‘Er wordt niets geleerd van deze ramp, waardoor het niet nog een keer kan gebeuren?’, enigszins teleurgesteld aan luchtvaartdeskundige Benno Baksteen - verwijzend naar het vliegtuig van GermanWings dat door de suïcidale co-piloot Andreas Lubitz opzettelijk was neergestort.

‘Er zijn verschrikkelijke dingen die gebeuren in het leven,’ antwoordde Baksteen gelaten, ‘waar je gewoon niks aan kunt doen.’

Die gelatenheid wordt niet alom gedeeld. Integendeel. Het Franse ministerie van Justitie is een onderzoek gestart naar de vraag of Lufthansa, het moederbedrijf van GermanWings, tekortgeschoten is in het signaleren en rapporteren van de zelfmoordneigingen van de piloot. Letselschadeadvocaat Veeru Mewa noemde het dat de Duitse luchtvaartautoriteiten op de hoogte waren van Lubitz’ psychische problemen. En ook de media benaderen de ramp in termen van laakbaarheid. Had dit voorkomen kunnen worden? Zo ja, waar ging het mis? En wie is daar debet aan?

De laakbaarheidsreflex

Het is een benadering die we inmiddels gewend zijn, bij tragische gebeurtenissen als deze. Van de schietpartij in Alphen aan de Rijn (waarom was Tristan van der V. een wapenvergunning verleend?) tot de ramp met MH17 (waarom vloog KLM nog over Oekraïne?), vrijwel onmiddellijk wordt na de tragedie de zoektocht naar de laakbaarheid ingezet.

Het resultaat van die zoektocht is vaak hetzelfde: signalen werden gemist, de communicatie haperde, databases bleken niet op orde. Niet lang daarna volgt dan de roep om meer maatregelen, scherpere controles, strengere procedures - vergezeld van Kamervragen aan de minister over wat hij gaat doen ‘om te voorkomen dat dit in de toekomst weer gebeurt.’

Deze reflex is maar al te begrijpelijk. Voor nabestaanden brengt het aanwijzen van verantwoordelijken een zekere genoegdoening. En maatregelen die daaruit voortvloeien maken dat de ramp, zoals dat heet, ‘niet voor niets is geweest.’ Politici willen op hun beurt hun feitelijke machteloosheid verbloemen door te beloven dat ze ‘er alles aan zullen doen’ om rampen als deze ‘in de toekomst te voorkomen.’ En de media, tot slot, presenteren de wereld sowieso graag in het verantwoordelijke-slachtofferschema. Toeval is immers geen verhaal.

Foto: Nightmares Fear Factory
Onze bereidheid het soms onafwendbare onheil als zodanig te accepteren, is in twee eeuwen tijd snel kleiner geworden

De vruchten van dit type denken zijn, kortom, groot: men kan er troost, gerechtigheid, daadkracht én een verhaal met kop en staart in ontwaren. Maar hoe begrijpelijk ook, de reflex om na elke ramp de verantwoordelijken aan te wijzen en maatregelen te eisen die het onheil voortaan moeten voorkomen, legt ook iets fundamentelers bloot over de westerse cultuur: ons onvermogen ons met het lot te verzoenen.

Botte pech, tragisch ongeluk, menselijk falen: ze zijn inherent aan het leven. Maar onze bereidheid het soms onafwendbare onheil als zodanig te accepteren, is in twee eeuwen tijd snel kleiner geworden - en in de afgelopen veertig jaar zelfs als sneeuw voor de zon verdwenen. Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw zou je zelfs kunnen spreken van een heuse tragedie-allergie.

De bureaucratisering van veiligheid

Die allergie tref je al aan in ons taalgebruik. Met Google Ngram Viewer, waarmee je - zonder wetenschappelijke pretenties - miljoenen (in dit geval Engelstalige) boeken gepubliceerd tussen 1800 en 2012 kunt doorzoeken op hoe vaak een term voorkomt, is dit mooi te illustreren.

Zo is de term fate (lotsbestemming) al sinds 1800 gestaag op zijn retour, destiny (ook lotsbestemming) komt steeds minder voor na zijn hoogtepunt rond 1850 en tragedy (tragedie) maakt vooral sinds de jaren zestig van de vorige eeuw haast een vrije val.

Het contrast met hun talige tegenpolen is groot. Een term als responsibility (verantwoordelijkheid) is al sinds de vroege negentiende eeuw aan een opmars bezig. En termen als prevention (preventie), liability (aansprakelijkheid), regulation (regulering) en - met name - accountability (verantwoording) zijn sinds de jaren zeventig al helemaal een steeds prominentere plek in ons vocabulaire gaan innemen.

Klik maar eens door deze grafieken:

De wortels van deze afkeer van het lot leiden als, zoals zo vaak, terug naar de verlichting. Niet langer waande de mens zich overgeleverd aan de grillen van de natuur of zijn eigen onvermogen, hij kon middels technologie, de ratio en - niet onbelangrijk - regelgeving het onheil overmeesteren.

Dat leidde uiteindelijk tot wat in de sociaal-wetenschappelijke literatuur bekend is komen te staan als de om fouten, ongelukken, kwade intenties, ja, het lot als zodanig de baas te worden, werden er op immense schaal veiligheidsmaatregelen getroffen, veiligheidsprocedures in werking gesteld en controlemechanismen geïntroduceerd.

De Tweede Wereldoorlog heeft daar een prominente rol in gespeeld, maar vanaf zie je de veiligheidsbureaucratie pas echt exploderen: geen enkele vorm van onheil - van het kleinste ongeval tot de grootste rampspoed - werd nog, zogezegd, ‘aan het toeval overgelaten.’ Laat staan aan de klunzigheid van de mens.

Het verbluffende succes van de veiligheidsbureaucratie

En met verbluffend resultaat. De veiligheid (of dat nu van onze straten, onze huizen, onze auto’s, ons speelgoed, ons voedsel of onze luchtvaart is) is dankzij talloze regels, procedures, checklists en controleinstanties spectaculair toegenoemen. Ter illustratie: terwijl het verkeer in Europa tussen 1970 en 2000 verdubbelde, halveerde in diezelfde periode het aantal verkeersslachtoffers. Rijopleidingen, verkeersborden, veiligheidstests, noem het wonder de veiligheidsbureaucratie.

Door de veiligheidsbureaucratie veranderde ongeluk van pech in systeemfalen

Maar er zit ook een andere kant aan dit succes. De spectaculair toegenomen veiligheid heeft namelijk tegelijkertijd - en logischerwijs - ook een groeiende weerzin tegen onveiligheid gekweekt. Risico’s, toeval, ongeluk, menselijk falen: in ruim veertig jaar tijd is de (westerse) mens er steeds onwenniger en onverdraagzamer tegenover komen te staan. Ongeluk veranderde van pech in systeemfalen. Met zoveel protocollen en procedures op hun plaats, hoe kon [vul hier het ongeluk in] dan tóch gebeuren? Het gevolg: meer procedures en protocollen.

Hier openbaart zich de eerste keerzijde van de veiligheidsbureacratie: haar succes veroorzaakt ook haar eigen uitdijen. Hoe veiliger de wereld wordt, hoe meer veiligheidsbureaucratie er nodig is om onze groeiende weerzin tegen risico, ongeluk en pech te bezweren. Daarmee dreigt het gevaar van een vicieuze cirkel van veiligheid.

Foto: Nightmares Fear Factory

Want, zoals de Amerikaanse veiligheidsdenker Bruce Schneier ooit scherp opmerkte: veiligheidsmaatregelen worden nooit teruggedraaid, enkel uitgebreid. Werkt de maatregel naar behoren, doordat het ongeluk is bezworen, dan is er alle reden hem te blijven handhaven; werkt de maatregel niet, doordat hetzelfde - of weer een ander - ongeluk zich voordoet, dan rest ons enkel nóg meer maatregelen te treffen.

Eerder schreef ik daarover: Hoe onze oplossingen problemen werden Maakbaarheid betekent tegenwoordig vooral: hogere boetes, zwaardere straffen, meer controle. Daardoor is er iets merkwaardigs gebeurd. Onze oplossingen zijn steeds vaker de problemen geworden. Voorkomen is het nieuwe dromen Lees hier mijn stuk over de repressiesamenleving terug

Hoe veiligheidsmaatregelen onveiligheid produceren

Dat zou op zich nog geen probleem hoeven zijn, ware het niet dat de tweede keerzijde van de veiligheidsbureaucratie is dat het stapelen van protocol op procedure ook een averechts effect op de veiligheid kan hebben. De ramp met GermanWings is daar een tragisch voorbeeld van: dat de hoofdpiloot de deur niet openkreeg om in te grijpen bij de zelfmoordpoging van zijn co-piloot is het directe gevolg van een veiligheidsmaatregel die werd ingevoerd na de aanslagen van 11 september 2001, toen besloten werd de cockpitdeuren ondoordringbaar te maken.

Dat veiligheidsexperts vaak blind zijn voor dit averechtse effect, toont zich in de maatregelen die zij nu voorstellen na de ramp met GermanWings: dronetechnologie, die het vliegtuig op afstand bestuurbaar maakt, stellen zij.

Foto: Nightmares Fear Factory

Maar, luidt dan de vervolgvraag: wat als de bestuurder aan de grond kwade intenties heeft? Wat als er aan de grond fouten worden gemaakt? Wat als de technologie gehackt wordt en terroristen niet eens meer een vliegtuig hoeven te kapen om hem in een toren te boren?

Zie daar: uit de ene veiligheidsmaatregel wordt de behoefte aan weer méér toezicht, méér controle en méér protocollen geboren.

Deze logica gaat natuurlijk niet alleen op voor de luchtvaart. Ze gaat op voor talloze - en nog veel grotere - sectoren in de samenleving. Ze heeft al geleid tot een surveillancestaat van immense omvang, data-obesitas in de zorg, almaar groeiende controlemechanismen bij uitkeringsinstanties, gemeenten en de Belastingdienst - en ga zo maar door.

De vraag is dan: zijn kwaal en medicijn nog in verhouding? Het risico op een terroristische aanslag is een van de meest verwaarloosbare ter wereld: rechtvaardigt dat de monitoring van zo’n beetje alle communicatie van de halve wereldbevolking? De in Nederland is een van de hoogste ter wereld: is een Belastingdienst die bijna alles over burgers bijhoudt wat er maar over hen te weten valt dan nodig?

Lees ook: Vergeet de politiestaat. Welkom in de belastingstaat De Belastingdienst is de grootste informatiefabriek van Nederland. Het is niet overdreven om te stellen dat het instituut bijna alles weet over iedere Nederlandse belastingbetaler, schrijft correspondent Maurits Martijn. En hij mag die informatie ook nog vijf tot zeven jaar bewaren. Topjuristen luiden de noodklok. Lees hier het stuk van Maurits terug

Het gevaar van de ‘ijzeren kooi’

Door onze obsessie met het uitbannen van ongeluk, tragedie en kwalijke intenties kan uiteindelijk uitmonden in wat de beroemde Duitse socioloog de ‘ijzeren kooi’ noemde: een dusdanig omvangrijke bureaucratie waarin de samenleving stapje voor stapje - maatregel voor maatregel - wordt ‘gedehumaniseerd’ en de bewegingsvrijheid van het individu uiteindelijk ten onder gaat aan collectieve risico-aversie.

Op dat moment is de ultieme ironie bereikt, want wat begon als een queeste voor verantwoordelijkheid, is dan uitgemond in een bureaucratie waarin de menselijke verantwoordelijkheid volledig is uitbesteed aan ‘het systeem.’ Een samenleving waarin volgens de Nederlandse hoogleraar Sidney Dekker, gespecialiseerd in veiligheid en menselijke feilbaarheid, ‘autoriteit enkel nog is toebedeeld aan experts die het werk plannen in plaats van uitvoeren, en waarin het de werknemers zelf niet wordt toegestaan af te wijken van de regels en het gedrag dat van hen wordt verwacht.’

Foto: Nightmares Fear Factory
Wat begint als een queeste voor verantwoordelijkheid,mondt al gauw uit in een bureaucratie waarin de menselijke verantwoordelijkheid volledig is uitbesteed aan ‘het systeem’

Niet voor niets pleit de Nederlandse bestuurskundige Paul Frissen in zijn recent verschenen boek De fatale staat dan ook voor een ‘politieke verzoening met tragiek.’ Daarmee bedoelt Frissen uitdrukkelijk niet dat de burger niet zou mogen rouwen om of vechten tegen het noodlot dat hem treft, maar dat de staat niet de pretentie moet koesteren de burger voor al het noodlot te kunnen beschermen. Bescheidenheid siert de bestuurder van wie moderne wonderen worden verwacht.

Proportionaliteit is hierin het toverwoord. Natuurlijk is het streven naar een veiligere wereld gerechtvaardigd. Problematisch wordt het alleen wanneer dit streven omslaat in een collectief verlangen naar een ‘technologische utopie’ waarin ieder risico uitgebannen dient te worden. Zo’n samenleving vervalt immers al gauw in de dictatuur van het hoogst uitzonderlijke.

Een samenleving waarin de zelfmoord van een eenling uiteindelijk leidt tot de gevangenschap van allen.

Schrikken voor de lol Het is net als in een achtbaan: op het moment dat je bijna over de kop gaat, en het uitschreeuwt van de angst, wordt er een foto van je gemaakt. Dat is wat er ook met de bezoekers gebeurt in het spookhuis Nightmares Fear Factory in Niagara Falls (Canada). Waar ze van schrikken, wil het spookhuis niet verklappen. De afgelopen vier jaar zijn al 130.000 bezoekers zo op de foto gegaan. Bekijk hier nog veel meer foto’s
Luister ook: Waarom bestuurders vaak beter niets dan iets kunnen doen Politici en bestuurders moeten niet pretenderen alle problemen voor hun burgers op te kunnen lossen, stelt bestuurskundige Paul Frissen (1955). Juist nietsdoen is in veel gevallen het beste. Een verrassend geluid, zo vlak voor de verkiezingen. Een leerzaam gesprek over onze omgang met tragiek, opstappende bewindslieden en fatalistisch leiderschap. Luister hier het gesprek met bestuurskundige Paul Frissen terug