Of u deze onderdaan even terug wilt nemen, alstublieft
Deze maand loop ik mee met de Dienst Terugkeer & Vertrek. Die overheidsdienst helpt mensen terug te keren naar hun land van herkomst. Deel 4: het vertrekgesprek.
Het meest tot de verbeelding sprekende onderdeel van elk vertrekproces is natuurlijk de uitzetting zelf. Hoewel de dienst iedere vreemdeling wil bewegen vrijwillig, zelfstandig en dus onbegeleid te vertrekken, gaat het in ongeveer de helft van de gevallen om ‘gedwongen terugkeer’. En daar komt heel wat bij kijken.
Er reizen in zo’n geval vanwege de veiligheid in de lucht tenminste twee marechaussees mee, die de vreemdeling zo ver als mogelijk begeleiden naar het land dat ‘zijn onderdaan terugneemt’, zoals het plechtige jargon luidt.
‘Soms landt het besef dat je in Nederland geen toekomst meer hebt pas in het vliegtuig,’ verzucht een DT&V’er
Indien nodig worden hiervoor zelfs vluchten gecharterd . Kosten noch moeite worden gespaard om de vreemdeling te kunnen uitzetten. En dat gaat niet zelden gepaard met hevig verzet tot aan de gate. ‘Soms landt het besef dat je in Nederland geen toekomst meer hebt pas in het vliegtuig,’ verzucht een DT&V’er. ‘En een enkele keer landt het zelfs dan nog niet.’
‘U bent zélf aan zet’
Het gros van het werk van DT&V lijkt zo op het eerste oog minder spannend dan deze uitzettingen. Meestal zijn de medewerkers vooral bezig met alles wat aan een vertrek voorafgaat. Zo’n traject, van intake tot vertrek, kan jaren duren. Gewapend met dossiermappen zo dik als een encyclopedie gaan de regievoerders van de dienst het ene na het andere vertrekgesprek aan.
Van de kant van de regievoerder verloopt zo’n gesprek in feite telkens hetzelfde. Volgens protocol. ‘U weet neem ik aan waarom we hier zijn? We willen samen de voortgang bespreken van uw activiteiten om Nederland te verlaten. Nee, we hoeven het niet meer te hebben over de vraag of u hier wel of niet mag blijven. Dat is al door de IND beoordeeld. We kunnen samen met u de obstakels op weg naar terugkeer opruimen, maar u bent zélf aan zet.’
Van de kant van de vreemdeling volgt vervolgens doorgaans een breed scala aan argumenten, rookgordijnen en tegenwerpingen. De een kan niet terug, de ander wil niet terug, een derde durft niet. En deze gevoelens lopen regelmatig ook nog eens dwars door elkaar heen.
Vier van zulke gesprekken woon ik bij. Wat me opvalt is dat het in slechts een van deze gevallen om een uitgeprocedeerde asielzoeker gaat. ‘Dat is met afstand het grootste misverstand over ons werk,’ zeggen alle regievoerders die ik spreek als ik hun hier naar vraag. ‘Dat iedereen die hier weg moet direct terug de oorlog in gaat of het risico loopt vervolgd te worden. We hebben allerlei soorten vreemdelingen in onze caseload. Dat zijn lang niet allemaal zogenaamde vluchtelingen, maar ook criminelen die de Nederlandse nationaliteit hebben verloren of mensen die simpelweg nooit een aanvraag hebben ingediend, maar hier wel al jaren verblijven.’
Yousef, uit Algerije
Neem Yousef, een Algerijn die al sinds 1982 in Nederland verblijft. Dit is zijn eerste vertrekgesprek. Een week hiervoor werd hij door de Vreemdelingenpolitie in het detentiecentrum afgeleverd. ‘De enige manier waarop ik terugga,’ zegt hij stellig, ‘is in een kist. Ik ga liever híér dood, dan dat ik dáár moet leven.’ Hij kwam als achttienjarige jongen met zijn ouders en acht broers en zussen naar Nederland. ‘Met al mijn broers en zussen ging het goed in Nederland, maar ik ben zeg maar het zwarte schaap van de familie,’ verzucht hij. Door een verslaving raakte Yousef aan lager wal. Hij vergat toen het kon zijn tijdelijke verblijfsvergunning om te zetten in een permanente vergunning, waarmee hij het Nederlanderschap had kunnen aanvragen. En toen die kans was verlopen, pleegde hij een dusdanig delict dat hij een inreisverbod aan zijn broek kreeg.
‘Met al mijn broers en zussen ging het goed in Nederland, maar ik ben zeg maar het lelijke eendje,’ verzucht hij
‘Dat betekent dat je ongewenst verklaard bent’, licht de regievoerder toe. ‘En wie zo’n stempel eenmaal heeft, kan een legaal verblijf hier in Nederland wel vergeten. Blijf je dan toch, dan is er altijd een kans dat de vreemdelingenpolitie je op het spoor komt, oppakt en in vreemdelingenbewaring zet.’
De regievoerder kondigt aan dat hij de ambassade van Algerije vast zal verzoeken hun onderdaan terug te nemen. Maar zitten ze daar wel te wachten op een veelpleger, die al zijn hele volwassen leven hier verkeert? ‘Natuurlijk niet, maar we hoeven slechts zijn naam en nationaliteit door te geven. Verder niets. Het feit dat hij niet de Nederlandse nationaliteit bezit, maar een onderdaan van Algerije is, moet voor hen voldoende zijn om mee te werken.’
Toch heeft de regievoerder maar weinig grip op hoe het contact met de ambassade precies verloopt. ‘Als de vreemdeling eenmaal meewerkt, bezoeken we samen de ambassade. Wij gaan altijd mee, maar het gesprek tussen de consul en de vreemdeling − de zogenoemde “presentatie” − is een gesprek onder vier ogen. Wat daar besproken is, blijft voor ons geheim. We hebben wel een nagesprek, maar weten het nooit precies.’ Dit blijkt een bron van frustratie voor de regievoerders. ‘Het kan zomaar gebeuren dat de vreemdeling op zijn ambassade een heel ander verhaal ophoudt, waarna die ambassade ineens niet meer mee wil werken aan ons verzoek.’
Als je het niet voor mij doet, doe het dan voor mijn arme moeder. Ze moest direct worden opgenomen in het ziekenhuis toen ze hoorde dat ik de cel in moest
Yousefs pleidooi om terug naar huis te mogen (hij was voor zijn aanhouding net weer ingetrokken bij zijn ouders) wordt steeds wanhopiger. ‘Als je het niet voor mij doet, doe het dan voor mijn arme moeder. Ze moest direct worden opgenomen in het ziekenhuis toen ze hoorde dat ik de cel in moest. Ik ben net weer clean, en nu dit...’
De Algerijn kondigt een hongerstaking aan, en kijkt daarbij hoopvol naar de journalist in de zaal. ‘Dan zul je toch wel over mij schrijven?’ Hij houdt het een kleine week vol. Intussen wacht hij op de behandeling van de beroepszaak die tegen zijn inreisverbod loopt. De regievoerder belooft hem ervoor te zorgen dat hij aanwezig kan zijn, of tenminste vanuit het detentiecentrum kan meekijken in de rechtszaal. ‘Ik acht de kans op een positieve uitspraak voor hem niet zo groot. Een inreisverbod krijg je niet zomaar. Daar zal een rechter niet meteen op terug komen.’
Oleg, de Sovjetrus
Of neem Oleg, een Rus die ook al jaren hier is. Nog steeds is niet duidelijk uit welk deel van de voormalige Sovjet-Unie hij nu precies komt. De regievoerder blikt vooruit op het gesprek dat hij straks gaat voeren. ‘Hij beweert te gaan trouwen met iemand op een ministerie in Oekraïne. Via haar zou hij zou aan een verblijfsvergunning voor dat land kunnen komen. De naam die hij opgaf, heb ik makkelijk kunnen vinden op LinkedIn. Maar of hij echt over de brug komt? Dat zullen we nog zien. We zijn al een tijd in gesprek. De vorige keer was hij ineens een Romazigeuner. Het is elke keer iets anders...’
Tijdens het gesprek draait Oleg inderdaad nogal om de vraag heen. Opnieuw is het hoogst twijfelachtig waar hij precies vandaan komt. En heeft hij eerst en vooral geld nodig voordat hij ergens een ambtenaar kan omkopen. ‘Dat begrijpen jullie niet. Maar zo gaat het daar nu eenmaal.’
Ook dit gesprek eindigt in een patstelling: er verandert feitelijk niets. De vreemdeling hernieuwt zijn beloftes, de regievoerder zijn geduld.
Wahib, uit Pakistan
De gesprekken met Oleg en Youssef vonden in het detentiecentrum plaats. Op het DT&V-kantoor te Hoofddorp woon ik nog twee gesprekken bij. Deze vreemdelingen verblijven in de illegaliteit, en worden geacht vanuit die situatie aan terugkeer te werken. Anders dan Oleg en Youssef hebben ze zelf om bemiddeling gevraagd. Om te beginnen ontmoet Wahib uit Pakistan. Hij durft niet terug naar zijn familie, omdat hij in hun ogen gefaald heeft. ‘Ik wil niet met lege handen terugkomen.’ Voor aanvang van het gesprek heeft de regievoerder goede hoop daadwerkelijk aan terugkeer te kunnen gaan werken. ‘Hij gaf in het vorige gesprek aan wel iets te voelen voor het opstarten van een bedrijfje in de stad waar hij vandaan komt. We willen ervoor zorgen dat hij iets heeft om aan zijn familie te tonen.’
Hij had zijn broer aan de lijn. Die liet hem weten dat hij echt niet hoeft aan te komen zonder geld, en zonder werk
Maar dan wordt de regievoerder gebeld en zinkt hem de moed alsnog in de schoenen. ‘Wahib heeft zich bedacht. Hij had zijn broer aan de lijn. Die liet hem weten dat hij echt niet hoeft aan te komen zonder geld, en zonder werk.’ Inderdaad is zijn voornemen veranderd, blijkt als Wahib even later tegenover de regievoerder plaatsneemt. ‘Ik wil nu naar Spanje. Daar kan ik tenminste werken. Dan spaar ik geld, en ga ik terug als een eervol man.’ De regievoerder probeert hem te wijzen op de consequenties. ‘Als je daar op je paspoort wordt gecontroleerd, sturen ze je weer terug naar Nederland. Want hier zijn je vingerafdrukken nu eenmaal afgenomen. Dan begin je weer van voren af aan.’
Het pleidooi leidt er uiteindelijk toe dat hij belooft nog eens goed over na te denken over zijn plan om naar Spanje te gaan. ‘Wie weet of dat nadenken nog wat oplevert’, zegt de regievoerder als Wahib weer weg is. ‘Hij schermt met berichten dat zijn vrienden nu allemaal in Spanje zitten en aan het werk zijn. Maar als je hem vraagt wie van die vrienden hij echt gesproken heeft, geeft hij niet thuis.’
Galya, uit Rwanda (?)
En dan is er nog Galya, naar eigen zeggen een Rwandese. Ze zegt hemel en aarde te bewegen om een geboortebewijs te versieren. Daarmee zou ze haar ambassade kunnen overtuigen haar als onderdaan te erkennen. En dan kan ze terug. ‘Maar door de oorlog zijn alle archieven verdwenen,’ meldt ze mistroostig aan de regievoerder. Middels foto’s van oude bekenden, die voor haar aan het speuren geslagen zijn, wil ze aantonen dat ze er alles aan heeft gedaan, maar desondanks met geen mogelijkheid kan bewijzen dat ze uit Rwanda komt. De regievoerder kent deze strategie: om in aanmerking te komen voor een buitenschuldverklaring trekken de vreemdeling en haar hulpverleners alles uit de kast om te laten zien dat ze hun best gedaan hebben mee te werken aan hun vertrek.
Zodra haar verhalen concreet moeten worden, is de betreffende ambtenaar uit het dorp ineens te druk of onbereikbaar
‘Ze lijkt oprecht haar best te doen, maar zodra haar verhalen concreet moeten worden, is de betreffende bekende of de lokale ambtenaar ineens te druk of onbereikbaar. Soms bellen we zelfs tijdens ons vertrekgesprek met ambtenaren in Rwanda. Je krijgt dan uitermate vriendelijke mensen aan de lijn, maar er komt nooit iets concreets uit.’
Hij zegt het niet met zoveel woorden, maar het is duidelijk: de regievoerder twijfelt aan de oprechtheid van haar pogingen. Er wordt aan het eind van het gesprek afgesproken door middel van een taalanalyse alsnog haar afkomst vast te stellen. ‘Dan kunnen we daarmee naar haar ambassade. En intussen proberen we haar toch te laten nadenken over terugkeer. Zo koppelen we haar aan een stichting , die haar kan vertellen wat er mogelijk is aan financiële en emotionele ondersteuning.’
Een permanente staat van verwarring
Ieder gesprek is natuurlijk anders. Toch is de rode draad na deze vier gesprekken wel duidelijk. De regievoerder verkeert in een permanente staat van verwarring over wie nu precies wanneer de waarheid spreekt. ‘En dat begrijp ik ergens ook wel’, merkte een van de DT&V’ers met wie ik sprak op. ‘Dat je in zo’n situatie je kansen zo groot mogelijk wil maken, dat begrijp ik. Waar ik geen begrip voor heb, zijn de advocaten en hulpverleners die om die mensen heen staan. Je moet natuurlijk wel eerlijk adviseren, over wat het beste voor iemand is. En dat is echt niet zo lang mogelijk hier blijven.’
Dat is de grootste moeilijkheid die regievoerders in hun werk tegenkomen. Hoe ga je om met iemand, waarvan je niet weet of diegene − al dan niet ingefluisterd door een advocaat of omstander − de waarheid spreekt? De regievoerders geven allemaal hetzelfde weer. ‘Je probeert er met een open houding in te gaan. Onbevooroordeeld te blijven. Telkens weer.’ Toch wisten de regievoerders met wie ik naar een vertrekgesprek ging meestal vrij accuraat te voorspellen wat er in het gesprek zou gebeuren. ‘Meestal voel je van te voren wel aan, hoe de vlag erbij hangt. De knop gaat niet zomaar om bij iemand. Maar zolang we in gesprek blijven, is er een kans dat iemand zich bedenkt en alsnog aan terugkeer gaat werken.’
Gebeurt dit niet, dan valt ook de ruim 3.000 euro aan ondersteuning die er voor een vrijwillig vertrekkende vreemdeling in het verschiet ligt weg. Bij een gedwongen vertrek krijgt de vreemdeling hoogstens vijftig euro mee van de marechaussee, om vanaf de luchthaven door te reizen naar hun bestemming.
DT&V-directeur Rhodia Maas vat het moeizame van het werk van haar medewerkers kernachtig samen. ‘Er is ontzettend veel mogelijk voor de vreemdeling. We kunnen echt van alles voor hun betekenen. Maar of je wel of niet meewerkt, dat is toch echt de verantwoordelijkheid van de vreemdeling zelf. Er zijn er maar weinig die dat beseffen. En dat is best lastig voor ons, bijvoorbeeld als de media weer eens verontwaardigd over ons werk schrijven.’
Namen en nationaliteiten zijn om privacy- en veiligheidsredenen gefingeerd.
In deel 5, het slot, ga ik in op de vraag wat de Nederlandse overheid doet als de ambassade van een land niet meewerkt aan het terugnemen van hun onderdanen.