Deze historici schrijven nu al de oorlogsgeschiedenis van Syrië

Fernande van Tets
Arabist & politicoloog
Een Syrische vluchteling in Libanon. Foto: Liam Maloney/Hollandse Hoogte

Het einde van de oorlog in Syrië is nog lang niet in zicht. Toch verzamelen verschillende organisaties al bewijsmateriaal voor rechtszaken na de oorlog. Materiaal om niet te vergeten, om beide kanten van het conflict te tonen. Vier portretten van organisaties en hun strijd voor het niet-vergeten.

In de overzichten die verschenen toen de Syrische burgeroorlog zijn vijfde jaar inging, werd steevast verwezen naar de schatten uit de oudheid die tot ruines gebombardeerd zijn. Maar terwijl Syrisch historisch erfgoed wordt intussen ijverig aan een nieuwe geschiedenis geschreven.

Miljoenen documenten, artikelen, socialemediaberichten en video’s legden vast hoe protesten in maart 2011 zijn uitgegroeid tot een regionaal conflict. Een paar organisaties proberen die gigantische lading informatie op te slaan en, zo mogelijk, te categoriseren. In de hoop dat het de samenleving na het conflict zal helpen helen. In de hoop dat deze geschiedenis niet uitgevaagd kan worden.

Wat valt als eerste op? De beelden die het toonaangevendst zijn, zijn niet de gruwelijkheden die de krantenkoppen in het Westen domineren, zoals de rebel die een hart van zijn tegenstander of de bloedige oorlogsdaden van Islamitische Staat. Activisten wijzen juist op de kleinere incidenten die de haat en onvrede tussen Syriërs illustreren.

voor archivaris Amer Mahdi een van zijn belangrijkste archiefstukken. Nadat de vredesonderhandelingen tussen de National Coalition for Syrian Revolutionary and Opposition Forces, een oppositiegroep gesteund door het Westen, en het regime van president Bashar el-Assad op niets uitliepen, drukte de krant in maart 2014 de foto op de voorpagina ondersteboven. De krant drukte zo haar frustratie uit over het gesteggel binnen de coalitie.

‘Dat was heel effectief om de onkunde te illustreren. De onbekwaamheid om het Syrische volk te vertegenwoordigen tijdens de revolutie,’ zegt Mahdi.

Mahdi beheert vanachter zijn laptop in Washington een online krantenarchief. Hij en zijn kleine team van vijf mensen hebben sinds begin 2013 vijfduizend uitgaven van 250 publicaties (merendeels oppositiekranten) gedigitaliseerd. Ongeveer 40 procent van de kranten wordt nog steeds uitgegeven; soms verdwijnt er een om later weer op te duiken.

Mahdi registreert vooral oppositiekranten, omdat die niet vol staan met wat hij ‘regeringspropaganda’ noemt. Hij leerde op school bijvoorbeeld nooit over de massaslachting in Hama in 1982, toen die stad in opstand kwam tegen het regime. Dat moet niet meer kunnen. Hij hoopt dat zijn archief van kranten ooit onderdeel wordt van een museum, zodat iedereen er kennis van kan nemen.

Verder dan vervolging

Het archief kan ook als bewijsmateriaal dienen tijdens rechtszaken ná het conflict. Veel Syrische oppositiepartijen en activisten voorzien hun filmpjes dan ook van locatie en datum. Maar vervolging is slechts een van de stappen die nodig zijn voor de maatschappij om uiteindelijk het conflict te verwerken, zegt Mohammed al Abdallah, directeur van het Syria Justice & Accountability Center, een organisatie in Den Haag en Washington. Zijn organisatie verzamelt lijsten met namen van deserteurs, interviews met ex-gevangenen en documenten die rebellen hebben meegenomen uit overheidsgebouwen. Dat gaat van documenten die aangeven van wie welk huis was, tot de dagelijkse gang van zaken bij veiligheidsinstellingen.

Zijn centrum probeert verder te kijken, legt Abdallah uit. Naar institutionele hervormingen, waarheidscommissies, compensatie voor slachtoffers. ‘Je moet de waarheid vertellen over wat er gebeurd is, want elke partij heeft nu een eigen waarheid.’

Je moet de waarheid vertellen over wat er gebeurd is, want elke partij heeft nu een eigen waarheid

Abdallah’s organisatie heeft nu een database met meer dan 1 miljoen stukken. Als je al het videomateriaal zou afspelen, zou dat langer zou duren dan de vier jaar die de oorlog nu aan de gang is.

Symbolisch voor het conflict vindt hij een filmpje van rebellengroep die vorige week computers en stoelen meenam nadat het een grenspost met Jordanië

Het doet denken aan na een aanval op Homs in 2012, zegt Abdallah. Toen waren het regimesoldaten die Homs leegplunderden, om bewoners hun eigen inboedel terug te verkopen. De markten heetten soennitische markten omdat de koopwaar uit soennitische huizen afkomstig was.

Zijn database maakt het mogelijk de wandaden van alle spelers in het conflict zichtbaar te maken, zegt Abdallah.

Een Syrische vluchteling in Libanon. Foto: Liam Maloney/Hollandse Hoogte

Het gevaar van te veel informatie

Informatie van beide kanten van een conflict bewaren, dat is ook het doel van Zakiratouna, een project geleid door Lokman Slim. Als hoofd van het Umam Documentation en Research Centre in Beiroet, trachtte hij al Samen met de Syrische non-gouvernementele organisatie Etana probeert zijn club nu de gebeurtenissen in Syrië vast te leggen. Wat ze verzamelen strekt van regimekranten die door taxichauffeurs Libanon binnenkomen, tot filmpjes van activisten.

Het project kijkt ook naar de jaren voor het conflict, zoals de periode na het aantreden van Bashar al-Assad in 2000. Toen vond de plaats; intellectuelen kregen de vrijheid om sociale veranderingen aan te kaarten. Tegelijkertijd werd de mobiele telefoon geïntroduceerd. De rol van deze laagdrempelige technologie in het huidige conflict valt niet te onderschatten; veel materiaal is opgenomen met een telefoon, zegt Slim.

Maar al die vastgelegde informatie kan ook een gevaar zijn. ‘Misschien zullen we op een dag spijt hebben dat we de burgeroorlog tot op deze hoogte hebben vastgelegd,’ zegt Slim. Uiteindelijk is dit een burgeroorlog; een conflict tussen buren die het ooit weer met elkaar moeten vinden. Dat is moeilijker als het leed zo minutieus is vastgelegd.

Hij wijst naar een filmpje van rebellen die een Syrische regimesoldaat aan de lijn houden en hem als een hond laten blaffen. ‘Ik vind dit het illustratiefste filmpje van deze oorlog,’ verklaart hij. ‘Wat doe je met deze gigantische hoeveelheid onwaardigheid die de Syriërs elkaar aandoen, naast het geweld? Dit zal de grootste trauma zijn.’

Een Syrische vluchteling in Libanon. Foto: Liam Maloney/Hollandse Hoogte

Het slechte voorbeeld: Libanon

Hoe groot het trauma ook is, uiteindelijk zal er naar het verleden gekeken moeten worden. ‘Anders krijg je een oorlog zonder einde,’ zegt Slim. Dat gebeurde in zijn eigen land, Libanon. Het kent geen publieke herinnering aan de oorlog; er is geen herdenkingsmoment, geen monument. Een amnestiewet uit 1991 veegde alle (mis)daden tijdens de burgeroorlog onder het tapijt.

‘Niemand weet wat er echt gebeurd is; iedereen heeft zijn eigen versie van de gebeurtenissen,’ zegt Mona Hallak, die al bijna twintig jaar probeert een museum over de burgeroorlog op te richten.

De oorlog wordt op scholen niet onderwezen. Een kwart eeuw na het einde van de oorlog zijn de krijgsheren uit die tijd nog steeds aan de macht. ‘We hebben niets geleerd,’ verzucht Hallak, die de mensen wil herinneren hoe vreselijk de oorlog was. Geen daders aanwijzen, maar mensen laten delen in het leed dat hen verenigt.

Zelfs dat is al politiek moeilijk; haar comité wacht al meer dan tien jaar op goedkeuring van de gouverneur, de laatste stap voor het museum open kan gaan. Zelfs al opent de deuren, materiaal blijft een probleem. Dat is het voordeel dat Syrië heeft, zegt Hallak. ‘Er is enorm veel informatie, op YouTube en sociale media. Ze moeten zo veel mogelijk bewaren,’ stelt ze.

Wat er met al die informatie gebeurt, moet na het conflict blijken. ‘In Libanon moesten we graven naar informatie,’ zegt Slim van Zakiratouna. ‘In Syrië zijn ze er zo onder bedolven dat ze zich eruit moeten graven.’

Meer lezen?