Sms ‘prijs maïs Nairobi’ naar 20255
Gisteren bekritiseerde Evgeny Morozov het westerse geloof in technologie als oplossing voor alles. Maar in Afrika maakt technologie wel degelijk een verschil. In Kenia zag ik hoe het leven van veel Afrikanen fundamenteel veranderd is door de opkomst van de mobiele telefoon en internet.
In 2009 waren de zeeën rond Afrika nog vrijwel leeg. Op een piepklein glasvezelkabeltje na. Nu, nog geen vijf jaar later, ligt er een netwerk van dikke waterslangen rond het continent, waar terabytes aan data doorheen stromen. Duizenden dorpen in de binnenlanden van Afrika worden aangesloten op glasvezel. En in steeds meer Afrikaanse landen vind je 3, nee, zelfs 4G-netwerken.
Tegelijkertijd is in Afrika ten zuiden van de Sahara amper 30 procent van de wegen verhard, heeft nog geen kwart van de bevolking elektriciteit, en leeft bijna 70 procent van de mensen van minder dan 2 dollar per dag.
Je eet ternauwernood één maaltijd per dag, maar je hebt wél een mobiele telefoon en Facebook.
Dat lijkt een enorm contrast, dat wij ons moeilijk kunnen voorstellen. Maar de communicatie-revolutie in Afrika voltrekt zich volgens een compleet ander patroon dan in het Westen. In Afrika geen industriële revolutie, geen grote middenklasse, geen telegraaf, landlijn of zelfs gewone pc, maar direct mobiel en draadloos internet.
Digitaal Afrika is een perfect voorbeeld van wat economen het catch up effect noemen: arme landen kunnen sneller vooruitgang boeken dan rijke landen. Want er is nauwelijks bestaande infrastructuur die het moeilijk maakt nieuwe technologieeën te implementeren: in Afrika beginnen ze gewoon met het nieuwste van het nieuwste.
Over de opkomst van digitaal Afrika is al veel geschreven. Vaak is dan de neiging om erover te jubelen: ‘De digitale revolutie zal alle problemen van Afrika oplossen.’ Of juist te mopperen: ‘Geef eerst ieder kind maar eens te eten voor je aan smartphones begint.’
Dit verhaal gaat niet zozeer over de vraag of de opkomst van ict in Afrika goed of slecht is. Eerder over wat deze snelle ontsluiting verandert in het leven van Afrikanen. Het gaat over de voortdurende contradicties die moderne communicatietechnieken in een vaak nog traditionele samenleving met zich meebrengen.
Niemand zag het aankomen
‘De digitale revolutie’ in Afrika gaat in de eerste plaats vooral over de razendsnelle opkomst van de mobiele telefoon, voor zowel bellen als internetten. Het aantal mobieletelefoonabonnementen nam in Afrika tussen 2002 en 2007 jaarlijks met 49 procent toe, vergeleken met 17 procent per jaar in Europa. Het onafhankelijke Pan-Afrikaanse onderzoeksinstituut Afrobarometer berekende onlangs dat inmiddels zo’n drie kwart van de Afrikanen zelf een mobieltje bezit. Het percentage dat een mobiel gebruikt, ligt nog hoger, want in Afrika worden telefoons vaak gedeeld: veel dorpen hebben een mobiel voor gemeenschappelijk gebruik. In landen als Senegal, Zuid-Afrika, Ivoorkust en Kenia is de mobiele telefoon bijna alom vertegenwoordigd: meer dan 90 procent van de bevolking in die landen heeft een gsm.
Niemand had de enorme groei van de telecommarkt in Afrika zien aankomen, ook de Afrikanen zelf niet. In 1999 schatte de grootste Keniaanse telecomprovider Safaricom dat Kenia in 2020 zo’n 3 miljoen mobieletelefoonabonnementen zou hebben. Op dit moment heeft Safaricom alleen al bijna 20 miljoen abonnees, en zijn er nog drie providers bijgekomen, met samen nog eens 10 miljoen abonnees.
Niemand had de enorme groei van de telecommarkt in Afrika zien aankomen, ook de Afrikanen zelf niet
Het internetgebruik ligt momenteel wel een stuk lager: in totaal 18 procent van de Afrikanen zit ten minste maandelijks op internet, waarvan ruim de helft via mobiel. Dat het gebruik nu zo laag ligt, komt vooral omdat de glasvezelkabels in zee nog niet overal zijn doorgetrokken naar de afgelegen binnenlanden.
Maar in de centra van grote steden als Nairobi en Lagos struikel je over de cafés met gratis wifi. In Kenia rijden nu zelfs al matatus rond - kleine, witte Toyotabusjes die het openbaar vervoer voor de armen zijn - met daarin gratis wifi. Die internettoegang is de voedingsbodem voor een nieuwe generatie Afrikaanse stedelingen, die geld probeert te verdienen met het ontwikkelen van nieuwe ict-oplossingen.
Kenia: de voorloper
Het absolute centrum van deze ontwikkelingen is Kenia, met hoofdstad Nairobi voorop. Dat komt niet alleen door de relatief sterke Keniaanse economie, maar vooral omdat de Keniaanse overheid vol op ict inzet: met hulp van een jaarlijks subsidiebedrag van maar liefst 1,5 miljard euro (op een totaalbudget van circa 12,5 miljard euro), moet de ict-sector in 2017 een kwart van het bruto binnenlands product gaan leveren.
De in maart dit jaar verkozen president Uhuru Kenyatta noemde zijn verkiezing niet voor niets ‘de overgang van het analoge naar het digitale tijdperk’. Hij belooft alle basisschoolkinderen een gratis computer op zonne-energie, en zet in op het ontwikkelen van een ict-curriculum. Even buiten Nairobi plant zijn regering de bouw van het hypermoderne zakencentrum Konza City. Die stad moet de Afrikaanse tegenhanger van Silicon Valley worden: Silicon Savannah. Bedrijven als IBM en Safaricom hebben er al opties op kantoren genomen. Google-topman Erik Schmidt zei na een bezoek aan Nairobi in januari dat de stad een ‘serieus tech-centrum’ is geworden, en ‘mogelijk de aanvoerder van Afrika wordt’.
Twee grote succesverhalen
Die aanvoerdersrol van Kenia is de afgelopen paar jaar vooral gevestigd door twee grote Keniaanse ict-successen: Ushahidi en M-Pesa.
Het eerste succes was Ushahidi (Swahili voor ‘getuige’), dat werd opgezet toen in Kenia in 2008 ongeregeldheden uitbraken na omstreden presidentsverkiezingen. Keniaanse bloggers zetten op verzoek van advocate Ory Okolloh ‘s werelds eerste live ‘crisis map’ in elkaar. Inmiddels levert Ushahidi software en advies voor honderden crisis maps, zoals bij de aardbeving in Haïti in 2010.
Het andere succes is M-Pesa, een in 2007 gelanceerd systeem om met je mobiele telefoon te bankieren (een onderdeel van Kenia’s grootste telecomprovider Safaricom). Het woord bankieren is in deze context een beetje misleidend: er komt namelijk geen bank aan te pas. Je kunt met M-Pesa (‘pesa’ betekent ‘geld’ in het Swahili) wel alles doen wat je met een bankrekening zou kunnen. Geld storten bij een van de 40.000 aangesloten winkeltjes, geld overmaken naar andere accounts, rekeningen betalen en sparen. Inmiddels zijn er zo’n 17 miljoen M-Pesa gebruikers in Kenia, en nog eens 6 miljoen gebruikers van andere mobile money-diensten. Maar liefst 31 procent van het Keniaanse bbp gaat van hand tot hand via mobiele telefoons.
Hoe verandert dit het gewone leven?
M-Pesa was de eerste ict-toepassing die de levens van gewone Kenianen op talloze manieren heeft veranderd. Niet alleen omdat veel armen zich überhaupt geen bankrekening konden veroorloven, maar ook omdat bankieren in Kenia altijd gepaard ging met urenlang in de rij staan. Nu kun je met een sms’je geld overmaken naar familie die nog op het platteland woont zonder een urenlange reis te hoeven maken; kun je een taxichauffeur betalen zonder met een dikke beurs te reizen die makkelijk gestolen kan worden; kun je de waterrekening met een druk op de knop afrekenen. Of het schoolgeld overmaken. Of de huur. Menig Keniaan laat dan ook trots aan zijn buitenlandse gast zijn M-Pesa app - of een van de vele soortgelijke systemen - zien.
De omarming van M-Pesa door de Kenianen was het startsein voor een vloedgolf aan nieuwe ict-innovaties die gebruik maken van mobile money. Een revolutie in een economie die nog altijd vooral draait op contant geld.
Voor kleine winkeliers is het bijvoorbeeld ontzettend veel werk om een goede bedrijfsadministratie bij te houden: contant geld geeft je geen gemakkelijk rekeningoverzicht. Handgeschreven bonnetjes in uitpuilende mappen zijn de norm. Cash betekent daarnaast een hoger risico op overvallen. Het bedrijfje Kopo Kopo probeert dat probleem op te lossen: duizenden winkeliers in Kenia gebruiken nu hun app, waarmee klanten bij hen kunnen betalen en die automatisch de administratie verwerkt.
Nog een mooi voorbeeld: microfinanciering. Stel, je wilt als Keniaanse vrouw kippen gaan houden om de eieren te verkopen op de markt. Om de eerste kippen te kopen heb je een kleine lening nodig. Maar die moet je aanvragen bij een bank in de dichtstbijzijnde grote stad - een acht uur durende reis met motor en bus vanuit het dorp waar je woont. Eenmaal toegekend moet je de lening ook weer in contanten gaan ophalen bij de bank - je hebt immers geen bankrekening. En het afbetalen? Daarvoor moet je wéér naar de bank reizen.
Elektriciteit op zonne-energie is een optie om afgelegen dorpen die niet op het energienet zitten van energie te voorzien
Musoni is een bedrijfje dat kleine ondernemers hun lening via hun mobiele telefoon laat ontvangen en terugbetalen. Geen reistijd meer en geen risico’s op overvallen. Op deze manier heeft Musoni inmiddels 35.000 leningen in Kenia uitgegeven, ter waarde van 10 miljoen dollar.
Een derde voorbeeld: zonne-energie. Elektriciteit is in Afrika schaars en onbetrouwbaar. Vaak wordt voor licht in huis gestookt met kerosine of petroleum. Dat is niet alleen duur en vervuilend, je kunt er ook je mobieltje niet mee opladen. Elektriciteit op zonne-energie is een optie om afgelegen dorpen die niet op het energienet zitten van energie te voorzien. Maar, een zonnecel is voor de meeste mensen veel te duur. Het bedrijfje M-Kopa biedt de mogelijkheid om op afbetaling een zonnepaneeltje en bijbehorende verlichting aan te schaffen. De maandlasten zijn lager dan bij het gebruik van kerosine of petroleum en worden betaald via M-Pesa. Het grote voordeel: na de afbetalingsperiode van een jaar heeft het arme gezin beschikking over gratis elektriciteit.
Aangeboden: 30.000 kilo watermeloen
Maar ook buiten het bankieren zijn er genoeg gebieden waar nieuwe ict het leven van Afrikanen heeft veranderd. In de productieketen van de landbouw bijvoorbeeld, de sector waarin nog altijd 65 procent van de Afrikaanse beroepsbevolking werkzaam is.
Het probleem wordt ook in de westerse landen vaak genoeg aangestipt: de keten van akker naar supermarkt is compleet ondoorzichtig, waardoor de arme boer geen eerlijke prijs voor zijn product krijgt. Het leeuwendeel van de winst gaat naar de tussenhandelaar. M-Farm is een app waarmee boeren actuele prijsinformatie voor hun gewassen kunnen opvragen. De boer smst bijvoorbeeld ‘prijs maïs nairobi’ en ontvangt een sms met de prijs die zijn maïs in de stad opbrengt. Zo kan de boer een eerlijkere prijs vragen aan de tussenhandelaar.
Nieuw probleem: wat als er maar één tussenhandelaar in de omgeving is? Dan wordt de boer alsnog gedwongen te verkopen voor een te lage prijs. Daarom biedt M-Farm boeren ook de mogelijkheid hun gewassen collectief aan te bieden, om zo de tussenpersoon helemaal uit de weg te gaan. De boeren in een dorp brengen hun oogst samen en bieden de bulk aan op een soort Marktplaats. Gewoon per sms: ‘Aangeboden 30.000 kilo watermeloen, 40 Ksh per kilo.’ Afnemers in de stad kunnen online intekenen op het aanbod. Sommige boeren zeggen dat hun opbrengsten voor sommige gewassen, zoals peultjes en sugarsnaps, op deze manier zijn verdubbeld.
Gewoon per sms: ‘Aangeboden 30.000 kilo watermeloen, 40 Ksh per kilo’
Of neem juridische hulp. Onbetaalbaar voor de onderlaag van de bevolking. Maar met M-sheria (‘wet’ in Swahili) kunnen Kenianen via sms voor maar een paar cent een juridische vraag stellen aan een advocaat. Juist voor de armen is juridische kennis heel belangrijk, wordt duidelijk uit een blik op de vragen die gesteld worden: ‘Is er een manier waarop ik mijn bank kan dwingen mijn schuld kwijt te schelden?’ ‘De politie doet niets met mijn aangifte, wat kan ik doen?’ ‘Mijn vader heeft het land van mijn familie veel te goedkoop verkocht. Wat kunnen we doen?’
Of neem onderwijs. Hoewel het basisonderwijs gratis is in Kenia, kunnen veel kinderen niet naar school vanwege de kosten van uniformen en schoolboeken. Voor een klas heeft een kind gemiddeld tien boeken nodig. Slechts 28 procent van de kinderen kan al die boeken betalen. Het bedrijfje Kytabu springt daar op in door een simpele Android-tablet met een schoolboek-abonnement aan te bieden voor omgerekend 30 euro. Met het abonnement kun je schoolboeken huren per uur, dag, week of maand, en per hoofdstuk of zelfs bladzijde. Een tablet om de schoolkosten voor de allerarmsten te drukken: het doet denken aan de iPadschool, maar dan met veel meer impact.
Of neem files. Bij ons ook een probleem, maar vergeleken met de files in steden als Nairobi of Kampala zijn onze wegverstoppingen verwaarloosbaar. Uren en uren die productief besteed zouden kunnen worden, glippen in die steden weg in het verkeer. Ma3route, een app om actuele verkeersinformatie op te vragen lijkt niets bijzonders, maar kan de normale Keniaan vele uren op een dag - en veel benzinekosten - schelen.
Of neem corruptie op micro-niveau. Keniaanse politieagenten kunnen iedereen voor willekeurige “overtredingen” aanhouden, zonder daarvoor rekenschap te hoeven afleggen. Mythousand.com, een website waar mensen foto’s kunnen plaatsen van politiemannen die smeergeld aannemen, probeert de corrupte agenten met naam en toenaam kenbaar te maken. Een eerste stap naar verantwoording.
Of neem de arbeidsmarkt. Met 40 procent werkloosheid in Kenia is toegang tot de vacaturemarkt van enorm belang voor arme dagloners. Maar om vacaturesites goed te volgen, hebben deze mensen vaak te weinig internettoegang. M-kazi is een platform dat via een sms-model bedrijven uit de stad in contact brengt met laagopgeleide werkzoekenden op het platteland. De werkzoekende krijgt op zijn mobiel een vacature-alarm en kan via een sms-je direct op de baan solliciteren.
Naarmate ict onderdeel wordt van het leven van arme mensen, verandert het ook diepere structuren in de vaak nog traditionele samenlevingen
Ook ngo’s zien de potentie van ict, en springen in op de ontwikkelingen. “Ict 4 D” wordt het genoemd: ict voor ontwikkelingsdoeleinden. E-learning of m-learning programma’s voor dokters op het platteland zijn populair. Maar ook informatievoorziening voor boeren, vergelijkbaar met M-Farm. Of educatieve apps voor journalisten in afgelegen - en vaak niet persvrije - gebieden.
Ook eenvoudiger ict-innovatie kan een grote impact hebben. ‘Soms is innovatie in Nederlandse ogen helemaal niet innovatief,’ vertelt Anne-Marijke Podt, landenmanager Kenia bij de Nederlandse stichting IICD. ‘Afgelopen mei was ik in het noorden van Kenia, een heel afgelegen gebied, waar we op een school een managementsysteem hebben opgezet met Excel. De leraren kunnen nu cijfers bijhouden in Excel, en die direct exporteren naar een rapport in Word. Zo hebben die leraren met een druk op de knop 700 rapporten gemaakt. Dat is voor ons niet revolutionair, maar voor hen wel: voorheen moesten ze twee weken uittrekken om al die rapporten te maken, en dat drie keer per jaar. Dat betekent dus dat de school nu zes weken per jaar langer open kan blijven.’
Naarmate ict onderdeel wordt van het leven van arme mensen, verandert het ook diepere structuren in de vaak nog traditionele samenlevingen. De relatie tussen jong en oud bijvoorbeeld. ‘Traditioneel zijn de ouderen de baas in de gemeenschap’, vertelt Anne Marijke Podt. ‘Maar jongeren pikken de ict-ontwikkelingen veel sneller op, en krijgen daarmee ook meer aanzien.’ Dat kan wellicht ook de vergrijzing en de brain drain van het platteland tegengaan - al jaren een groot probleem in veel Afrikaanse samenlevingen. Podt: ‘Docenten werken bijvoorbeeld niet graag in afgelegen dorpen, de goede leraren vertrekken naar de stad. Maar door ict zie je docenten opbloeien, omdat ze op een professionele manier met hun vak bezig zijn. Dat behoudt ze voor de regio.’ Hetzelfde geldt voor boeren. ‘Ict geeft landbouw meer aanzien en wordt zo aantrekkelijker voor jonge mensen.’
Negatieve kanten
Natuurlijk heeft, zoals alles, de ict-revolutie ook een andere, negatieve kant. Ict versterkt bijvoorbeeld traditionele genderrollen. Podt: ‘Veel vrouwen laten zich ontmoedigen door ict, het wordt gezien als een mannending, net als bij ons. We moeten daar rekening mee houden: je kunt bijvoorbeeld geen ict-training van drie dagen ver van huis plannen, want veel vrouwen mogen niet drie dagen zonder hun man op pad.’
En eerder schreef ik al hoe Jasper Grosskurth, auteur van het boek Futures of Technology in Africa, mij wees op de gevaren van gevoelige informatie in handen van foute regimes. ‘Ik kan nu met Facebook en enkele andere toepassingen een redelijk betrouwbare kaart maken van homoseksuelen in Oeganda, van oppositieleden in Rwanda, enzovoorts’, zei Grosskurth. ‘Ik kan etnische zuivering op een heel andere manier voorbereiden.’
Grosskurth denkt dat de échte ontwikkeling van Afrika buiten het wereldje van de ict start-ups zal liggen. ‘De echte vooruitgang komt als ook niet tech-bedrijven meer met hun ict doen,’ zegt hij. ‘Als een supermarktketen 5 procent logist`iekkosten kan besparen door ict, is dat een revolutie. Als je je waterrekening mobiel kunt betalen, is dat een revolutie.’