Dat is summier de strekking van de rechtszaak die actieorganisatie Urgenda samen met negenhonderd mede-eisers tegen de Nederlandse staat heeft aangespannen. Gisteren stonden de advocaten van Urgenda in de rechtbank, zij aan zij met de landsadvocaat die zich moest verweren tegen het verwijt dat de overheid te weinig doet om gevaarlijke klimaatverandering te vermijden.
Volgens de landsadvocaat hoort dit debat niet in de rechtszaal plaats: het is aan de politiek om de verschillende belangen op het gebied van welvaart, veiligheid en klimaat te wegen. Urgenda zegt dat ze met deze zaak geen politiek wil bedrijven: de organisatie vraagt de rechter eenvoudigweg om een klimaatdoelstelling af te dwingen die Nederlandse burgers adequaat beschermt tegen de dreigende klimaatverandering. Doet ze dat niet, dan brengt de overheid Nederlandse burgers in gevaar – en dat is een strafbaar feit.
De overheid argumenteerde dat Nederland al klimaatbeleid voert, dat we meedoen met internationale klimaatonderhandelingen en dat we een Europees emissiehandelssysteem om de uitstoot te reduceren. Volgens Urgenda weet de overheid heel goed dat deze inspanningen onvoldoende zijn om de opwarming van de aarde onder de kritieke grens van 2 graden Celsius te houden.
De argumentatie van Urgenda kreeg vleugels toen een groep vooraanstaande juristen eind maart de Oslo Principes lanceerde. Volgens de juristen zijn overheden nu al aansprakelijk voor de schade die emissies veroorzaken, op basis van aansprakelijkheidsrecht en het mensenrecht op leven en gezondheid. Rechters kunnen worden ingeschakeld om burgers te beschermen tegen hun eigen, nalatige overheden.
Op 24 juni valt het vonnis in de zaak van Urgenda en zal blijken of de Nederlandse rechter in deze redenering meegaat.