijn opa hem vertelt dat mijn oma onlangs is overleden, zelf ongemakkelijk glimlachend om het gesprek luchtig te houden, schatert de kassaman.

Op het zand voor de winkel voetballen twee jongens; volgens hun shirts Messi-uit en Messi-thuis. Hun geïmproviseerde goal is de beschilderde gevel van de winkel. Er hangt een bordje waarop staat dat je de winkel niet mag onderplassen: ‘no pisie dja.’ Er staat een pijltje bij om te verduidelijken om welk gebied het precies gaat.

Een man met een fietsstuur vol trossen bananen rijdt langs de winkel. Een ronde vrouw, de polkadots op haar rok gerekt tot tijgerprint, roept goedendag door de deuropening van de winkel.

De kassaman aanschouwt alles van achter zijn balie. Hij knikt naar de Messi’s, steekt zijn hand op naar de bananenman, zwaait terug naar de tijgervrouw. Maar zijn stoel uitkomen doet hij niet. Niet als voor zijn neus mijn boodschappentas openscheurt en acht flessen drinken over de drempel en richting de goot rollen. Niet als de bal van de Messi’s per ongeluk naar binnen wordt geschoten. De kassaman stond zelfs gisterenavond niet op, toen de politie een brommerdief kwam arresteren voor zijn deur. Ondanks de zwaailichten, loeiende sirenes en buren die naar buiten renden om te kijken en ‘Actie! Actie!’ te roepen.

Ik sta mijn flessen op te rapen als een man vanuit zijn voor de winkel geparkeerde auto naar me roept. Hij wijst naar de door muggen omgeploegde huid op mijn kuiten, zegt dat de muskieten me mooi getatoeëerd hebben. Ik vertel hem dat ik alles al heb geprobeerd: deet, anti-mug, shilling oil, tea tree oil. Hij raadt me aan om mijn benen tegen de jeuk in te smeren met witte rum. Marienburg-rum, negentig procent alcohol.

Wanhopig van het krabben twijfel ik niet aan zijn advies en ga ik nog eens richting kassaman. Ik wijs naar de literfles op de plank achter hem en vraag of hij ook een kleinere fles heeft. De kassaman kijkt naar mij, dan naar de fles. Opeens lijkt hij me te begrijpen. Hij barst in lachen uit, staat op, maakt een drinkbeweging en schuift de grote fles naar me toe. ‘Nee, nee. Tuurlijk niet.’

Reis met me mee door veertig jaar onafhankelijkheid van Suriname De komende weken zit ik voor De Correspondent in Suriname. Om te werken aan een boek over mijn grootouders én om verhalen te schrijven over wat de Surinaamse onafhankelijkheid, dit jaar veertig jaar geleden, met deze republiek heeft gedaan. Lees hier wat ik in Suriname ga doen