Thuis ben je waar de doden spelletjes met je spelen
Op Eerste Paasdag bezocht ik het Maagdenhuis, dat toen nog volop bezet was. Men had via Twitter contact met mij gezocht en ik ben geen snob: contact is contact.
Om 18.40 uur zouden wij elkaar ontmoeten in café De Brabantse Aap, niet ver van het Maagdenhuis. Mijn voormalige vriendin zat graag in De Brabantse Aap; ikzelf heb nooit veel liefde voor dat café gevoeld, maar het leek me een neutrale plek om actievoerders te ontmoeten.
Wie mij daar zouden ontmoeten wist ik niet, maar ik zou mijn contactpersoon (of contactpersonen) herkennen aan een rode cirkelzaag, had ik via Twitter te horen gekregen. En inderdaad, een jongeman kwam op mij af, vriendelijk en zo te zien alleszins redelijk. Hij wees naar een tafeltje, daar lag een rode cirkelzaag.
We dronken nog wat. Een meisje voegde zich bij ons. Ik keek naar de zaag.
Ik heb het idee dat mijn dode moeder vrouwen op mij afstuurt
Toen gingen we naar het Maagdenhuis, met zaag en al, waar ik met de deelnemers een tekst van John Coetzee besprak. Het was een genoeglijke ontmoeting, waarna ik met de jongeman die namens de bezetting sprak, en twee van de studenten die college bij me hadden gevolgd toen ik honorary fellow was op de UvA, nog wat Italiaans ging eten. Ook een journaliste die voor Vrij Nederland over de bezetting schreef, voegde zich bij ons.
Het eten en het gezelschap waren aangenaam. Maar ik had later die avond een afspraak met een vrouw in de bar van hotel de l’Europe, kort na het hoofdgerecht moest ik het restaurant verlaten.
Ik heb het idee dat mijn dode moeder vrouwen op mij afstuurt. Zelf heeft ze altijd gedacht dat mijn dode vader lieveheersbeestjes op haar afstuurde. Iedereen heeft zijn eigen fantasieën over de doden. En over de levenden, moet ik daaraan toevoegen.
Tot de vrouw in kwestie had ik ooit toenadering gezocht, op de mij bekende ironische wijze. Toenadering tot andere mensen kun je eigenlijk alleen op ironische wijze zoeken, anders wordt die toenadering het begin van fascisme, in sommige gevallen meer dan alleen het begin.
De vrouw in kwestie was na één of twee mails stilgevallen en de humanist, een ander woord voor ironicus, laat het er dan bij zitten. Maar ze was teruggekeerd, per e-mail, en nu dus ook in het echt. Althans, bijna in het echt.
Ze had geschreven dat ze niet alleen de lobby van hotel de l’Europe wilde binnenwandelen, of ik haar op straat voor het hotel wilde ontmoeten.
Als je dode moeder vrouwen op je afstuurt, moet je niet kieskeurig zijn over de plek waar ze je willen ontmoeten. Ik wachtte dus keurig voor de ingang van hotel de l’Europe op de vrouw. Ze kwam met een taxi en zag er stralend uit.
We bestelden wijn en ik besloot ook nog een grapefruit-meringuetaartje te bestellen; een beetje suiker kan nooit kwaad op Eerste Paasdag.
Het was een uiterst genoeglijke avond.
In de lobby van het hotel stond een kooi met allemaal kuikens. De door mijn dode moeder gestuurde vrouw begon de kuikens te strelen.
Later stuurde ze me nog een mail: ‘Jouw krullen willen aangeraakt worden.’
Ik keek in de spiegel. Wilden mijn krullen aangeraakt worden? Ik wist het niet. Alles was mogelijk.
Na de e-mail over de krullen volgde weer een stilte.
‘Mama,’ zei ik, ‘welke spelletjes speel je toch met mij?’
Maar dat was geen klacht. Thuis ben je waar de doden spelletjes met je spelen.