Al weken ben ik verdiept in een fascinerend verhaal. Een verhaal in de beste traditie van de klassieke dystopie: regeringen die in woord democratisch zijn, maar in daad alle trekken hebben van totalitaire regimes; markten die op papier vrij en concurrerend zijn, maar in de praktijk bestierd worden door een paar corrupte multinationals en, natuurlijk, een bevolking die naar eigen zeggen boos en ontevreden is, maar in werkelijkheid kunstmatig gelukkig wordt gehouden door tv-soaps en spelen.

Franz Kafka meets John de Mol. Dat idee.

Vooral bizar is de newspeak in het verhaal: geen woord lijkt nog de betekenis te hebben die het oorspronkelijk had. Bezuinigingen worden steeds ‘hervormingen’ genoemd, oplopende werkloosheid en het toenemend aantal bedrijfsfaillissementen heet ‘stagnerende groei’. Massaontslag heet ‘winstmaximalisatie’, exorbitante bonussen ‘marktconforme salarissen’. Ook al zo absurd: het zogenoemde ‘schuldenplafond’ waar voortdurend over wordt gesproken, blijkt steeds maar weer verder te kunnen - tot in het oneindige.    

Aan de politieke partijen in het verhaal is al evenmin een touw vast te knopen. De ‘sociaaldemocraten’ slopen de verzorgingsstaat om peperdure te kunnen kopen; de ‘liberalen’ zoeken steun bij theologische fundamentalisten om de grenzen voor vrijheid zoekende asielzoekers te kunnen doen. En de partijen die ‘de oppositie’ worden genoemd steunen vol overgave het regeringsbeleid.

In ieder hoofdstuk komt ondertussen wel een keer of tien het woord ‘crisis’ voorbij, wat lijkt te verwijzen naar banken die na recordwinst boeken. Het probleem heeft iets met totaal uit de hand gelopen schulden te maken die - hoe verzin je het - steeds worden gedekt door meer geld bij te drukken. Dat geleende geld weigeren de banken vervolgens uit te lenen aan bedrijven die het nodig hebben, zodat de reële economie alsmaar blijft krimpen, terwijl de fictieve economie explodeert. Het verhaal is trouwens ook niet vies van een beetje ironie op zijn tijd: terwijl de banken burgers massaal misleiden met totaal ondoorzichtige financiële constructies, klagen ze zelf voortdurend over ‘een gebrek aan vertrouwen’.

Kafka meets Monty Python, zeg maar.

Pas echt beangstigend wordt het overigens als blijkt dat zo’n beetje iedereen in het verhaal wordt gesurveilleerd en afgeluisterd. Officieel om ‘terroristen’ te vinden, maar in de praktijk moet iedere nietsvermoedende burger eraan geloven: miljarden telefoongesprekken, sms’jes en e-mails worden opgeslagen en geanalyseerd door een of ander Brave New World-achtig instituut. Wie ‘verkeerde’ woorden gebruikt of ‘verdachte’ contacten heeft, kan zomaar - zonder proces - worden gearresteerd en vastgehouden. Zelfs de hoogste politieke leiders blijken wat vreemd genoeg nauwelijks aanleiding geeft om er iets aan te veranderen. Integendeel, (spoiler alert: bizarre plotwending op komst): de leiders verdedigen de afluisterprogramma’s met

Ondertussen gaat de planeet zelf ook nog eens naar de klote: het klimaat warmt aantoonbaar op, maar de kikker blijft rustig in het water wachten tot het kookpunt is bereikt. de stormen over het land jagen en de golven tegen de nauwelijks nog toereikende dijken kletsen, wordt in het diepste geheim afgesproken dat over een jaar of twintig exact van het probleem nog steeds in stand moet zijn gehouden. Want ook al zou er geen planeet meer zijn om het op uit te geven: er moet wel geld worden blijven verdiend.

Hoewel dystopisch zit er ook veel humor in het verhaal: zo wordt de plek waar het meest wordt gescholden en bedreigd consequent ‘sociale media’ genoemd. Op die sociale media vinden ook extreem geestige debatten plaats: over ‘actuele kwesties’ als in de zestiende eeuw na Christus bijvoorbeeld. 

Kafka meets André van Duin.

Hoe meeslepend ook, op een gegeven moment krijg je als lezer wel behoefte aan een ontknoping in het verhaal. Je zit je maar steeds af te vragen wanneer de personages in opstand komen, of op z’n minst een keer gaan protesteren. Maar dat blijkt valse hoop: er gebeurt helemaal niks. Geen massademonstraties, geen woedende menigte. Het enige teken van iets wat lijkt op protest in het verhaal is een petitie op Facebook, met zoals dat heet, twee miljoen ‘vind-ik-leuks’. 

Ik ben helaas nog niet aan het einde, dus vertellen hoe het afloopt kan ik nog niet, maar eerlijk gezegd vrees ik het ergste: ik ben nu bij het hoofdstuk getiteld ‘kijkcijfers’ en daar blijkt dat de meeste mensen zich met voetbal, hockey en een programma over boeren die geforceerd verliefd worden op meisjes uit de stad. Dat belooft voor de ontknoping weinig goeds. Gelukkig is het allemaal fictie.

Ja, gelukkig wel.